metropolis m

Grote inspirator van Mark Leckey, de voormalig winnaar van de Turner Prize die momenteel een grote solotentoonstelling heeft bij WIELS in Brussel, is de Amerikaanse auteur Erik Davis, de woordvoerder van het technopaganisme. Een verkenning van de relatie tussen mystiek, occultisme, magie en informatietechnologie, en de toekomst ervan.

De premoderne mens betrad het woud en voelde zich onderdeel van een levende wereld. Bergen bezaten, net als rivieren of dieren, een geest. Dit animistische wereldbeeld werd als heidens bijgeloof door de strenge hand van het christendom en de moderniteit terzijde geschoven. Achteraf gezien heeft deze ontzielde periode vrij kort geduurd. Al in de negentiende eeuw bloeide animisme op als onderdeel van de paganistische subculturen die zich afzetten tegen de kerk en industriële revolutie. In noordelijke delen van Europa – IJsland, Finland, Zweden, het Duitsland boven de Rijn – had de kerstening toch al laat doorgezet, en werd vaak met tegenzin en behulp van culturele syntheses geaccepteerd.

Eind negentiende eeuw kwamen nudisme, macrobiotiek, vegetarisme, zonneverering en ecologie op, binnen een subcultuur van wandelaars die verbinding zochten met de natuur. Rond de eeuwwisseling zou een aantal Duitse immigranten voorzichtig neopaganistische ideeën propageren in de Verenigde Staten. Uiteindelijk zou dit nergens zo sterk wortel schieten als in Californië. Voor de paganist met een langetermijnblik zijn de hippies uit de jaren zestig waarschijnlijk niet meer dan een commerciële veramerikanisering van een veelzijdige levensstijl die al langer in de Westerse wereld aanwezig was.

Animistische kijk op technologie

De meest vooruitziende hippies stortten zich begin jaren zeventig om verschillende redenen op de computer. Er vond een essentiële verschuiving plaats: technologie, in de paganistische bewegingen steevast gezien als een onnatuurlijke invasie van Eden, werd volledig omarmd. In de literaire bestseller Zen and the Art of Motorcycle Maintenance (1974) vat Robert Pirsig de animistische kijk op technologie samen: ‘The Buddha, the Godhead, resides quite as comfortably in the circuits of a digital computer or the gears of a cycle transmission as he does at the top of a mountain or in the petals of a flower.’ Het technopaganisme is geboren.

Die term zou overigens pas twintig jaar later worden gelanceerd in een artikel in Wired, het visionaire tijdschrift van de Californische computerwereld.1 De auteur Erik Davis beschrijft hierin de staat van het ‘neopaganisme’, dat zich op vele manieren heeft aangepast aan de jonge wereld van het internet. Niet alleen weten de paganisten elkaar snel in allerlei nieuwsgroepen te vinden, het is de magie van cyberspace die velen fascineert.

Het artikel ademt een bepaalde new age-knulligheid die Davis drie jaar later bijna compleet heeft laten varen in zijn boek Techgnosis (1998), een uitputtende studie naar de relatie tussen mystiek, occultisme, magie en informatietechnologie. Daarin verankert Davis zijn betoog met twee interessante teksten. Als overkoepelend theoretisch kader gebruikt hij Bruno Latours inzicht in Nous n’avons jamais été modernes (1991). Het modernisme zou een strenge scheiding tussen natuur en cultuur hanteren. Latours tegendraadse stelling is dat deze Grote Scheiding nooit waterdicht is geweest. Er is met de opkomst van de technologie, en de bijpassende communicatieve verbondenheid van samenlevingen, een gebied ontstaan waarin ook natuur en cultuur elkaar overlappen. We zijn als het ware weer premodern geworden, met dit verschil: onze leefwereld is doorweven geraakt met technologie. Vol verve verkent Davis het gebied waar mythologie en technologie elkaar ontmoeten, ritueel en popcultuur samensmelten, wetenschap en magie in elkaar vouwen. Met als onvermijdelijke consequentie dat technologie bezield raakt. Het was sciencefictionschrijver Philip K. Dick die hier in 1972 de implicaties van voorzag: ‘(…) our environment, and I mean our man-made world of machines, artificial constructs, computers, electronic systems, interlinking homeostatic components – all this is in fact beginning more and more to possess what the (…) primitive sees in his environment: animation. In a very real sense our environment is becoming alive, or at least quasi-alive…’2

Zowel Latours theorie als het citaat van Dick keren terug in The Thing is Alive, een tekst die Davis in 2013 schreef voor de catalogus van de tentoonstelling The Universal Addressability of Dumb Things van Mark Leckey in Nottingham.3 In de tekst verbindt Davis de verzameling ogenschijnlijk ongerelateerde objecten die Leckey tentoonstelt aan het vroegmoderne fenomeen van de Wunderkammer, verzamelingen van vreemde, mooie of intrigerende voorwerpen die als een soort privémuseum functioneerden. Net als Leckeys assemblage zijn dit collecties die geen uitleg van bovenaf behoeven maar bedoeld zijn om een persoonlijke relatie mee aan te gaan. In die zin is de tentoonstelling een materialisatie van een praktijk die dagelijks op websites als Tumblr en Pinterest plaatsvindt. Even geduldig als doelloos verzamelen miljoenen gebruikers in deze digitale Wunderkammer foto’s, video’s, animaties, muziek, recepten en citaten, soms aan de hand van een thema, maar meestal als een voor iedereen toegankelijke collectie van dingen die men gewoonweg mooi vindt.

