metropolis m

Voor wie is het museum? Terwijl bezoekersaantallen jaarlijks toenemen ziet slechts een beperkt publiek zich in de verzamelde kunst gerepresenteerd. In het van Abbemuseum werd een dag gediscussieerd over de pogingen van het museum speciale doelgroepen te bereiken en werd duidelijk dat het ‘inclusieve museum’ nog een lange weg te gaan heeft.

Voor wie is het museum? Hoewel musea een publieke functie beogen, slagen ze daar niet werkelijk in. De noodzaak om het instituut te vernieuwen en open te gooien voor een breder publiek, wordt opnieuw onderstreept door het recent verschenen Mondriaan Fonds-essay van Steven ten Thije. Terwijl bezoekersaantallen jaarlijks toenemen ziet slechts een beperkte groep zich gerepresenteerd (kort door de bocht: hoogopgeleide, blanke babyboomers). Een groot deel van de samenleving valt buiten de boot. Dat kan en moet anders, stelt Van Thije.

In zijn tekst gebruikt Van Thije meermaals het Van Abbemuseum als toonbeeld van de door hem aangedragen koers. Het streven naar ‘inclusiviteit’ staat bij het Van Abbemuseum hoog op de agenda, dat blijkt ook uit hun Special Guests programma. Daarover werd onlangs een symposium georganiseerd.

Het Special Guests programma richt zich specifiek op doelgroepen voor wie de drempel van het museum  het hoogst is. Er worden bijvoorbeeld rondleidingen georganiseerd voor blinden, doven en mensen met alzheimer. Mensen die het huis niet uit kunnen, rijden tegenwoordig door de zalen met een via internet bestuurbare robot. Wat kan een museum deze doelgroepen bieden? En wat is de meerwaarde van een inclusief museum?

De eerste spreker is directeur Charles Esche, beperkt aanwezig, want op een congres in Barcelona. Via een filmpje maakt hij bondig zijn visie duidelijk over het programma. Dat plaatst hij binnen het streven naar een ‘holistisch’ museum dat als een open discussieplatform functioneert voor een gemeenschap zo divers als de samenleving zelf. Een museum dat niet spreekt, maar luistert en gaandeweg de pijnpunten in de maatschappij ontdekt. Hoe? Dat moet blijken, het Special Guests programma is een aanzet.

Het Special Guests programma moet vooral een platform zijn, benadrukt ook coördinator Marleen Hartjes. Terwijl zij vlot het programma bespreekt, benadrukt zij dat het gericht is op het scheppen van de mogelijkheid om kunstwerken zo goed mogelijk te ervaren. Daarvoor worden zoveel mogelijk zintuigen aangesproken, en wordt bovenal een discussie uitgelokt op zaal. De methodes hiervoor worden bij voorkeur niet achter een bureau bedacht, maar ontstaan in samenwerking met de groepen tijdens het bezoek.

Tijdens het ochtendprogramma komen veel praktijkvoorbeelden langs, en geeft zo een breed overzicht van lopende projecten. Zo bespreekt Susan Ferentinos hoe verschillende Amerikaanse musea omgaan met LGBTQ kwesties, en hoe dit een nieuwe blik kan werpen op het historisch narratief, Ferentinos schreef er eerder een boek over.

Abigail Hirsch, kunstenaar en rondleider in onder meer de Royal Acedemy of Arts in Londen, vertelt over haar rondleidingen voor mensen met uiteenlopende verstandelijke en fysieke beperkingen. Zij probeert de communicatie tussen kunstwerk en deelnemer te versterken middels een multisensorische ervaring. Hiervoor gebruikt zij naast pedagogische trucs allerlei objecten, zoals waterkruiken, verbrandde lucifers, schelpen en gedroogde bloemen. Daarmee bootst zij geluiden, texturen en geuren na.

