metropolis m

Links Ilya en Emilia Kabakov, The Man who Flew Into Space from His Apartment, 1984 en rechts tram in remise Kharkov, maart 2022

De zorg om de hoge gasprijzen en inflatie neemt de aandacht weg van de oorlog die eraan ten grondslag ligt. Lena van Tijen schrijft hoe kunst een ontsnappingsroute biedt, weg uit de wereld waar je in vast zit, maar er ook toe in staat is iedereen aan te spreken op hun solidariteit om ze bij de strijd te betrekken.

De oorlog in Oekraïne duurt nu al acht jaar en zeven maanden, waarvan de laatste maanden voor de rest van Europa prangender lijken dan de jaren ervoor. (Gas)prijsstijgingen en vluchtelingenstromen, de neveneffecten van de Russische inval op 24 februari, zijn nu plots onze problemen. En dat in zo’n mate dat we soms lijken te vergeten dat de daadwerkelijke bommen hier niet landen, dat op ons geen kruisraketten zijn gericht. Afgelopen week nog, tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in de Tweede Kamer, werd de Nederlandse solidariteit meermaals bevraagd. Zo stelde Caroline van der Plas van de BoerBurgerBeweging, in reactie op VVD-fractievoorzitter Sophie Hermans, dat de Nederlandse burger door de politiek geschoffeerd werd. Het betoog van Hermans, evenals dat van enkele andere Kamerleden, begon immers met het bespreken van de situatie in Oekraïne in plaats van onze eigen Nederlandse portemonnee.

Recentelijk zat ik op de bank gedesinteresseerd naar Nieuwsuur te kijken. Tot er een reportage over de herovering van een gebied in Noordoost Oekraïne werd aangekondigd. De reportage toonde beelden uit het dorpje Verbivka. Een clubje opgewekte oudere vrouwen fietst het beeld in: ‘Toen de oorlog begon gingen we allemaal fietsen want de Russen wilden onze auto’s jatten, dus hebben we ze verstopt’, vertelt een van de vrouwen aan verslaggever Gert-Jan Dennekamp. Na zes maanden bezetting werd het dorpje na een korte strijd bevrijd. In een volgend shot laat een man zijn huis zien dat tijdens de gevechten zwaar is getroffen. De camera beweegt door een verwoeste kamer met kaalgeslagen muren om ten slotte in te zoomen op een gigantisch gat in het dak.

Dit beeld riep bij mij een herinnering op aan een tentoonstellingsbezoek dat ik tien jaar eerder aflegde. In mijn eerste jaar aan de kunstacademie bezocht ik met mijn jaargenoten het Van Abbemuseum in Eindhoven. Hier was op dat moment Lissitzky – Kabakov, Utopie en werkelijkheid te zien. In een lange gang onderverdeeld in kleine kabinetjes was The Man who Flew Into Space from His Apartment (1984) van Ilya en Emilia Kabakov te zien. De installatie toont een piepkleine kamer waarvan de muren zijn behangen met Sovjetpropaganda. Tegen de achtermuur staat een onopgemaakt veldbed, daarvoor staan twee stoelen met daarop een plank. Uit de vier hoeken van de kamer komen lange, elastiekachtige touwen met dikke springveren aan ieder uiteinde die zijn bevestigd aan een zitje. Op de vloer staan twee schoenen omringd door pleisterstof en gipsbrokstukken. In het plafond zit een gigantisch gat.

Met deze installatie wilde het echtpaar Kabakov het verhaal vertellen van een man die een toestel bouwt om zichzelf door het plafond van zijn kamer de ruimte in te katapulteren. Het werk gaat over het ontsnappen aan een opgelegde werkelijkheid door heil te zoeken in zelfverzonnen utopie. De man uit het verhaal van de Kabakovs kijkt omhoog, naar de mogelijkheid van een nieuw bestaan, en hij gaat. De man in Verbivka kijkt omlaag naar het de brokstukken op de grond. Tegen de Nederlandse verslaggever zegt hij: ‘Ik heb hier zoveel werk, soms vergeet ik welke dag het is. Dat kunt u zelf ook zien.’

