metropolis m

Maarten Baas

Ook al lijkt innovatie op zijn retour te zijn, het nieuwe blijkt nog altijd zijn aantrekkingskracht niet te hebben verloren, getuige de recente publicatie van The Future of the New. Wat is de potentie en het gevaar van het nieuwe? En hoe komt het dat zoveel sterfilosofen zich nog altijd verdiepen in het thema? Wij vragen het aan Thijs Lijster, samensteller van het boek.

Domeniek Ruyters

The Future of the New, waarom dit boek? Ik was wel wat verrast dat dit nu uitkomt omdat ik meende te leven in een tijd waarin de tijd zich vooral niet lijkt te willen vastleggen in ordeningsprincipes als verleden, heden en toekomst. Dat het kortom nogal een mengelmoesje is, voor ieder wat wils, zogezegd. Is het nieuwe toch zo’n onderwerp van discussie? Bij wie? En waarom?

Thijs Lijster

Boris Groys schreef zo’n 25 jaar geleden al in Über das Neue dat het nieuwe voor de kunst onvermijdelijk en onoverkomelijk is. In het interview dat ik voor dit boek met hem deed, vertelt hij dat er zich toentertijd, tijdens de hoogtijdagen van het postmodernisme, een paradoxale situatie voordeed: enerzijds werd overal het nieuwe dood verklaard, tezamen met de vooruitgang en de toekomst, anderzijds bleef het nieuwe toch het voornaamste criterium om vast te stellen wat het waard is om gezien of bekeken te worden. Sindsdien is er denk ik binnen de kunstwereld een zoektocht gaande naar een begrip van vernieuwing dat niet afhankelijk is van traditionele en problematische begrippen van vooruitgang. Tegelijkertijd constateer ik al in de inleiding dat het vertoog over vernieuwing allerminst verstild is, noch overigens dat over vooruitgang, maar dat het zich veeleer verplaatst heeft. Kijk in de eerste plaats maar naar de wereld van marketing en technologie: ieder waspoeder of frisdrank is ‘nieuw’ en volgens ‘verbeterd recept’. Men kijkt vol verwachting uit naar de nieuwe iPhone en is teleurgesteld als die niet voldoende geavanceerd is. Iedere werknemer wordt geacht creatief te zijn, iedere ondernemer innovatief. Het dominante systeem is nog altijd afhankelijk van groei: ‘Harder, better, faster, stronger’, zoals ik Daft Punk citeer in de inleiding. Juist dat maakt ook dat kunstenaars en kunsttheoretici worstelen met de houdbaarheid van het nieuwe: is het niet al volledig ingekapseld door het kapitalisme? Maar kunnen we het, Groys indachtig, zomaar afschrijven, en wat zou daarvan het gevolg zijn?

Domeniek Ruyters

In je inleiding lees ik dat het vooral gaat om het kritische potentieel van innovatie, hoe kunst en cultuur zich kritisch moeten verhouden tot een principe waar ze zelf deel van uitmaken: namelijk de plicht te vernieuwen, of misschien iets zachter, de plicht de suggestie op te wekken dat ze vernieuwen, al was het om zichtbaar te kunnen zijn?

Thijs Lijster

Dit is precies de spanning die hierboven beschreven is. Toen het nieuwe het primaire criterium werd, in de negentiende eeuw, had het dit kritisch potentieel: vandaar ook dat artistieke en politieke avant-gardes elkaar dikwijls vonden in een wantrouwen jegens het traditionalisme van de bourgeoisie. Maar zoals gezegd zijn innovatie en creativiteit nu algemeen omarmd, wat het kritisch potentieel van het vertoog rond die termen zeer verzwakt heeft. Niettemin blijven kunstenaars zich ten doel stellen andere mogelijkheden te tonen, te laten zien dat het altijd anders kan. Adorno schreef ooit: het nieuwe in de kunst is vooral het verlangen naar het nieuwe, niet het nieuwe zelf. Misschien dat juist daarin artistieke vernieuwing zich onderscheidt van die andere domeinen.

