metropolis m

Uit PAINTING 2.0: MALEREI IM INFORMATIONSZEITALTER, Museum Branderhorst GuytonWalker (*1972*1969), Untitled, 2009, Foto: Gil Blank © Courtesy of the artists/Greene Naftali, New York

Ook de schilder kan niet meer om de computer heen, zo bewijzen recente tentoonstellingen die de ontwikkelingen in de schilderkunst in kaart brengen.

Uit PAINTING 2.0: MALEREI IM INFORMATIONSZEITALTER, Museum Branderhorst GuytonWalker (*1972*1969), Untitled, 2009, Foto: Gil Blank © Courtesy of the artists/Greene Naftali, New York

Nu de schilderkunst een opmerkelijke opleving doormaakt, rijst de vraag of de oude dame onder de muzen ook werkelijk een verjongingskuur heeft ondergaan. Drie grote museumtentoonstellingen brengen de nieuwe ontwikkelingen in kaart. Het Museum of Modern Art in New York toonde begin dit jaar zeventien schilders onder de titel The Forever Now: Contemporary Painting in an Atemporal World.1 Volgens curator Laura Hoptman zou aan hun schilderijen niet zijn af te zien uit welke tijd ze dateren. Een maand na dit tijdloze evenement opende in Kunstmuseum Bonn New York Painting.2 Volgens samensteller Christoph Schreier mag New York zich opnieuw het zenit van het schildergilde noemen. Museum Brandhorst in München pakt het thematisch aan. Painting 2.0: Malerei im Informationszeitalter wil laten zien hoe de schilderkunst in West-Europa en Noord-Amerika zich sinds de jaren zestig heeft ontwikkeld vis-a-vis nieuwe media als (destijds) televisie en film en (tegenwoordig) internet en sociale media.3

Kerstin Brätsch, zonder titel, detail van Sigi's Erben (Agate Psychics) [Phantom view], 2012, 30 x 40 cm, courtesy de kunstenaar

Het komt niet als een verrassing dat de dominantie van de digitale beeldcultuur de schilderkunst tot enige zelfreflectie heeft aangespoord. Sinds de uitvinding van de fotografie in de jaren dertig van de negentiende eeuw heeft de schilderkunst zich steeds aan andere media gespiegeld, tot op de dag van vandaag. In vrijwel alle schilderateliers zoemen scanners, printers en laptops. Het internet is met afstand de meest gebruikte bron voor beeldmateriaal; software het favoriete instrument voor de bewerking ervan. Een deel van de eigentijdse schilderkunst kan probleemloos worden geschaard onder de noemer Post-internet Art. Schilderkunst staat niet tegenover elektronische beeldproductie, ze is er innig mee verbonden.

De meest gestelde vraag lijkt niet zozeer wat te schilderen, maar hoe. Veel aandacht gaat uit naar procesmatige vervaardiging. Hoe Oscar Murillo het vuil en het stof op de vloer van zijn atelier verwerkt op zijn doeken. Hoe Mark Bradford zijn schilderijen te lijf gaat met een vlakschuurmachine. Hoe Wade Guyton zijn schilderijen uitprint met king size inkjet printers. Je hoort het galeriehouders graag doen: nauwgezet uitleggen hoe het werk is gemaakt, alsof in de toepassing van de techniek de genius van de kunst is terug te vinden. Wat al die particuliere werkmethoden vooral moeten aantonen, is dat het schilderij, als vanouds, een uniek moment vertegenwoordigt waar de kunstenaar hoogstpersoonlijk de hand in had. Painting is a messy business’, noteerde Marlene Dumas. ‘It cannot ever be a pure conceptual medium. Painting is about the trace of a human touch. It is about the skin of a surface.4

Schilderkunst is bij uitstek een expressief medium. Toch wordt de discipline ook beoefend door kunstenaars die subjectieve expressie juist willen mijden, van Gerhard Richter tot Tomma Abts. Schilderkunst is blijkbaar in staat haar sterkste krachten onbenut te laten. De penseelstreek als uitdrukking van subjectiviteit is vrijwel geneutraliseerd.

Hoe instabiel de relatie is tussen geste en gevoel blijkt uit het werk van Varda Caivano, geboren en getogen in Buenos Aires en werkzaam in Londen. Eigenhandig brengt zij de verf aan op het doek, met een kwast of een poetslap, zoals veel schilders doen. Maar in Caivano’s schilderijen is het lastig, zo niet onmogelijk, te traceren welke besluiten daaraan vooraf zijn gegaan. Ze zijn ontstaan uit een opeenvolging van bewegingen waarvan het doel niet duidelijk is. Het schilderen blijft ergens hangen tussen het aanbrengen van een markering op het doek en het evoceren van iets dat buiten het doek bestaat. De markeringen komen echter niet verder dan indicaties; de suggesties worden nergens concreet. Het is alsof het schilderij blijft steken in haar eigen prenatale staat. Een schitterende onbeslistheid is het gevolg: de pracht van het potentieel.

Charlene Von Heyl, Igitur (2008), courtesy of the artist, Galerie Gisela Capitain, Cologne and Petzel Gallery, New York

Ook uit de grote schilderijen van Charlene von Heyl valt moeilijk op te maken welk doel de schilder voor ogen had. Als een zoekmachine heeft de kunstenaar de geschiedenis van de abstracte kunst afgegraasd. Van alles en nog wat is op haar doeken terechtgekomen, in de meest onwaarschijnlijke combinaties: de korstige texturen van Jean Dubuffet, de verzadigde kleuren van Ellsworth Kelly, de zwiepende bewegingen van Willem de Kooning, het neurotische gekras van Wols. Haar werk is een karaoke van abstracte schilderkunst, een vertolking van haar grootste hits, maar dan allemaal door elkaar heen. Soms klinkt het schril, soms verleidelijk. Het plezier en het venijn van de performance zijn, zoals in elke karaoke, oprecht en gespeeld tegelijk.

Von Heyls schilderijen zijn ongerijmd, brutaal, overmoedig, en daarom irritant. Maar haar unverfroren piraterij is ook aanstekelijk…..

Dominic van den Boogerd

is kunstcriticus en oud-directeur van De Ateliers

Recente artikelen