metropolis m

Lawrence Weiner, Dicht Bij, installatie overzicht
Lawrence Weiner, Dicht Bij, installatie overzicht

In het kader van Former West komt Lawrence Weiner in zijn tentoonstelling DICHT BIJ in BAK tot opmerkelijk kritische uitspraken over het Westerse kapitalistische systeem.

Het gaat niet erom wie de beste roereieren maakt, maar om het verlangen uitstekende roereieren te kunnen maken. Met deze flamboyante – maar ook wel seksistische – metafoor begon Lawrence Weiner zijn conversatie met Ann Goldstein, de nieuwe directrice van het Stedelijk Museum in Amsterdam, afgelopen 23 januari in Bak (Basis voor Actuele Kunst) in Utrecht. Weiner was hier te gast vanwege de opening van zijn tentoonstelling die nog tot 28 maart loopt. DICHT BIJ is onderdeel van het langlopende, veelzijdige programma Former West, dat een samenwerkingsproject is met het Van Abbemuseum in Eindhoven en nog door zal gaan tot 2013. Dit programma, waarin de ineenstorting van de bipolaire wereld in 1989 als historische cesuur wordt gehanteerd, bevat symposia, workshops en onderzoekstentoonstellingen op verschillende locaties. DICHT BIJ is de eerste tentoonstelling in dit kader.

De titel is een opsplitsing van het woord ‘dichtbij’, dat volgens de kunstenaar een typisch Nederlands woord is. Het betekent niet hetzelfde als ‘in der Nähe’ in het Duits of ‘close by’ in het Engels. In tegenstelling tot de Duitse of Engelse vertaling waarin naast een ruimtelijke significatie ook een tussenmenselijke verhouding wordt aangeduid, staat dit Nederlandse woord uitsluitend voor een kleine afstand tot een object. Het is Weiner klaarblijkelijk te doen om de relatie tot objecten te benadrukken. Hierin blijft hij zijn bekende stelling trouw dat in het werk ‘de relatie van mensen tot objecten en van objecten tot objecten in relatie tot mensen’ cruciaal is. Maar <strong><em>DICHT BIJ</em></strong> moet ook begrepen worden als intentie om de kunst op scherp te stellen binnen het paradigma van de mondialisering. 

De sous-chef

Lawrence Weiner, Dicht Bij, installatie overzicht
Weiner relateerde zijn uitspraak over het eierengerecht aan een oplagewerk dat hij ter gelegenheid van de tentoonstelling produceerde en dat voor acht euro te koop is. Dit multipel is een ontwerp van een soort hoofddeksel dat het midden houdt tussen een koksmuts en een matrozenpet voorzien van een hoedenlint waarop de repeterende tekst <strong>‘DICHT BIJ DICHT BIJ DICHT BIJ [...]’</strong> staat afgedrukt. Door een accessoire van een zekere arbeider of ambachtsman voor een luttel bedrag te verspreiden maakt hij een statement. Over dit hoofddeksel wil Weiner kwijt dat deze niet bedoeld is voor een chef-kok, maar expliciet voor een sous-chef. In een anekdote over een Parijse topkeuken uit zijn jeugd maakt hij zijn overtuiging duidelijk dat ook een leerling-kok uitstekend werk kan verrichten als hij de gelegenheid krijgt te doen waar hij goed in is. Het gaat hem niet om de status van de maker, maar om de kwaliteit van het werk. 
Weiner komt in zijn gesprek vaak terug op de gedrevenheid ‘iets’ op een eerlijke manier waardigheid te geven, zoals het werk van de leerling-kok dat hij vergelijkt met de inzet van de kunstenaar. In dit gesprek benadrukt hij de kwaliteit van ambachtelijk handelen en ziet het maken als een vorm van reflecteren. Hij roemt de inzet van de vakman en stelt deze gelijk met het handelen van een kunstenaar. Zijn betoog heeft in die zin dan ook grote raakvlakken met<em> The Craftsman</em> (2008) van Richard Sennett waarin de toewijding van de ambachtsman aan zijn werk als remedie voor het falende kapitalisme wordt voorgesteld. Waar de socioloog Sennett zich in zijn boek beperkt tot een arbeidsmoraal en daarmee uiteindelijk bij een relatie tussen mensen blijft, benadrukt Weiner de verhouding tussen subject en object. Het maken van dingen of het maken van kunst, zo benadrukt hij, is een manier om de wereld te begrijpen. 

Weiner reageert in zijn conversatie met Goldstein op verschijnselen van de mondialisering en maakt duidelijk dat zijn recente werk vanuit een kritische houding is ontstaan. In het kader van <em>Former West</em> realiseerde hij op verzoek van directrice Maria Hlavajova voor de tentoonstelling in Bak nieuwe werken. Op de muren van de benedenruimte staat vis-à-vis de Nederlandse en Engelse tekst <strong>‘VOORTGEBRACHT DOOR DE RESONANTIE VAN EEN DISSONANTIE/DICHT BIJ/BROUGHT FORTH BY THE RESONANCE OF A DISSONANCE/DICHT BIJ’</strong>. De woorden resonantie en dissonantie refereren in het dagelijks taalgebruik aan een immateriële verschijningsvorm, maar door resonantie en dissonantie te verbinden aan een ruimtelijke significatie krijgen de woorden een natuurkundige connotatie. In deze bètawetenschap wordt van resonantie gesproken bij contact tussen twee materiën met dezelfde eigenfrequentie en van dissonantie bij een botsing tussen materiën met verschillende eigenfrequenties. Zo bezien onderstreept Weiner in dit taalgebruik dat immateriële eigenschappen altijd een oorsprong vinden in materie. Het werk valt dan ook te interpreteren als een kritische respons op de mondiale ontwikkeling waarin ruimtelijke afstanden worden genegeerd en bovenal immateriële zaken floreren.