De levende omgeving die Dick voorzag is zeer actueel. Automatisering vormt een van de belangrijkste vraagstukken van de afgelopen decennia. Op economisch niveau concentreert zich dit rond de vraag hoe radicaal automatisering arbeid zal veranderen of zelfs overbodig zal maken. Op meer filosofisch niveau worstelt men met de vraag of machines bewustzijn kunnen bezitten, en zo ja of dit wel wenselijk is. De term die in dit verband enorm aan populariteit heeft gewonnen is de Singularity. Dit begrip, dat door de sciencefictionschrijver Vernon Vinge werd geïntroduceerd, duidt een moment aan waarop artificiële intelligentie het menselijk begrip voorbijstreeft en autonoom gaat functioneren.4 Over de voordelen en gevaren van artificiële intelligentie, en de vraag of het überhaupt mogelijk is en wanneer, wordt veel gediscussieerd. Het is ook een onderwerp dat snel tot de populaire cultuur is doorgedrongen, met name door de Terminator-films, Blade Runner (1982) en The Animatrix collectie (2003) waarin verschillende scenario’s richting een Singularity aan bod kwamen.

Voor Dicks quasilevende omgeving is bewustzijn van de machine echter geen voorwaarde. Menselijke empathie met machines is al genoeg om ze tot leven te wekken.5 Dit werpt ethische vragen op, want met de levende machine is een nieuwe slaaf geboren. Hoe gaan wij hiermee om? Welke status krijgen machines? Krijgen robots die op mensen lijken andere rechten dan abstractere of lelijke machines? Voor sommigen is speculatie over de toekomst onnodig omdat het proces van een levende technologie allang in gang is gezet. Een recent voorbeeld is het algoritme dat de uitbraak van Ebola eerder herkende dan mensen.6 Volgens deze zienswijze wordt de Singularity als omslagpunt vaak als te dramatisch beschouwd en heeft men het liever over een langzame verschuiving naar een leefwereld waarin technologie en mens nieuwe relaties aangaan.

Maar er bestaat een tweede levend technologisch landschap. Ten tijde van de verschijning van Techgnosis waren veel technopaganisten geïnteresseerd in de mogelijkheden van cyberspace en virtual reality, een driedimensionale representatie van data waarin het bewustzijn zich zou kunnen manifesteren. Tot voor kort leek de ontwikkeling van virtual reality te stagneren, slechts verworden tot een nostalgische droom. De laatste tijd is virtual reality dankzij de ontwikkeling van vooral de Oculus Rift-bril echter terug in de belangstelling. Zonder twijfel zal door games gedreven virtual reality leiden tot een opleving van technopaganisme. Games zijn sowieso altijd een goede geleider van mythologie en archetypen geweest.

De virtuele ruimte betreden is een fascinerende ervaring die veel vragen oproept. De status van het object zal bijvoorbeeld radicaal veranderen. Want wat gebeurt er wanneer men in virtual reality een toverzwaard vasthoudt? Waar bevindt het zich? Als een combinatie van enen en nullen kopieert het zichzelf naar verschillende harddisks, terwijl het zich tegelijkertijd via elektronische signalen manifesteert als lichtpunten die door de ogen worden opgevangen en in de hersenen worden herkend als toverzwaard. Een ander signaal zal door middel van handschoenen druk uitoefenen op de tastzin van de speler en doen aanvoelen alsof deze een zwaard vasthoudt. Binnen het spel krijgt het toverzwaard bovendien een bepaalde symbolische waarde toebedeeld. Het virtuele object wordt een levend object.

De beeldend kunstenaar moet al bijna veertig jaar opboksen tegen de esthetische innovaties van gamedesigners en, in hun voetsporen, makers van special-effects. Een eenvoudige reactie is dat de kunst moet leren van het digitale domein, waarbij Safe Society (2003) van Martin Le Chevallier als voorbeeld kan dienen. Een pessimistischere conclusie is dat de beeldende kunst in alles behalve naam al naar dit domein is verschoven. Leckey lijkt dit in ieder geval door te hebben, en tracht het voorwerp te virtualiseren. Met vooruitziende blik is een deel van The Universal Addressability of Dumb Things aan de digitale toekomst gewijd, en was vorig jaar op de Biënnale van Venetië een film te zien met beelden van computergescande objecten uit de tentoonstelling. Het vormt een verkennende stap richting een mysterieus domein waarvan enkel de eerste contouren zijn te ontwaren. De flikkering van onze beeldschermen zijn de nieuwsgierige ogen die voorheen vanuit het woud de mens bekeken.

Omar Muñoz-Cremers is socioloog

Mark Leckey, Wiels

26.09.2014 t/m 11.01.2015

1 Technopagans’ in Wired, juli 1995

2 Philip K. Dick – ‘The Android and the Human’ in The Shifting Realities of Philip K. Dick: Selected Literary and Philosophical Writings (1996)

3 De La Warr Pavilion, Bexhill, 13 juli – 20 oktober 2013.

4 Vernon Vinge, ‘The Coming Technological Singularity’(1993)

5 Zie het eerste deel van Sherry Turkle – Alone Together: Why We Expect More from Technology and Less from Each Other (2011)

6 John Paul Titlow – ‘How This Algorithm Detected The Ebola Outbreak Before Humans Could’ http://www.fastcolabs.com/3034346/how-this-algorithm-detected-the-ebola-outbreak-before-humans-could

Omar Muñoz-Cremers

is schrijver en socioloog

Recente artikelen