metropolis m

De jaarlijkse monitor van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH) laat zien dat de groei van het aantal vrouwelijk hoogleraren afneemt, terwijl juist een stijging is gewenst.

LEES HIER HET PERSBERICHT VAN LNVH

LNVH MONITOR VROUWELIJKE HOOGLERAREN 2022:
– LAAGSTE GROEIPERCENTAGE VROUWELIJKE HOOGLERAREN IN AFGELOPEN 5 JAAR
– DALING AANDEEL VROUWELIJKE HOOGLERAREN BIJ AANTAL UNIVERSITEITEN
– GROEI AANDEEL VROUWEN IN ACADEMISCH MANAGEMENT
– UITGEBREIDERE MONITORING MAN-VROUWVERDELING INTERNATIONALE STAF

Van mijlpaal naar alarmbel
Het percentage vrouwelijke hoogleraren dat werkzaam is aan de Nederlandse universiteiten bedraagt 26,7%, zo blijkt uit de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2022 die op 8 december door het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH) werd gepresenteerd. Het aandeel vrouwelijke hoogleraren steeg 1,0 procentpunt ten opzichte van het jaar daarvoor, toen het 25,7% bedroeg. In de Monitor 2021 werd de mijlpaal van 1 op de 4 hoogleraren vrouw gevierd. In de Monitor 2022 echter geen mijlpalen, maar alarmbellen. Zo is met 1,0 procentpunt de groei van het percentage vrouwelijke hoogleraren het laagst in 5 jaar. Het zal nog tot 2041 duren voordat er onder hoogleraren een evenredige man-vrouwverdeling zal zijn bereikt. Dit is een jaar later ten opzichte van de prognose van vorig jaar.  

Hoe hoger de functiecategorie, hoe lager het aandeel vrouwen
Van de afstudeerders aan de Nederlandse universiteiten is nog altijd meer dan de helft vrouw (53,4%). Dit percentage nam echter licht af ten opzichte van vorig jaar. Het percentage vrouwelijke promovendi laat een zeer beperkte groei van 0,1 procentpunt zien, en bedraagt nu 44,5%. Ook het aandeel vrouwelijke universitair docenten nam met een magere 0,9 procentpunt toe en is met 44,5% gelijk aan het aandeel vrouwelijke promovendi. Het percentage vrouwelijke universitair hoofddocenten nam daarentegen toe met een opvallende 2,0 procentpunt naar 32,4%. Het aandeel vrouwen neemt daarna verder af naar 26,7% vrouwelijke hoogleraren.

Daling percentage vrouwelijke hoogleraren bij aantal universiteiten   
Tussen ultimo 2020 en ultimo 2021 is een daling te zien van het percentage vrouwelijke hoogleraren bij drie universiteiten. Tien universiteiten laten een beperkte groei zien, en aan een universiteit bleef het aandeel vrouwelijke hoogleraren gelijk. Er zijn dit jaar geen uitschieters met groeipercentages boven de 3 procentpunt zoals dat vorig jaar het geval was. Er zijn ultimo 2021 drie universiteiten de grens van 30% vrouwelijke hoogleraren gepasseerd: de Open Universiteit, de Universiteit Maastricht en de Universiteit Leiden. Vorig jaar waren dit er nog vier. Hoewel het aandeel vrouwelijke hoogleraren er afnam, staat de Open Universiteit net als vorige jaren op de eerste plaats met 40,4%, gevolgd door de Universiteit Maastricht met 35,1%. Hekkensluiter is opnieuw de Technische Universiteit Delft met 17,7% vrouwelijke hoogleraren. Ook daar nam het aandeel vrouwelijke hoogleraren af. Daarmee blijft de TU Delft de enige universiteit die de grens van 20% vrouwelijke hoogleraren nog niet heeft bereikt.

Halen universiteiten hun streefcijfers?      
Begin 2020 verzocht het LNVH de universiteiten streefcijfers voor vrouwelijke hoogleraren op te stellen voor de periode 2020 – 2025. Mochten de streefcijfers behaald worden, dan zal er in 2025 geen enkele universiteit meer een percentage vrouwelijke hoogleraren onder de 25% hebben. Bovendien zal met gemiddeld 31,2% voor het eerst 1 op de 3 hoogleraren vrouw zijn. De realiteit laat zien dat die toekomstige mijlpalen niet zomaar behaald worden. De prognose voor 2025, gebaseerd op de groei ultimo 2020 – ultimo 2021, laat zien dat 9 van de 14 universiteiten in dit tempo hun streefcijfer niet halen. Vorig jaar waren dat er nog 6.

Extra impuls nodig
De streefcijferprognose voor 2025 gebaseerd op de groei ultimo 2016 – ultimo 2021, waarin het effect van de Westerdijk Talent Impuls van 2017 wordt meegenomen, ziet er iets gunstiger uit. Dan zullen 10 van de 14 universiteiten hun gestelde doelen behalen. In de Monitor 2021 waren dit er nog 11; ook hier dus een iets minder gunstig beeld. Het LNVH pleit voor het herpakken van de focus op de doorstroom van vrouwen en roept op te kijken naar extra impulsprogramma’s, sectorbreed of per instelling. Daarbij dient parallel blijvend aandacht te zijn voor benoemingen van vrouwen in de reguliere benoemingsprocedures, willen dergelijke impulsen zich duurzaam doorvertalen in groei.

Vrouwelijke wetenschapper vaker een tijdelijk contract
In alle functiecategorieën bevinden vrouwelijke wetenschappers zich vaker in een tijdelijk contract dan hun mannelijke collega’s. Het verschil is met 4,4% bij de universitair docenten het grootst: 32,8% van de vrouwelijke universitair docenten heeft een tijdelijk contract tegenover 28,4% van de mannelijke universitair docenten.

Vrouwelijk WP geen ‘deeltijdprinses’, wel systematisch lager ingeschaald.  
Vrouwelijke wetenschappers hebben gemiddeld een net iets kleinere contractomvang dan hun mannelijke collega’s. Behalve de vrouwelijke hoogleraren, die hebben met 0,88 fte gemiddeld juist een grotere contractomvang dan de mannen met 0,85 fte. Wat betreft salaris zijn vrouwen gemiddeld systematisch lager ingeschaald dan hun mannelijke collega’s. Het verschil in inschaling tussen vrouwelijke en mannelijke hoogleraren is toegenomen ten opzichte van de vorige Monitor. Voor andere functiecategorieën bleven de verschillen gelijk. 

Totale aandeel wetenschappers met internationale herkomst neemt toe. Aandeel bij vrouwen het grootst.
Nieuw in deze Monitor is de paragraaf over de samenstelling van het wetenschappelijk personeel met betrekking tot herkomst. Daarmee kunnen we inzicht geven in de man-vrouwverdeling onder wetenschappelijk personeel met een internationale achtergrond. Dit levert relevante informatie op, bijvoorbeeld voor het toespitsen van beleid op het gebied van gendergelijkheid.

Bij elke opeenvolgende functiecategorie neemt het aandeel wetenschappers met een Nederlandse herkomst toe. Bij de promovendi is het aandeel met een internationale herkomst 54,1%, bij de hoogleraren is dat 22,5%. In alle functiecategorieën blijkt een groter aandeel vrouwen dan mannen een internationale herkomst te hebben. Bij de hoogleraren is dat verschil tussen vrouwen en mannen het grootst: 29,5% van de vrouwelijke hoogleraren heeft een internationale herkomst tegen 20% bij de mannen. Opvallend, gezien het verschil hierin tussen vrouwen en mannen bij de promovendi minimaal is: 54,2% bij de vrouwelijke promovendi en 54% bij de mannelijke promovendi. Per opeenvolgende functiecategorie zien we zowel bij vrouwen als mannen het aandeel met een internationale herkomst dalen.

