metropolis m

Masker uit de verzameling van Tony Jorissen

De belangstelling voor Afrika zit in de lift, zo bewijzen Venetië en Art Basel. Met de interesse in Afrika bloeit ook een oude discussie op. Hoe om te gaan met etnografische objecten? In Marres is er een tentoonstelling aan gewijd.

The Collector: Il faut que le masque ait dansé in Marres is de derde en laatste tentoonstelling in de serie rondom de verzamelaar. Sophie Berrebi, docent aan de Universiteit van Amsterdam, is de curator. De door haar samengestelde tentoonstelling combineert de verzameling maskers en andere objecten uit Congo van de Belgische verzamelaar Tony Jorissen met het werk van enkele westerse kunstenaars.

Bij het presenteren van niet-westerse kunst is de context een veel voorkomend vraagstuk. Hoe presenteer je zo’n object, dat zowel een documentaire betekenis heeft en soms sporen vertoont van het ritueel waar het voor gebruikt is, in een westers museum? Of in een westers interieur? En wat voor betekenis krijgt het object dan? In de tentoonstelling wordt deze problematiek in vier verschillende presentatiemodellen aan de orde gesteld met de thema’s ritueel, associatie, geschiedenis en kijken.

24 European Ethnographic Museums (2010) van Sara van der Heide is opgenomen in het thema ‘ritueel’. Het werk toont, zoals de titel al aangeeft, 24 namen van Europese etnografische musea. Naast ‘etnografisch’ worden in de titels ook veel andere termen gebruikt: l’homme, volkenkunde, oriental, wereld, tropen. Het biedt een treffend overzicht van de westerse zoektocht naar de juiste terminologie, onze behoefte de objecten een plaats te geven, een label. Waar de door Van der Heide genoemde musea de oorsprong van hun objecten willen verwoorden, worden in Marres in de ruimte maskers uit de verzameling getoond als in een westers museum voor moderne kunst: op een sokkel en met een spotje erop.

Binnen het hierop volgende thema ‘associatie’ wordt meteen een scherp contrast gesteld, en wordt een deel van de verzameling een heel andere context geboden. De objecten bevinden zich in een modern interieur uit de vroegen jaren zestig. Een selectie kleinere objecten staat opgesteld in vitrinekasten op enkele meubels en op de glazen tafel ligt een catalogus. Het toont hoe de objecten kunnen verworden tot een decoratieve stijl, waarbij ze enkel op formele gronden zijn geselecteerd en geplaatst.

In Object ID (2012) van Pauline M’Barek worden 55 vragen over een (etnografisch) object gesteld. Zowel formele als meer sociologische en historische vragen over het object verschijnen op de muur, naast een Pende masker uit de verzameling. Het werk is treffend, maar zeker niet vernieuwend: het laat op vrij eenduidige wijze zien dat ieder object uit een bepaalde artistieke en sociale context voortkomt. Les Statues Meurent Aussi (1953) van Chris Marker en Alain Resnais is in vergelijking veel scherper. Zij bekritiseren de toe-eigening van Afrikaanse kunst door westerse musea.

Hoewel voor de gevarieerde bijna educatieve aanpak veel te zeggen valt, heb ik ook moeite met de tentoonstelling. De keuze voor dit onderwerp is even gedurfd als afgezaagd. Er is zoveel discussie geweest rondom het verzamelen en presenteren van niet-westerse objecten, dat het zichtbaar moeilijk is als curator een nieuwe invalshoek te kiezen. Dat het zestig jaar oude werk van Marker en Resnais in Marres moeiteloos in de tentoonstelling past – en misschien wel het meest kritische werk van allemaal is – is naar mijn idee veelzeggend. Waarmee niet is gezegd dat het onderwerp niet meer relevant is. Een werk als dat van Van der Heide laat zien dat de discussie rondom niet-westerse kunst nog steeds gevoerd moet worden.

The Collector: Il faut que le masque ait dansé
Marres, Maastricht

16 juni – 18 augustus, 2013

Sanneke Huisman

Recente artikelen