metropolis m

Shuvenai Ashoona en Shary Boyle, ‘Universal Cobra Pussy’, 2011

De watergodin Sedna is in de Inuitmythologie de hoeder van de zee. In het werk van diverse kunstenaars op recente grote tentoonstellingen blijkt dat de figuur bij uitstek geschikt is om de ecologische verstoringen in het oceaanleven, met name in het noordpoolgebied, op een andere manier voor te stellen en te begrijpen. Dat valt bijvoorbeeld te zien in bijgaande tekening van Shuvenai Ashoona en Shary Boyle, die deelnemen aan de berlin biennale in Berlijn.

In het arctische noorden is het verhaal van de watergodin Sedna een van de meest geliefde en geanimeerde mythen uit de Inuitcultuur. Het is geen verrassing dat Sedna een belangrijk figuur is voor deze gemeenschappen die jagen en vissen in open water, want zij is degene die over de zee regeert en zorgt voor overvloed. Maar Sedna is meer dan een culturele fabel; ze is een levendige, hedendaagse actor, vooral voor Inuitkunstenaars die uiting geven aan de verstoringen van het milieu in het noordpoolgebied door klimaatverandering. Sedna verschijnt daarmee op het wereldtoneel met een gevoel voor hoe watermythen dragers zijn voor de mondiale transformaties die invloed hebben op de oceanen en andere waterwegen op aarde.

Sinds de negentiende eeuw prikkelt de mythe van Sedna de verbeelding van antropologen en ontdekkingsreizigers die de vele versies van haar verhaal in Alaska, Groenland, de Northwest Territories en Nunavut in Canada vastlegden. Het verhaal van Sedna culmineert in het ontstaan van zeezoogdieren: de walvissen, narwallen, walrussen en zeehonden waarop de Inuit jagen. Haar mythe vertelt ook iets over de sociale economie van de Inuit. Het verhaal begint met een jonge Sedna die weigert te trouwen en de strijd die ontstaat als haar vader haar probeert te koppelen aan een echtgenoot. Naarmate het verhaal vordert, wordt Sedna’s vader misleid om een huwelijksovereenkomst te sluiten met een man die in het geheim gedeeltelijk een stormvogel is. Hoewel deze man belooft dat hij een succesvolle jager zou zijn en Sedna van voldoende voedsel zou voorzien, ontdekt ze bij haar nieuwe huis de waarheid over deze vogelman: hij is niet alleen geen jager, maar eet enkel vis en zijn huis is bedekt met stinkende vissenhuiden. Als haar vader haar komt opzoeken en ziet hoe ongelukkig zijn dochter is, doodt hij de vogelman en probeerde haar in zijn kajak naar huis te brengen. De twee worden echter aangevallen door een zwerm wraakzuchtige stormvogels. Ze slaan met hun vleugels en maken grote golven in de oceaan, totdat de doodsbange vader Sedna als een offer overboord gooit. Als ze zich aan de rand van de boot vastklampt, snijdt haar vader haar vingers helemaal af tot stompjes. Haar vingers zakken in de oceaan en worden walrussen, zeehonden, narwallen en walvissen.

De etymologie van Sedna’s Groenlandse naam, Aiviliajoq, is terug te voeren op aiv, wat ‘geven’ betekent, iliaq, een ‘tijdelijke bezigheid’, iaq wat ‘overvloed’ betekent en joq ‘iemand die’. Samengevoegd duidt haar naam op ‘iemand die periodiek [seizoensgebonden] tal van nuttige dingen brengt’.1 In moeilijke tijden, wanneer dieren schaars zijn, wordt er gezegd dat Sedna boos is. Een angekok (sjamaan) moet dan veranderen in een vis en afreizen naar de onderwereld in de oceaan waar ze nog steeds woont. De sjamaan moet haar haren schoonmaken en vlechten, omdat ze dat zelf niet kan doen met haar misvormde vingers. De balans tussen de gemeenschap en de zee wordt in stand gehouden door de zorg voor Sedna.

Moeder van de diepte

Terwijl de hedendaagse kunstwereld worstelt met de erfenissen van wereldwijde kolonisatie en de winning van hulpbronnen – waaronder met name klimaatverandering en de symptomen ervan zoals opwarmend oceaanwater, gletsjersmelting, veranderende migratiepatronen van dieren, het uitsterven van dieren en de Europese embargo’s op de industrieën van de Inuit – verschijnt de figuur van Sedna met een speciale kracht. Op de Biënnale van Liverpool in 2012 voerde de Groenlandse kunstenaar Jessie Kleemann de performance Sassuma Arnaa uit, ‘Moeder van de diepte’, een bijnaam van Sedna. Tijdens de performance voerde Kleemann verschillende aspecten van de mythe uit met op de achtergrond de beklijvende zang van Iben Mondrup en geluid van Niels Lynge. Ze bakende de ruimte van de performance af door bekers met zeehondenblubber op te hangen. Vervolgens bewoog ze zich door deze ruimte en door het publiek. Aanvankelijk bedekte ze haar naakte lichaam met wit textiel en kronkelde eronder op zo’n manier dat het leek op de metamorfose van ruwe materie. Uiteindelijk kleedde ze zich uit tot haar ondergoed, waarmee ze refereerde aan de blootstelling, agressie en verlatenheid uit het verhaal van Sedna. Ze nam een glas rode wijn van een toeschouwer en schonk het over zichzelf als verwijzing naar het bloedvergieten. Vervolgens nam ze een handvol ijsblokjes die ze pijnlijk over haar vingers rolde. Ze liet ze op de grond vallen zoals Sedna’s afgesneden vingers. Op deze manier refereerde Kleemann aan het offermechanisme waarop het zeeleven en het levensonderhoud van de Inuit is gebaseerd.

