metropolis m

Zizek links en Badiou rechts

Alain Badiou, van wie onlangs teksten over esthetiek naar het Nederlands zijn vertaald, ziet een bijzondere overeenkomst tussen politiek en kunst. Beide leiden ons uit een status-quo. De auteurs en samenstellers van de bundel over Alain Badiou: Inesthetiek, filosofie, kunst, politiek (Octavo Publicaties, Amsterdam 2012) geven een korte inleiding in zijn esthetische denken. DIT ARTIKEL IS GEPUBLICEERD IN METROPOLIS M Nr 6-2012

Het eerste kabinet Rutte betekende de politieke coming of age van de Nederlandse kunstwereld. De radeloosheid die volgde op Halbe Zijlstra’s ‘niemand is veilig’ legde bloot hoezeer de Nederlandse kunstwereld verknoopt is geraakt met de beschermende vanzelfsprekendheid van de sociaaldemocratische visie op de rol van de kunst. Rutte-I maakte pijnlijk duidelijk dat die visie allang was uitgehold door een generatie politici die het sociaaldemocratische ideaal in de euforische jaren na de val van de Muur opofferden aan het marktdenken. Kunst als beschavingsmiddel voor de massa’s werd vervangen door kunst als economisch glijmiddel. De ‘schreeuw om cultuur’ en de ‘mars der beschaving’ toonden dat het verzet tegen de bezuinigingen louter de verdediging van het eigenbelang inhield, en dat een 21ste-eeuwse taal om de kunst te verdedigen nog uitgevonden moet worden. Wat rest is dagdromen over het herwinnen van ‘draagvlak’, wat democratisch klinkt, maar niet verlet laat dat de term is bedacht om juist de almacht van de markt te rechtvaardigen.

Of toch niet: wat we de afgelopen twee jaar óók zagen, was de politisering in sneltreinvaart van Nederlandse kunst en kunstenaars. Boijmans Bezet was Occupy Wall Street drie maanden voor, het aantal ‘politieke’ tentoonstellingen, manifestaties, tijdschriftspecials en symposia is niet te overzien. Dit maakt de zaken er niet eenvoudiger op. Waaruit bestaat de verknoping tussen kunst en politiek? Kan zij iets anders zijn dan de illustratie van een politiek program, of verheven eigenbelang? Hoe vertegenwoordigt men kunst wanneer de geijkte argumenten (samengebald in Luceberts tranentrekker ‘alles van waarde is weerloos’) bijdragen aan haar marginalisering?

In deze context kan het werk van de Franse filosoof Alain Badiou (1937) helpen onderscheid te maken. Badiou suggereert dat de hedendaagse kunst zich in een overgangsperiode bevindt. Hij stelt vast dat het idee van kunst als kritiek, in de overgang naar de 21ste eeuw, is uitgemond in een steriele herhaling van deconstructie, kritiek en ontkenning. Hij bepleit daarom een opvatting van kunst die haar op haar eigen merites weet te waarderen, door haar een eigen politieke waarde toe te kennen. Noem het een affirmatieve opvatting van kunst.1

Badiou’s kunsttheorie heeft een structurele verwantschap met zijn opvatting over politiek. Het politieke subject, dat bij Badiou zowel collectief als individueel is, krijgt vorm in zoverre het zich laat raken en leiden door de aanwezigheid van iets dat niet gerepresenteerd wordt binnen de kaders van de bestaande politiek. Het gaat dan om een gebeurtenis die verder reikt dan het bekende, de status-quo. Juist omdat in zo’n gebeurtenis het radicaal nieuwe verschijnt (iets dat niet bepaald wordt door iets dat hieraan voorafgaat), spreekt Badiou van het verschijnen van een ‘waarheid’. Voor hem is de politiek een waarheidsprocedure.2

Het politieke subject is niet te herleiden, het ‘bestaat’ niet voordat de gebeurtenis plaatsvindt. Om die reden heeft het voor Badiou ook iets universeels: omdat er geen enkele vooraf bepaalde (sociale, seksuele of religieuze) identiteit wordt verondersteld, kan iedereen participeren in de politieke waarheidsprocedure. Het is precies deze universaliteit, opgevat als radicale gelijkheid, die maakt dat, volgens Badiou, iedere daadwerkelijk emancipatoire politiek ‘communistisch’ is.3 Ook de kunst, zegt Badiou, vormt een voortdurend proces van ‘trouw’ aan een gebeurtenis die in aanzet, als breuk met de status-quo, radicaal vreemd is aan bestaande voorstellingen.

Juist omdat kunst en politiek beide ‘waarheden’ (unieke, nieuwe inzichten) produceren, kunnen zij niet tot elkaar herleid worden of domweg samenvallen. Zij kunnen niet in elkaars plaats optreden. De microkosmos van de politieke kunst wordt niet zonder meer weerspiegeld in de macrokosmos van de politiek. Dit wil niet zeggen dat Badiou een apolitieke of idealistische kunst bepleit. De kunst is politiek als kunst, niet als plaatsvervangende politiek. Op deze wijze kan de geabstraheerde kunst van Samuel Beckett politiek radicaler zijn dan de propagandistische illustratie van een politiek program.

Dit betekent niet dat de kunst geen relaties aangaat met situaties buiten de kunst. Integendeel, de politieke kracht van kunst ligt besloten in het feit dat zij – altijd als kunst – dat wat buiten de status-quo valt voorstelbaar maakt, en zodoende verknoopt kan raken met emancipatoire politiek. Met Badiou kunnen we dan ook stellen dat de heropleving van het begrip ‘autonomie’ in de hedendaagse kunsttheorie funest is voor de mogelijkheid, hoe complex en wellicht bescheiden ook, van daadwerkelijk ‘politieke kunst’.4 Kunst begint met het wijzigen van beschikbare verhalen, en bindt zo, net als de politiek, de strijd aan met de logica die nu gebruikt wordt om haar te marginaliseren.


Joost de Bloois is literatuurwetenschapper, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Ernst van den Hemel is religiewetenschapper en literatuurwetenschapper en doceert aan het Amsterdam University College.

Dit artikel verschijnt naar aanleiding van hun boek Alain Badiou: Inesthetiek, filosofie, kunst, politiek (Octavo Publicaties, Amsterdam 2012).

  1. Zie: Alain Badiou, ‘Het affirmationistisch manifest’, in: Joost de Bloois en Ernst van den Hemel, Alain Badiou: Inesthetiek, filosofie, kunst, politiek, Octavo Publicaties, Amsterdam 2012, pp. 70-87.
  2. Alain Badiou, Le réveil de l’histoire, Seuil, Parijs 2011, p. 101.
  3. Zie: Joost de Bloois en Ernst van den Hemel, ‘Alain Badiou: Het communisme in de kunst’, in: Joost de Bloois en Ernst van den Hemel, Alain Badiou: Inesthetiek, filosofie, kunst, politiek, Octavo Publicaties, Amsterdam 2012, pp. 9-44.
    4.Voor een voorbeeld van de opleving van het autonomiebegrip, zie de speciale editie van het tijdschrift Open (nr. 23, 2012), getiteld Autonomy: New Forms of Freedom and Independence in Art and Culture (NAi Uitgevers, Rotterdam 2012).

Joost de Bloois en Ernst van den Hemel

Recente artikelen