metropolis m

In een reeks van uiterst succesvolle lezingen in het Stedelijk (het zit elke keer stampvol) biedt UvA-professor Thomas Elsaesser inzicht in de wijze waarop hedendaagse kunst steeds meer gebruik maakt van film, video en de geschiedenis van de cinema.

In zijn lezing Stedelijk University #3: The Poetics and Politics of the Obsolete: Tacita Dean and the Materiality of Celluloid refereert professor Thomas Elsaessar kort aan een scène uit de hit-serie Mad Men, waar Don Draper zijn klanten van Kodak meeneemt in zijn visie voor de marketingcampagne voor hun diaprojector. In de woorden van Draper: This device isn’t a spaceship, it’s a time machine. It goes backwards and forwards. It takes us to a place where we ache to go again. It’s not called the wheel, it’s called the carousel. Het is geen toeval dat de diaprojector verwant is aan film – de tijdmachine bij uitstek, en het medium dat in deze eerste Stedelijk University serie centraal staat.

Stedelijk University is een nieuw lezingenprogramma van het Stedelijk Museum Amsterdam dat verdieping biedt op een bepaald thema aan de hand van meerdere colleges op de zondagmiddag. Het centrale thema van deze eerste reeks is The Moving Image in the Museum: The Cinema Experience Relocated en handelt zich over de wijze waarop hedendaagse kunst steeds meer gebruik maakt van film, video en de geschiedenis van de cinema. De lezingen zijn geen lichte kost en vragen om enige voorkennis op het gebied van film en moderne en hedendaagse kunst. Maar door Elsaessers prettige vertelstem en treffende voorbeelden blijft het desondanks toegankelijk. Sinds de eerste lezing zit het auditorium steevast vol – er is duidelijk behoefte aan verdieping.

Hoewel Elsaesser de Mad Men clip in zijn lezing verder niet laat zien, is de terloopse referentie perfect gekozen. In deze korte scène van drie en halve minuut snijdt Don Draper precies de onderwerpen aan die deze lezing centraal staan: namelijk technologische ontwikkelingen, vernieuwing, de notie van obsolescence en het (problematische) bijproduct: nostalgie.

Mad Men, seizoen 1, aflevering 13: The Wheel, fragment The Carousel

Obsolescence

Een letterlijke Nederlandse vertaling van de term obsolescence is er niet, het bevindt zich ergens tussen ‘verouderd’ en ‘achterhaald’ en is als begrip toepasbaar op technieken, producten, diensten, maar ook op software, processen en zelfs op menselijke vaardigheden (robots die werk van mensen overnemen). Je kan spreken over technische, geplande of stilistische veroudering. Wikipedia verheldert:

Obsolescence is the state of being which occurs when an object, service, or practice is no longer wanted even though it may still be in good working order. Obsolete refers to something that is already disused or discarded, or antiquated. […]

Ik zal – bij gebrek aan een betere vertaling – in deze tekst ‘het obsolete’ als term hanteren.

In zijn lezing schetst Elsaesser hoe de betekenis van het begrip in de loop van de tijd is veranderd. In de vroege jaren van de consumptiemaatschappij had het begrip vooral een negatieve connotatie, omdat het toen alleen ging om het nieuwe: de constante motor van verandering, zoals ook naar voren kwam in de clip van Mad Men. Het verouderde werd snel afgedankt, iets waar tegenstanders van consumentisme en voorvechters voor duurzaamheid fel op tegen waren (en zijn).

Tegenwoordig heeft het obsolete een positieve connotatie gekregen. Nu wordt het teruggrijpen naar verouderde producten, technieken of diensten als interessant, eervol of zelfs heroïsch gezien. Tegelijkertijd is het ook mode geworden: old is new, en vintage is avant-garde.

We zien deze ontwikkeling terug in de kunstwereld. Veel kunstenaars grijpen in hun werk terug naar gedateerde technieken en media. Denk bijvoorbeeld aan de typmachine die veelvuldig opduikt in het werk van William Kentridge en zijn gebruik en interesse in stop-motion filmtechnieken en schaduwspellen. Ook de interesse van hedendaagse kunstenaars in het medium film, of specifieker gezegd, celluloid – precies op het moment dat het medium wordt vervangen door digitale film – is hier een voorbeeld van.