Zoals cultuurtheoreticus Kirsten Thisted betoogt zijn de performances van Jessie Kleemann doordrongen van de ambivalente positie van Groenlanders, die werden gestigmatiseerd door de koloniale blik van de Denen en andere Europeanen die de Inuitpraktijken van jagen en koken minachtten, vooral hun alomtegenwoordige gebruik van de sterk ruikende blubber [het vet onder de huid van onder andere walvissen, red.]. In het postkoloniale tijdperk wordt geprobeerd die koloniale blik uit te wissen en de schoonheid van de Inuitidentiteit te bevestigen, met een interesse in hun drummen, dansen en natuurlijk mythes. Toch komen in de performances van Kleemann ook de complexere gevoelens van schaamte, verlies en minderwaardigheid aan bod: de erfenis van de koloniale kijk op de inheemse afkomst. Haar performances zijn een manier om te laten zien hoe het zeeleven is verweven met de Inuiteconomie, -identiteit en performatieve expressie. Sassuma Arnaa vertelt niet alleen de mythe van Sedna, maar grijpt terug op die mythe omdat die specifiek relevant is voor de strijd voor onafhankelijkheid van de Groenlanders, evenals hun gevoelens van verlatenheid en misvorming die het paternalistische kolonialisme heeft veroorzaakt.

[blockquote]Haar afgesneden vingers zakken in de oceaan en worden walrussen, zeehonden, narwallen en walvissen

Shuvenai Ashoona en Shary Boyle, 'Universal Cobra Pussy', 2011

De figuur van Sedna geeft uiting aan de geleefde impact van klimaatverandering, meer dan wetenschappelijke feiten of economische voorspellingen. Haar mythe illustreert een ideale economie met de zee en een waardensysteem dat haar evenwicht handhaaft. Wanneer Kleemann het verhaal naspeelt, roept ze een originele verstoring van dat evenwicht op, de periodieke behoefte om de vrijgevigheid van haar opgeofferde vingers te beantwoorden. Maar wat ooit een cyclus van mythische opoffering en wederzijdse zorg was, is nu een sterk aangetast waardensysteem. Het lijkt er inderdaad op dat de oceaanonderwereld van Sedna reageert op de hedendaagse hachelijke situatie door fantasieën te genereren die laten zien hoe aangetast het zeeleven is. Sedna’s mythe verandert; haar verhaal is niet meer dat van een jonge vrouw die in het huwelijk wordt gelokt en door haar vader wordt geofferd. In plaats daarvan is zij nu de bewaker van de zee die wordt geconfronteerd met het verraad van zuiderlingen die haar bezetten en haar wateren vervuilen.

Noodlijdende Noordpool

De Inuitkunstenaar Shuvenai Ashoona uit Cape Dorset, Nunavut heeft twee relevante tekeningen gemaakt: Titanic, Nascopie and Noah’s Ark (2008) en Universal Cobra Pussy (2011), een samenwerking met de in Toronto woonachtige kunstenaar Shary Boyle. In de eerste tekening, Titanic, Nascopie and Noah’s Ark, vertelt Ashoona visueel het verhaal van RMS Nascopie, een bevoorradingsschip van de Canadian Hudson’s Bay Company, dat zonk in de ijskoude wateren bij de haven van Cape Dorset, waar het in juli 1947 een onbekend rif raakte. De herinnering aan de gezonken RMS Nascopie leeft nog onder de ouderen en wordt vaak afgebeeld in het werk van verschillende kunstenaars van Ashoona’s generatie in Cape Dorset. Deze mondelinge geschiedenis wordt getranscribeerd en getransformeerd door de hand van Ashoona; ze roept koloniale, Bijbelse en monsterlijke beelden, entiteiten en associaties op. Het schip kan worden geïdentificeerd door de drie namen die op haar stuurboord staan: de Nascopie, de Titanic (ook een schip dat bekendheid verwierf als een Victoriaanse droom die uiteindelijk een catastrofe bleek) en de ark van Noach. Deze laatste verwijzing roept niet alleen het beeld van een wereldwijde vloedgolf op, maar refereert ook aan de klimaatverandering van vandaag. In de tekening verandert de aanwezigheid van mythische dieren het verhaal van de ark van Noach. In plaats van het herbergen van twee van elke soort, lijkt de Nascopie de aanwezigheid te hebben uitgelokt van monsterlijke zeedieren: een reusachtig inktvisachtig wezen met tentakels schuilt in de diepten van het water en valt de Inuitdorpelingen aan die proberen om het voedsel en de goederen van het zinkende schip te halen. Aan de kust gromt een gevleugelde ijsbeer naar de inktvis, terwijl drie jonge welpen uit de nabijgelegen grot rennen. De inktvis verschijnt als een spectrale afgezant van de ijskoude diepte en hoort niet bij de engelachtige arctische dierenwereld, noch bij de koloniale assemblage in de haven, maar bij iets daartussenin. De inktvis is een anarchistisch scharnier tussen de twee, die agressief deze scène samenbindt. Komt de inktvis uit het schip of heeft hij het schip laten zinken vanuit de diepte van de zee? Is het een indicatie van het ongenoegen van Sedna? Achtervolgt het monster de handel in de Poolarchipel als een schuldig geweten, dat regelmatig boven komt drijven en weer wegzakt? Wat wordt weer opgeroepen door Ashoona’s hervertelling van deze geschiedenis?

