metropolis m

Afgelopen vrijdag reikte Hare Majesteit de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst uit aan een bont gezelschap kunstenaars. De winnaars van deze 140ste editie zijn: Marie Civikov, Omar Koubâa, Katja Mater en Navid Nuur, die voor de gelegenheid allemaal ‘schilders’ werden genoemd. In het statige Paleis op de Dam wordt het werk van de winnaars en genomineerden nog tot en met 30 oktober tentoongesteld.

Juryvoorzitter Wilma Sütö opende de feestelijke middag met enkele kritische noten. Niet gericht op de inzendingen voor de prijs, maar wat betreft de teruglopende waardering voor kunst in Nederland. In haar openingswoord blikte Sütö terug op het afgelopen jaar; een roerige tijd voor de schilderkunst. Zij signaleert een hernieuwde, aanhoudende interesse in het historiestuk, zoals blijkt uit recente tentoonstellingen gewijd aan schilderkunst in TENT, het Museum voor Moderne Kunst Arnhem en De Pont. Dit jaar kenmerkt zich ook door de opmerkelijke verkoop van een schilderij van Marlene Dumas door Museum Gouda, tot groot onbegrip van de kunstenaar zelf en terecht nog eens aangehaald door Sütö. Zij sloot haar kunsthistorische betoog over het belang van het genre af met een afkeuring van de opkomst van het marktdenken in de Nederlandse kunstwereld: ‘Wij blijven een volk van dominees en koopmannen, zij het met een steeds grover accent op het kapitaal boven de moraal (…) het land waar de kunst teveel wordt gehekeld en te weinig wordt gekoesterd.’

Net als Sütö benadrukte Koningin Beatrix het actuele belang van de schilderkunst. Zoals ‘fast food’ in de culinaire wereld de tegenhanger ‘slow food’ kreeg, zo ziet Hare Majesteit de schilderkunst graag als een vorm van ‘slow art’. Ook de Koninklijke Prijs zelf, die dit jaar 140 jaar bestaat, is volgens onze Koningin nog altijd relevant. Een mooi detail; de prijs werd 1871 ingevoerd door Koning Willem III naar aanleiding van een bezuiniging. Met deze Koninklijke Subsidie wenste hij eigentijdse kunstenaars te ondersteunen.

De vier winnaars van deze editie vertegenwoordigen allen een andere richting binnen de hedendaagse schilderkunst. Marie Civikov en Omar Koubâa zijn schilders in de meer traditionele zin van het woord. Met haar plastic-fantastic schilderstijl becommentarieert Civikov – toepasselijk gekleed in Andy Warhol jurk – de oppervlakkige uitwassen van de consumptiemaatschappij. Koubâa houdt zich verre van dergelijk figuratieve uitbeeldingen en schildert abstracte, kleurrijke landschappen. Het meest opvallend is de keuze voor Katja Mater en Navid Nuur, die wonderbaarlijk genoeg expliciet ‘schilders’ worden genoemd. Vooral de twee inzendingen van Mater maken indruk. De kunstenaar heeft de verschillende fases van een schilderij-in-wording vastgelegd door middel van fotografie. Haar gesluierde, gelaagde bundeling van het proces toont zij in de vorm van een diptiek en een triptiek, waardoor de werken de sfeer uitdragen van een kostbaar altaarstuk. Nog conceptueler is het werk van Navid Nuur. De kunstenaar, wiens ster immer rijzende lijkt, stuurde twee abstracte, schijnbaar gepixeleerde schilderijen in voor de prijs. Nuur erkent dat zijn kunstenaarschap lastig te benoemen valt. Hij benadert zijn werk juist met een theoretische omweg om uiteindelijk uit te komen op een product, dat in dit geval een schilderij genoemd kan worden. Zijn deelname aan de Koninklijke Prijs was voor Nuur een poging om de jury op een andere manier naar het genre te laten kijken.

Ook onder de genomineerden zijn duidelijke verschillen in schilderstijlen, invalshoeken en kwaliteit te signaleren. De tentoonstelling in het Paleis op de Dam heeft zo voor ieder wat wils, maar biedt ook een inspirerende blik op de mogelijkheden van de hedendaagse schilderkunst.

Anne Ruygt is stagiaire bij Metropolis M

Anne Ruygt

is kunsthistoricus en curator

Recente artikelen