Humpty Dumpty

Lawrence Weiner, Dicht Bij, installatie overzicht
In de ruimte van de bovenverdieping zijn twee werken aangebracht die min of meer als voorstudies voor het werk in de benedenzaal kunnen worden beschouwd. Op een muur is een schema geconstrueerd van een hiërarchische wereldorde: <strong>‘OP HET OP/OP HET BOVEN OP/OP HET BENEDEN OP/ON THE UP/ON THE ABOVE UP/ON THE BELOW UP’</strong>. Deze tekst refereert aan een dialectiek waarin de machtsverschillen tussen de onder- en bovenklasse tot uitdrukking komt in een op het eerste gezicht nogal statisch model. De twee andere muren van de bovenruimte worden in beslag genomen door vier opgeblazen handgeschreven schetsen. Op de laatste schets van de vier wordt het conflict tussen klassen letterlijk ingevoegd in het populaire Engelstalige rijmpje: ‘Humpty Dumpty sat on a wall/Humpty Dumpty had a great fall/All the king’s horses/And all the king’s men/Couldn't put Humpty together again.’ Alleen het tweede deel van dit rijmpje is weergegeven. 
Het eerste deel heeft Weiner vervangen door <strong>‘AT THE MOMENT OF CONTACT/THE DIALECTIC IS NO LONGER VIABLE [HUMPTY DUMPTY...]’</strong>. Deze cryptische zinsdelen geven ruimte voor interpretatie, maar in relatie tot de ongeschreven eerste regels van het bekende gedicht kan hij eigenlijk alleen doelen op de systeemcrisis van het postindustriële kapitalisme: ‘Humpty Dumpty sat on a wall/Humpty Dumpty had a great fall.’ De persoon in kwestie wordt doorgaans als een aangekleed eipoppetje weergegeven. Uit het werk in de bovenruimte blijkt dat de beeldspraak van de gebroken en gehutselde eieren, niet alleen te maken hebben met de sous-chef, maar ook met de metaforische val van Humpty Dumpty. Deze werken in ogenschouw genomen wordt des te duidelijker dat Weiner in bedekte termen tot vlijmscherpe politieke uitspraken komt. Door tijdens de conversatie met Goldstein te stellen dat een onderverdeling van de wereld in het Westen, Oosten, Zuiden en Noorden achterhaald is, komt Weiner anno 2010 ook tot de conclusie dat het primaat van het Westen niet meer te verdedigen is.

Het kan verhelderd zijn om hier ook op John Perreault te wijzen die al in 1971 een verband tussen conceptuele kunst en mondiale, postindustriële ontwikkelingen durfde te leggen. Perreault stelde in The Village Voice de cruciale retorische vraag: ‘Is it so surprising that in a time when postindustrial ephemeralization is rampant, when information bits are speedier and more important than heavy matter or face-to-face contact, when we are bombarded with message units, when time is so precious it almost has to become a substance, when space is at premium, when history forces us to dematerialize, that artists everywhere should come up with Conceptual Art? Conceptual Art is a symptom of globalism and it is the first really international art style.’ Het is dus op zijn zachts gezegd opmerkelijk dat een sleutelfiguur van de vroege conceptuele kunst tot deze kritische uitspraken over het Westerse primaat komt. 

Weiner is immers de geschiedenis ingegaan met zijn <em>Declaration of Intent </em>(1968) dat door Benjamin Buchloh in de jaren 80 als het basisprincipe voor de postmoderne esthetiek werd bestempeld: <strong>‘1.The artist may construct the piece/2.The piece may be fabricated/3.The piece need not to be built/Each being equal and consistent with the intent of the artist the decision as to condition rests with the receiver upon the occasion of receivership.’</strong> Volgens Buchloh ontkrachtte hij de vooronderstelling dat de betekenis van een werk aan een bepaalde materiële vorm gebonden is. Of anders gesteld, benadrukte Weiner in zijn werk het objectkarakter van iets immaterieels. Door deze benadering wist hij eind jaren 60 een opkomend tijdperk in beeld te brengen en maakte hij met zijn onweerlegbare stellingen het postindustriële tijdperk in de beeldende kunst tot een feit. 

 Het bijzondere van de tentoonstelling in Bak is dat Weiner met subtiele details erop duidt dat vier decennia later de parameters opnieuw zijn verschoven. Meer dan hij tot nu toe heeft gedaan, legt hij een nadruk op de materiële basis van immateriële dingen. Indirect plaatst hij misschien dan ook een voetnoot bij zijn eigen vroege werken. De tentoonstelling in Bak en de conversatie met Goldstein geven in ieder geval blijk van zijn bereidheid om zich in het actuele debat van<em> Former West</em> te mengen. 

DICHT BIJ loopt nog tot 28 maart 2010 in Basis voor Actuele Kunst (BAK), Lange Nieuwstraat 4, 3501 DG Utrecht (030/231.61.25; www.bak-utrecht.nl.

Leen Bedaux

Recente artikelen