Universal Cobra Pussy gaat dieper in op de nieuwe verschijning van Sedna en haar mythische wereld als een eigentijdse zorg over de geschiedenis van de kolonialisering van het noordpoolgebied. De eigenaardige titel van de compositie bestaat uit drie termen die losjes slaan op elementen uit de scène, maar ook op de samenwerking met Shary Boyle, bestaande uit freestyling en het naast elkaar plaatsen van vormen om landschappen uit de Inuitmythologie, de Noordpool en de populaire cultuur te creëren. Hun praktijk druist in tegen de ideologische weergave van poollandschappen als een geïsoleerd, onbevolkt maagdelijk gebied dat op mysterieuze wijze wordt blootgesteld aan de atmosferische omstandigheden van klimaatverandering.

In plaats daarvan demystificeert Universal Cobra Pussy de aanwezigheid van kolonisten in het noordpoolgebied. Hier verschijnt Sedna te midden van een gesmolten gletsjerlandschap dat lijkt te zijn omgekeerd. Planeten zweven in overvloed als losse ballonnen boven de scène. Elke planeet is een wereld van blauw water en groen leven. Ze drijven weg waardoor een scène van geweld achterblijft. De horizon van een Arctische bergketen verschijnt in de lucht en hangt ook ondersteboven, zodat de afbakening tussen lucht, land en zee onhelder is. Sedna verschijnt in drievoud (op de voorgrond, in het midden en op de achtergrond); een zeemeermin die op de kust is geklommen. Ze plaatst en verdraait zichzelf in poses die doen denken aan yoga – de cobrapose waarnaar de titel verwijst. Maar deze poses suggereren ook dat ze pijn heeft. Haar misvormde handen verschijnen als zeehondenvinnen die haar lichaam omhoogduwen en de doorbrekende narwallen nabootsen die uit het water opstijgen.

Dit fantastische landschap wordt bevolkt door zwevende symbolen van een noodlijdende Noordpool. Het laat zowel een apocalyptisch einde van de wereld zien, als een wilde verspreiding van een mythische wereld. Het einde van de wereld en de opkomst van het mythische gebeuren binnen één en dezelfde grenzen; grenzen die worden doorgesneden en doorboord door de scherpe elementen die overal verspreid voorkomen: de hoorns van narwallen die zelf zijn doorboord en bloeden op de oever, spinnen met snijtanden, een ulu [multi-inzetbaar mes gebruikt door vrouwen, red.], de tanden van een aal en een overvloed aan hoekige geometrische vormen, zoals sterren, diamanten en schoppen. Ashoona en Boyle nemen de wereld van Sedna als uitgangspunt, maar verminken die met een arsenaal aan scherpe voorwerpen.

Klimaatverandering toont de koude, harde feiten van de wereldwijde toestand: de stijgende temperaturen van de zee, het groeiende aantal dieren dat uitsterft en de verhoogde snelheid van het smelten van de ijskappen. Maar de oorzaken van klimaatverandering en de verwevenheid ervan met koloniale geschiedenissen blijven te midden van deze feiten onzichtbaar. Toch worden de onevenwichtigheden van deze geschiedenis, en vooral de verstoorde balans van het leven in zee, geïllustreerd door Sedna’s mythe in de hedendaagse kunst. In deze vertelling wordt de wereld van de zee op waarde geschat en wordt het herstel van het evenwicht tussen mens en zee geëist. Deze balans moeten we ons onder het teken van Sedna voorstellen.

Uit het Engels vertaald door Loes van Beuningen

 

1 Harriet Newell Wardle, ‘The Sedna Cycle: A Study in Myth Evolution’, American
Anthropologist 2, 1900, p. 570
2 Kirsten Thisted, ‘Blubber Poetics. Emotional Economies and Post-Postcolonial
Identities in Contemporary Greenlandic Art and Literature’, in: Sámi Art and
Aesthetics. Contemporary Perspectives, samengesteld door Svein Aamold, Elin
Haugdal en Ulla Angkjaer Jørgensen, Aarhus Universitetsforlag, 2017, p. 267-297

Amanda Boetzkes

is hoogleraar hedendaagse kunstgeschiedenis en -theorie aan de Universiteit van Guelph

Recente artikelen