Domeniek Ruyters

Er zijn grosso modo een paar kampen die je in het boek aan het woord laat. Kun je die verdeling kort toelichten? 

Thijs Lijster

In de boeken uit de Antennae/Arts in Society reeks proberen we altijd meerdere, soms elkaar tegensprekende stemmen aan het woord te laten. Het boek wordt zo zelf een ruimte voor debat en dissensus, en dat heb ik in The Future of the New ook proberen te doen. De structuur in dit boek is opgehangen aan de drie kernconcepten uit de titel en ondertitel: acceleratie, het nieuwe, en de toekomst. In het eerste deel gaat het vooral om de vraag hoe we ons moeten verhouden ten opzichte van de sociale en technologische versnelling. Nick Srnicek en Alex Williams, auteurs van het ‘accelerationistisch’ manifest, stellen voor de versnelling te omarmen, teneinde het systeem tegen zijn eigen grenzen te laten opbotsen. Daar tegenover staan Carolyn Strauss van SlowLab en socioloog Hartmut Rosa, die zoeken naar alternatieven in respectievelijk ‘emergentie’ en ‘resonantie’. In het tweede deel, dat opent met het interview met Groys, draait het om de institutionele oorsprong van het nieuwe. In de kunstinstitutie zit een fundamentele spanning, omdat ze tegelijk het nieuwe voortbrengt en ‘institutionaliseert’ oftewel vastlegt en versteent. Dat wordt in historisch perspectief geplaatst in een mooi stuk van Akiem Helmling over Duchamp en Beuys, maar ook in termen van postkolonialisme en van precaire werkvormen. In het laatste deel staat de vraag centraal in hoeverre het nieuwe nog een toekomst heeft: wat zijn de krachten die daadwerkelijke artistieke vernieuwing frustreren, en in hoeverre is er tegenwicht tegen die krachten te bieden? Suhail Malik en Elena Esposito laten hier bijvoorbeeld zien dat het niet zozeer het gebrek aan toekomstperspectief is dat ons dwars zit, maar eerder een overdaad aan toekomst, in de vorm van politieke en technologische ramingen van risico’s en rendementen. Een dergelijke toekomst staat juist vijandelijk tegenover het nieuwe als iets onverwachts.

'Adorno schreef ooit: het nieuwe in de kunst is vooral het verlangen naar het nieuwe, niet het nieuwe zelf. Misschien dat juist daarin artistieke vernieuwing zich onderscheidt van die andere domeinen'

Domeniek Ruyters

De kwestie is niet nieuw. Al minstens een eeuw oud zou je kunnen zeggen, zoals Akiem Helmling laat zien in zijn essay. We praten over de aloude wens dat kunst een avantgardistische rol in de samenleving zou kunnen hebben, toekomstgericht kan zijn en het verschil kan maken. Juist die ambitie wordt nogal ondergraven door onder meer Franco Berardi in dit boek. Waarom?

Thijs Lijster

Inderdaad is de discussie over het nieuwe al oud, zeker anderhalve eeuw, en misschien nog wel ouder. Franco Berardi is een van de filosofen van de autonomia beweging, de Italiaanse neomarxisten die als eerste zagen dat het hele vertoog over creativiteit en vernieuwing een pervers randje had, dat ingezet werd in een hervorming van het kapitalisme in het post-fordistische of postindustriële tijdperk. Ik vroeg hem of dat vertoog daarmee definitief afgeschreven is, maar dat is volgens hem niet het geval. Wat hij in dit boek heel krachtig, en denk ik terecht betoogt is dat er niet een soort eindstrijd is, er is geen moment in de toekomst dat de avant-garde de macht overneemt en het klasseloze tijdperk inluidt of iets dergelijks. Er is slechts een voortdurend krachtenspel, en wat kunstenaars doen is potenties tonen die mogelijk opgepakt kunnen worden door een bredere beweging, maar mogelijk ook niet. Die potenties liggen niet in de toekomst, maar zijn al aanwezig, in het hier en nu, bijvoorbeeld in een alternatieve aanwending van bestaande technologie.