De verandering van tijd: van lineair naar loop

Dit terugkijken naar het verleden moet gezien worden binnen de bredere context van een verandering van ons idee van geschiedenis en het verlies van ons geloof in vooruitgang. Zoals Elsaesser in zijn lezing uiteenzet, zijn we sinds Francis Fukuyama’s The end of history? – via het ‘Foucaultiaanse moment’ (de invloed van Foucaults ‘The Order of Things’ en ‘Archeology of Knowlegde’) – aangekomen in een nieuwe (digitaal) tijdperk waar het idee van de geschiedenis, gezien als een lineaire, chronologische opeenvolging van gebeurtenissen, aan waarde moet inboeten.

Daarvoor in de plaats is een nieuwe notie van geschiedenis ontstaan, een die verwant is aan het archief: waar het verleden tot een database wordt. Een archief wordt niet beperkt door een lineair verloop en het eenrichtingsverkeer van tijd. In plaats daarvan is er sprake van een ‘ruimtelijkheid van tijd’, die simultaneïteit van bepaalde momenten in tijd en ruimte toestaat; waarin onderdelen uit het verleden teruggehaald kunnen worden, in een voortdurend heden. In de woorden van Draper, het archief: let’s us travel the way a child travels, round and round and back home again. To a place where we know we’re loved.

In het discours van film en kunsthistorici is deze ontwikkeling terug te zien in de interesse voor het idee van media-archeologie, waar geschiedenissen niet langer chronologisch worden bestudeerd, maar waar – vanuit het idee van het archief – stukken verleden apart bestudeerd kunnen worden. Het doel of nut van deze verandering is om conventionele chronologieën – het idee van geboorte, groei, volwassenheid en dood – van een medium op te schudden en om alternatieven voor te stellen. Zo kunnen er bijvoorbeeld in de context van film ook andere ontwikkelingen van het medium geschetst worden voorbij het modernistische zelf-reflexieve idee dat film zich heeft ontwikkeld van een primitief naar volwassen medium: van kermisattractie naar gelegitimeerde kunstvorm en van experimenteel spel naar verhalend medium. In de woorden van Elsaesser: media archeologie heeft tot doel: to suggest that the “losers” of yesterday, in the race to “invent” cinema, might turn out to be the “winners” of tomorrow, and that in this sense, too, the past is never past, even where it had seemed to be lost.

Tegenwoordig is media archeologie de nieuwe standaard geworden en zijn geschiedenissen – zoals de filmgeschiedenis – via ‘archieven’ als Youtube en Vimeo – for better or for worse – beschikbaar geworden voor eenieder die er iets mee wil, als ware een grabbelton.

In de kunstwereld zien we de culminatie van deze ontwikkeling in het werk The Clock (2010) van Christian Marclay, dat synchroon met de werkelijke tijd een collage van filmfragmenten toont waarin diverse klokken en de notie van tijd de hoofdrol spelen. Vierentwintig uur lang zie je jaren aan filmgeschiedenis en filmmateriaal synchroon met de werkelijke tijd in verschillende fragmenten voorbijkomen. Het werk is een enorme klus, die niet alleen de rijkdom aan archiefmateriaal laat zien, maar ook de manier waarop die tegenwoordig in nieuwe vorm weer ‘heden’ gemaakt kan worden; door een zogenaamde poetics of obsolescence. Met deze term verwijst Elsaesser naar de poëtische ingrepen van (hedendaagse) kunstenaars met verouderd materiaal, die het daardoor weer op een nieuwe manier tegenwoordig maken. Door te werken met een verouderd medium of techniek, roept de gebruiker de geschiedenis als het ware tot een halt. Door deze ingreep, door het opheffen van tijd, kan het obsolete een moment van vernieuwing of herstel worden.

Perspectief van het obsolete

Elsaesser benadrukt in zijn lezing dat het bij het obsolete belangrijk is om te beseffen vanuit welke positie we spreken, wanneer we het over dit begrip hebben: de positie is essentieel. We kunnen een medium of techniek namelijk pas als obsoleet beschouwen wanneer we er zelf buiten staan, als we een denkbeeldige lijn zijn overgestoken. Zo spreken we pas sinds het digitale tijdperk over analoge media en moeten we tegenwoordig– wanneer we over film spreken – verduidelijken of we specifiek celluloid bedoelen of digitale film. De terugkeer naar een verouderd medium vertrekt altijd vanuit een superieure positie van iemand die terugblikt op het verleden.

Het obsolete heeft dus altijd te maken met afstand, met het proces van terugkijken. Het gebeurd vanuit een ‘verlate’ positie en is vaak gekoppeld aan een zekere jaloersheid over de verloren onschuld, een gevoel van ‘had ik maar in die periode geleefd’. Wanneer we over het obsolete spreken, is de notie van nostalgie (of ironie) dus altijd zeer dichtbij. Toch zijn veel kunstenaars gevoelig als het op dit onderwerp aankomt. De huidige tentoonstelling bij EYE getiteld Celluloid en Tacita Deans eigen opvattingen over haar werk FILM (2011) zijn exemplarisch in dit geval.