Ruime kweekvijver, vol vervangingspotentieel
In de komende jaren dient zich een grote uitstroom aan van mannelijke hoogleraren die met emeritaat gaan; ruimte dus voor het benoemen van vrouwen op deze posities. Meer dan 90% van de uitstromende hoogleraren kan door vrouwelijke universitair hoofddocenten worden vervangen. Door de forse toename in aantal vrouwelijke universitair hoofddocenten is het vervangingspotentieel in 1 jaar tijd toegenomen met maar liefst 13 procentpunt, van 80,9% naar 93,9%.

Vrouwelijke wetenschappers binnen de umc’s     
Het percentage vrouwelijke hoogleraren aan de umc’s is gestegen van 28,0% in 2021 naar 29,7% in 2022. Dat is een groei van 1,7 procentpunt, ten opzichte van 1,6 procentpunt vorig jaar. 6 van de 8 umc’s laten een stijging zien van het percentage vrouwelijke hoogleraren. Alleen bij het Radboudumc en Academisch Medisch Centrum (AMC) is sprake van een daling: van respectievelijk 30,9% naar 29,8% en van 29,2% naar 28,8%. Drie umc’s zijn de 30%-grens inmiddels gepasseerd: Het VUmc, het UMCG en het UMCU. Als hekkensluiter zien we net als vorig jaar het ErasmusMC met 24,2% vrouwelijke hoogleraren.       

Bestuur en toezicht 
In de Colleges van Bestuur van de universiteiten nam het percentage vrouwen toe van 40% naar 42,5%. Er is nog slechts één universiteit met geen enkel vrouwelijke collegelid. In de Raden van Toezicht van de universiteiten daalde het aandeel vrouwen licht naar 47,8%, maar blijft evenredigheid in zicht. Bij de umc’s daalde het aandeel vrouwen onder de leden van de Raden van Bestuur flink en is nu 40% vrouw. In de Raden van Toezicht van de umc’s is dit jaar de evenredigheid bereikt, en is precies 50% vrouw. 3 van de 7 Raden van Toezicht hebben meer vrouwelijke leden dan mannelijke.

Het percentage vrouwelijke decanen aan de Nederlandse universiteiten laat een aanzienlijke stijging zien. Het aandeel nam met 9,6 procentpunt toe naar 29,7%. Bijna 1 op de 3 decanen is nu vrouw. Ook het aandeel vrouwen onder de directeuren onderwijsinstituut steeg aanzienlijk, van 43% naar 53,5%. Bij de directeuren onderzoeksinstituut is 1 op de 4 vrouw. Vrouwen blijven beter vertegenwoordigd in onderwijs dan in onderzoek en integraal management. Gelet op reputatie, gezag en feitelijke invloed van deze rollen, zijn vrouwen sterker vertegenwoordigd in de rollen met minder invloed.

Tot slot
De Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2022 is wederom uitgebreider dan voorgaande edities. Het LVNH is verheugd met het feit dat we dit jaar een verdiepingsslag hebben kunnen geven aan de dataweergave met gegevens met betrekking tot (internationale) herkomst en geslacht.

We spreken onze zorgen uit over de ontwikkelingen die deze Monitor laat zien, en vragen de sector de focus op het behoud van vrouwelijke wetenschappelijk talent te hernieuwen. Het LNVH hecht waarde aan het onderstrepen van het feit dat evenredige representatie niet kan worden bereikt zonder het werken aan een veilig en inclusief academisch werkklimaat. Het LNVH roept de sector dan ook op de inhoud van de Monitor te bestuderen en vervolgens het gesprek te openen over hoe het ervoor staat, wat er beter kan en wat eenieders rol, hoe klein of hoe groot ook, zou kunnen zijn in het creëren van kansengelijkheid, evenredigheid en een veilige en inclusieve academische cultuur waarin gelijke beloning de norm is.

Pieter Duisenberg, voorzitter Universiteiten van Nederland (UNL) in reactie:

“Ik ben blij dat er weer een toename is van vrouwelijke hoogleraren, maar helaas is de toename minder groot dan we zouden willen. We moeten er samen voor zorgen dat we de streefcijfers van 2025 gaan bereiken. Dat is absoluut haalbaar.”

Recente artikelen