‘Volgens mij komt het er niet op aan om de categorie van het nieuwe te omarmen dan wel te verwerpen, maar om die telkens kritisch tegen het licht te houden, en opnieuw te overdenken’

Domeniek Ruyters

Er is natuurlijk alom een ambitie partijdig te zijn, mee te doen, een kant te kiezen, iets te betekenen, tenminste in kritische zin. Tegelijkertijd zie je ook een enorme stroom van kunstenaars die zich afzijdig houden, zich aan dit discours onttrekken en gewoon hun ding doen. Er zijn ook kunstenaars die regelmatig van positie wisselen, zich niet makkelijk laten vastpinnen, tegendraads als ze zijn. Is er volgens jou een noodzaak positie in te nemen? Hoort het niet ook bij deze tijd dat je van alles tegelijkertijd kunt zijn?

Thijs Lijster

Dat vind ik een lastige vraag. In het algemeen vind ik niet dat ik, noch enig andere theoreticus, in de positie is om kunstenaars te zeggen wat ze wel of niet zouden moeten doen of zijn. Evenwel zien we dat er onder kunstenaars zelf een groeiende behoefte bestaat zich bezig te houden met, of uit te spreken tegen, allerlei hedendaagse vormen van uitbuiting, economisch, ecologisch en cultureel. Het is in toenemende mate onmogelijk geworden om je afzijdig te houden. Want, zoals Rolando Vázquez zich aan het begin van zijn hoofdstuk afvraagt: hoe zouden we het goede leven kunnen leiden, als het leven zelf ondermijnd wordt door onze manier van leven? Dat betekent evenwel niet dat kunstenaars zich noodzakelijkerwijs bij een van de bestaande kampen dienen aan te sluiten. Ze experimenteren immers juist ook met de mogelijkheden of gedachten die nog niet tot de huidige ideeën- en meningenstrijd behoren. Ook dat is overigens niet nieuw: het huwelijk tussen artistieke en politieke avant-gardes liep dikwijls spaak – denk aan de surrealisten.

Domeniek Ruyters

Zit er toekomst in het nieuwe?

Thijs Lijster

Ik denk allereerst dat het nieuwe eenvoudigweg onze toekomst is, dat we er voorlopig nog niet klaar mee zijn. Zoals ik ook in de inleiding schrijf komt het er volgens mij niet op aan om de categorie van het nieuwe te omarmen dan wel te verwerpen, maar om die telkens kritisch tegen het licht te houden, en opnieuw te overdenken. Dat doen de diverse bijdrages in het boek ook. Sommige bijdrages, zoals die van Strauss en Vázquez, zijn uiterst kritisch op de traditie van het nieuwe, die samenhangt met kolonialisme en overheersing. Tegelijk zie je dat Strauss met ‘emergentie’ zoekt naar een ander begrip van het nieuwe, niet als creatio ex nihilo maar eerder als een bloem die groeit vanuit een moerasachtige ondergrond, Berardi die het heeft over het nieuwe als het ‘ontworstelen’ van de potenties die al in het heden verscholen liggen, of Lietje Bauwens die het heeft over xeno (het risico, het vreemde en onbekende) als een productieve blinde vlek tussen dat wat is en dat wat zou kunnen zijn.

Domeniek Ruyters

Het boek presenteert een sterrenensemble aan auteurs. Waarom denk je dat iedereen zo graag meedeed?