Links Ilya en Emilia Kabakov, The Man who Flew Into Space from His Apartment, 1984 en rechts tram in remise Kharkov, maart 2022

De gelijkenis tussen de kamer van de man in Oekraïne en de installatie die ik in het Van Abbe zag zit hem niet alleen in het gat in het dak maar ook in de (on)mogelijkheid tot ontsnapping. In Verbivka heeft de man zo veel aan zijn hoofd dat hij de dagen niet eens meer van elkaar kan scheiden, laat staan kan fantaseren over hoe hij ze anders zou kunnen doorbrengen. Maar als kunst iets in zich draagt dan is het wel de mogelijkheid om je aan een werkelijkheid te onttrekken of er eentje te betrekken waar je normaalgesproken nooit zou willen zijn.

Waar in februari nog benefietavonden voor Oekraïne georganiseerd werden en iedereen iets wilde doen, iets moest doen, lijkt die noodzaak nu weggezakt. Ergens is het berustend dat kunst zo in een vacuüm kan bestaan, los van de actualiteit. Aan de andere kant zijn sommige kwesties dusdanig nijpend dat er wel degelijk om een reactie wordt gevraagd, ernaar wordt verlangd, ook van de kunsten. Verhalenvertellers, van journalisten tot aan kunstenaars, kunnen ervoor zorgen dat de oorlog op de voorgrond blijft voor mensen die er niet direct bij betrokken zijn. Dit is geen oproep tot protestliederen of geëngageerde kunst van makers die zich verder niet met een dergelijke thematiek bezighouden. Wel is het een oproep aan de instellingen die kunst faciliteren om, zo nu en dan, aandacht te besteden aan dit onderwerp, zoals zij ook in het begin van de Russische inval deden. [1]

Tijdens de pandemie, die nu haast een voorbije crisis lijkt, was het voor de kunstwereld ook moeilijk navigeren. Enerzijds omdat er geen bewegingsruimte was, de musea waren immers allemaal gesloten, anderzijds omdat niemand de onheilspellende ziekte en bijkomende moeilijkheden als iets blijvends wilde beschouwen. Net zo, wordt een oorlog het liefst als iets tijdelijks gezien. De Russische inval lijkt echter vooralsnog niet van voorbijgaande aard. De kunsten kunnen ervoor zorgen dat de situatie in Oekraïne ook in het licht van andere crisissen niet aan zichtbaarheid verliest, door het te blijven noemen, en met name door het te laten zien.  

We maken ons allemaal, zoals mevrouw Van der Plas tijdens haar optreden in de Tweede Kamer al zei, zorgen om onze eigen portemonnee. Vooral in een vakgebied dat exorbitant hard getroffen wordt door de elkaar opvolgende tegenslagen. Daarom juist is het belangrijk om onze solidariteit te blijven tonen. Om naar dat gat in het dak te blijven wijzen in de hoop dat iemand het zal zien of iemand anders erdoor zal kunnen ontspannen.

1 Gelukkig zijn er nog steeds instellingen die zich om de situatie in Oekraïne bekommeren. Zo vertelde Ellen Rutten, hoogleraar slavistiek aan de UvA, in een interview met het NRC over het hulpprogramma dat zij heeft helpen opzetten voor uitgeweken wetenschappers en studenten uit Oekraïne, Wit-Rusland en Rusland. Daarnaast hebben het Nederlands Letterenfonds en het Mondriaan Fonds financiële middelen vrijgemaakt voor Oekraïense makers, biedt het Prins Claus Fonds een ‘Cultural Emergency Response’ programma aan voor de bescherming van cultureel erfgoed, zijn er meerdere residentie-plekken vrijgemaakt voor Oekraïense kunstenaars, onder meer bij BAK, Framer Framed en SEA Foundation, verschijnen er steeds vaker boeken van Oekraïense schrijvers bij Nederlandse uitgeverijen en vinden er tentoonstellingen plaats waarbij Oekraïense kunstenaars centraal staan, zoals de groepstentoonstelling Ukraine: The Path to Freedom bij Noorderlicht. Deze initiatieven zijn belangrijk omdat hiermee Oekraïense makers worden ondersteund met fondsen en residenties maar ook omdat het uitgeven van een boek of het organiseren van een tentoonstelling de zichtbaarheid van de oorlog vergroot en verdere bewustwording bevordert.

Lena van Tijen

is schrijver

Recente artikelen