Tijdens de deelsessies na de lunch hoor ik over het ‘Museum voor één Dag’, een programma geïnitieerd door Angela Manders. Verschillende musea stellen hiervoor objecten beschikbaar, deze worden meegenomen naar verzorgingshuizen waar ze door een verteller worden geïntroduceerd aan een groep ouderen. De doelgroep kan vaak zelf moeilijk naar het museum komen, bijvoorbeeld als gevolg van dementie. Zij krijgen een stukje museum thuisbezorgd.

Wat bij Hirsch en Manders opvalt is hoezeer zij zich in bochten moeten wringen om gedaan te krijgen wat ze willen. Hirsch is eindeloos opzoek naar objecten die mee mogen op zaal, Manders is juist volledig afhankelijk van wat musea haar durven uit te lenen. Het streven om objecten open te stellen wordt gedwarsboomd door regels die diezelfde objecten beschermen.

Gaandeweg de dag komt het accent van de gesprekken meer en meer te liggen op de interactie tussen deelnemer en rondleider. Hoewel de speciale programma’s gezien de voorbeelden ontroerende momenten opleveren, bekruipt mij het gevoel dat het museum en zijn collectie uiteindelijk niet veel meer is als het decor van het contact tussen deelnemer en verteller, een hulpmiddel, niet meer. Kan het inclusieve museum niet meer zijn?

Dat hangt in grote mate af van de doelgroep zelf, en die verschillen onderling nogal, zo blijkt ook tijdens de dag. Dementerende bejaarden, blinden en een LGBTQ doelgroepen laten zich niet goed vergelijken, elk vraagt om een compleet andere benadering. De meerwaarde van de programma’s wisselt tussen een leuk dagje uit en een meer fundamenteel geachte esthetische verrijking.

Tijdens het middagprogramma bieden Piet Devos en Gail Dexter Lord een meer theoretisch inzicht, en bespreken het maatschappelijke en politieke belang van ‘inclusiviteit’. Devos, zelf blind, richt zich als literatuurwetenschapper op wat hij de ‘esthetiek van het onvolmaakte’ noemt. Hij stelt dat onze dominante focus op schoonheid en perfectie een inclusieve cultuur onmogelijk maakt. Lichamelijke en geestelijke beperkingen worden hierdoor vaak gezien als ongewoon terwijl ze alomtegenwoordig zijn. Bovendien leiden ze vaak tot technische en thematische vernieuwing. Pas als onze esthetische norm verschuift kan werkelijke inclusiviteit ontstaan.

Dexter Lord beschrijft tot slot hoe de positie van musea verschuift door de groeiende politieke macht van steden. Musea – van oorsprong instituten van hard power – worden hierbinnen instituten die sociale verschillen overbruggen en maatschappelijke cohesie versterken. Dexter Lord beschrijft het museum kortom als een goedkoop en effectief middel van de grootstedelijke politiek.

Dat een museum zich openstelt voor iedereen zou eigenlijk vanzelfsprekend moeten zijn. Inclusiviteit is echter behalve een nobel streven ook een modieuze term. Aan de term kleven tal van maatschappelijke en politieke kwesties. De manier waarop Dexter Lord het museum bespreekt herinnert hieraan. Of het museum in staat is deze kwesties the tackelen is zeer de vraag. Hoever zijn we bereid te gaan in het realiseren van een inclusieve utopie binnen de wanden van het museum, en hoeveel impact heeft dat werkelijk daarbuiten? Die vragen blijven na het symposium nog na-ijlen.

Wanneer het Van Abbemuseumkoor samen met het Nederlands Gebarenkoor de dag afsluit wordt die utopie kort werkelijkheid. Samen zingend, in klank en gebaar, vatten zij de dag in de woorden van een bekende hippie en babyboomer en laten niemand onbewogen:

Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder. Niet zonder ons. 

Fotografie Marcel de Buck, courtesy Van Abbemuseum

 

Het symposium vond plaats op 12.12.2016. Meer over het programma op https://vanabbemuseum.nl/educatie/special-guests/

Floor van Luijk

Recente artikelen