FILM, Tacita Dean, 2011, Tentoonstelling Celluloid,EYE Filmmuseum 2016, Foto: Studio Hans Wilschut

Celluloid, in het EYE Filmmuseum

De verduisterde tentoonstellingsruimte bij EYE zoemt, ronkt en puft van alle bewegende stroken celluloid, projectoren en loop-systemen die er te zien zijn. Celluloid toont het werk van vier hedendaagse kunstenaars(duo’s) – Tacita Dean, Joao Maria Gusmao & Pedro Paiva, Rosa Barba en Gibson & Recoder – die allemaal op verschillende manieren met celluloid werken als hoofdmateriaal.

De tentoonstelling roept de vraag op hoe je als kunstenaar voorbij kunt komen aan deze bestempeling van nostalgie: kan het werk meer zijn dan een nostalgisch terugkijken naar voorbije glorie en een verheerlijking van datgene dat verouderd, en afgedankt is? Bij EYE wordt er niet direct in gegaan op deze vraag, maar de lezing van Elsaesser biedt handvaten.

FILM, door Tacita Dean

Het werk FILM (2011) maakte Tacita Dean oorspronkelijk voor de Turbine Hall van de TATE Modern. Dean maakt met FILM een eerbetoon aan analoge film en legt de focus op film als illusionair materiaal. Om FILM te maken gebruikte ze enkel oude filmtechnieken die gebruikt werden om illusies mee te creëren, zoals het werken met (op glas geschilderde) maskers en handgekleurde sequenties. Het resulterende kleurrijke, speelse werk is een visueel gedicht.

(Fragment van FILM start bij 2:34 minuten)

Ter gelegenheid van dit werk maakte TATE een korte documentaire waarin we Dean in haar film-lab bezig zien met het materiaal. Het fragment zelf doet wat nostalgisch aan door de manier waarop er gefilmd wordt en de zachte muziek die op de achtergrond speelt. Dean is daarentegen duidelijk en spreekt helder over haar gebruik – en interesse – in film. Ze benadrukt dat celluloid in essentie anders is dan een digitaal filmbeeld en vertelt over de bijzondere intrinsieke kwaliteiten van het materiaal. Het onderwerp nostalgie brengt ze ook ter sprake: ‘I will be accused of being a nostalgic, which is always the word that they throw at me, for not liking digital. How I reply is that it’s of course not remotely nostalgic, that’s merely a misunderstanding of nostalgia. Nostalgia is about the harking back to better times. Everything that I am doing is of now.

De laatste zin is treffend want de positie van waaruit Dean met het verouderde materiaal en technieken werkt is natuurlijk van nu, gevestigd in het heden. Vanuit een superieure positie keert ze terug naar het materiaal van celluloid en doet er iets nieuws mee. Als kunstenaar gaat ze heel vrij met het materiaal om, totaal anders dan een filmregisseur met vooropgezet plan. Haar gebruik van het medium wordt niet beperkt door context of conventies en door deze vrije aanpak, door haar specifieke poetics, heeft ze de mogelijkheid om het medium als het ware opnieuw uit te vinden.

Haar poetics van obsolescence komt onder andere naar voren in de manier waarop ze haar werk presenteert, niet in de normale black box, maar in een white cube omgeving. Niet als film, maar als sculptuur. Hoewel de technieken die ze gebruikt traditioneel aan de vroege cinema toebehoren, spreekt de rest van haar werk duidelijk vanuit een nieuwe positie. Zo blaast ze het uitermate kleine 35mm filmbeeld op tot monumentaal formaat. Als totem, als altaar, brengt FILM een ode aan analoge film, herinnerend aan de monoliet in Stanley Kubrick’s 2001: A Space Odyssesy.

Dit zijn de mogelijkheden van de poetics van obsolescence zoals geschetst door Thomas Elsaesser: waar het werken met verouderde media de geschiedenis als het ware kan openen en een rijk veld aan mogelijkheden opent waar een verouderd medium nieuwe betekenis kan vinden: The old emerging as the new, voorbij de nostalgie.

Stedelijk University sluit 11 december af met de lezing ‘Attention, Distraction & The Distribution of the Senses’. 

 

Debbie Broekers

is kunstcriticus en kunsthistoricus

Recente artikelen