Thijs Lijster

Een aantal bijdrages zijn interviews, dat is altijd al een laagdrempeliger manier om iemand als Hartmut Rosa of Franco Berardi aan zo’n project te binden. Maar ik vind het interview ook een heel plezierige vorm, omdat het je toestaat het denken van iemand kort en helder weer te geven, en tegelijkertijd zo’n denker uit te dagen verder te denken in de richting van een onderwerp dat je wilt agenderen, of het concreter te maken aan de hand van voorbeelden. De geïnterviewden toonden zich daartoe ook telkens zeer bereid, ik denk omdat de vragen die ik stel in het boek zo fundamenteel zijn voor de hedendaagse wereld, niet alleen die van de kunst maar ook van de cultuur in brede zin. Daarnaast heb ik natuurlijk vooral gezocht naar auteurs die al langer met deze vragen bezig zijn, zoals Elena Esposito en Bojana Kunst. Soms kwam mijn uitnodiging simpelweg zeer gelegen, als een uitdaging om verder te denken. Zo weet ik van Suhail Malik dat hij zijn hoofdstuk nu gaat uitwerken tot een boek.

 

‘We moeten het maakbaarheidsdenken van de samenleving omarmen juist omdat de mens niet volledig maakbaar is.’

 New Newer Newst | The New Forest (2016 / 2216)
Domeniek Ruyters

Het gaat zeker bij bundels als dit soms toch om iets anders dan waar ze voor bedoeld zijn. Er ontstaan rode draden die je niet voorzien hebt, metaverhalen die de echte inzichten bieden. Zit er iets in de verhalen verborgen dat als het ware het echte onderwerp is en daarom min of meer het onderwerp voor een vervolg?

Thijs Lijster

Laat ik een voorbeeld noemen dat ik zelf een interessante spanning vond. Eén ‘verborgen’ verhaal gaat over de strategie die linkse politiek zou moeten of kunnen voeren. Srnicek en Williams verzetten zich in hun recente werk, en ook in het interview in het boek, tegen het romanticisme waar links zich in heeft opgesloten, een romantiek van onmiddellijke actie en ‘kleinschalige’ productie. Zij pleiten ervoor dat links weer groot moet denken, de toekomst moet heruitvinden, zoals de socialistisch-utopisten nog deden. Dat is een analyse en oproep die mij persoonlijk erg aansprak, en ook volledig in lijn was met mijn eigen pleidooi voor sterke verhalen in mijn eerdere boek De grote vlucht inwaarts. Boris Groys, echter, aan wie ik die gedachte voorlegde, vond dat een typische naïeve gedachte in lijn met de ideologie van het creatieve ondernemerschap, volgens welke iedereen een wandelende start-up is. Groys, die het communisme natuurlijk persoonlijk heeft meegemaakt, zei dat socialisme in zijn ogen nooit draaide om een utopische droom, maar om de ‘administration of miserable life’, oftewel het beheren en faciliteren van het menselijk leven dat op zich al lastig genoeg is. Dat heeft me verder aan het denken gezet over het begrip ‘maakbaarheid’, en in hoeverre dat voor linkse politiek nu juist een noodzakelijk ideaal of een ideologische vloek is. Ik denk beide: we moeten het maakbaarheidsdenken van de samenleving omarmen juist omdat de mens niet volledig maakbaar is.

* “Harder, better, faster, stronger” is de titel van een nummer van Daft Punk uit 2001 

The Future of the New, 2018, Valiz, ISBN 978-94-92095-58-9 met bijdragen van Lietje Bauwens, Franco ‘Bifo’ Berardi, Robin Celikates, Wouter De Raeve, Elena Esposito, Boris Groys, Alice Haddad, Akiem Helmling, Bojana Kunst, Thijs Lijster, Suhail Malik, Benjamin Noys, Hartmut Rosa, Nick Srnicek, Carolyn F. Strauss, Rolando Vázquez, Alex Williams – 23.1.2019 is er een boekpresentatie in De Brakke Grond, Amsterdam, met o.a. Valerie Verhack (Museum M), Carolyn Strauss (SlowLab) en Thijs Lijster

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen