metropolis m

De geschiedenis is van en voor mensen, zo bewijst Leonor Antunes die in haar werk vergeten grootheden uit de beeldende kunst onderzoekt. Haar flexibele sculpturen grijpen terug op het minimalisme en het modernisme, in een poging ze opnieuw relevant te maken. Op zaterdag 10 december presenteert ze een sculpturale installatie in het Hubertushuis van Aldo van Eyck in het kader If I Can’t Dance in Amsterdam.

Architecten en ontwerpers als Eileen Gray, Carlo Mollino, Clara Porset of Lina Bo Bardi, en kunstenaars als Anni Albers, Lenore Tawney en Ruth Asawa staan op de lijst van mensen die ze onderzoekt. Veel van hen worden geassocieerd met de Black Mountain College in North Carolina, de interdisciplinaire en experimentele kunstacademie die werd opgericht naar de ideeën van de pragmatische filosoof John Dewey. In haar werk verzamelt de Portugese beeldhouwer Leonor Antunes de ideeën van deze kunstenaars en ontwerpers, zoekt de overeenkomsten en haalt de essentie uit wat zij maakten.

Haar werk is afhankelijk van de beschikbaarheid van informatie; informatie die vrijwel altijd getuigt van progressieve filosofieën over hoe we als mensen omgaan met de objecten in onze omgeving. Maar ze wordt er niet door geremd. ‘Ik kan vandaag een werk ergens plaatsen, maar ik kan het morgen veranderen. Ik kan het op de vloer leggen en vouwen zodat het een compleet andere sculptuur wordt, dat tegelijkertijd in de kern nog hetzelfde is.’ Antunes vertaalt de afmetingen van bestaande kunstwerken, ontwerpen en gebouwen in systemen die ze gebruikt voor het maken van haar eigen werk. Hangende koperen roosters, gevlochten leer, teaken kamerschermen en gespannen draden, meestal gemaakt van natuurlijk materiaal, behoren tot de terugkerende elementen in haar werk.

Leonor Antunes onderzoekt de statigheid van structuur, vorm en geheugen door een herhaling van systemen toe te passen op de erfenis van het modernisme en het minimalisme. ‘Te veel belangrijke dingen zijn al gedaan en we hebben al te veel kunstwerken gezien. Het is erg moeilijk om niet over de kunstgeschiedenis na te denken’ vertelt ze me in haar studio in Berlijn. Haar werk wordt dan ook door en door beïnvloed door bestaande oeuvres, het reageert erop en het herontdekt ze.

Maar naast dit recente verleden verwijst het ook naar het tijdperk van de Franse revolutie, toen het metrische systeem de norm werd en de handel, communicatie en kennisoverdracht tussen culturen werd bevorderd. Antunes gebruikt deze geschiedenis om haar helden uit de twintigste eeuw nader onder de loep te nemen.

Antunes gaat daarbij serieus te werk. Ze begint met een gegeven uit een dagelijkse ervaring dat vervolgens leidt naar archiefstudies, interviews en bezoeken aan specifieke plekken. Desgevraagd noemt ze enkele kunstenaars die een belangrijke inspiratiebron voor haar werk zijn: Gego vanwege haar materiaalgebruik en grote installaties, de conceptuele kunstenaar Michael Ashers omdat hij focuste op vereenvoudiging – in een foto van zijn huis die Antunes tegenkwam was alles expres leeg gelaten: alle meubels, inclusief de keuken, waren weggehaald om de lege ruimtes uit zijn kunst te spiegelen – en tenslotte Eva Hesse door haar concept van de ‘zachte sculptuur’. Antunes: ‘Ik denk dat Gego werkte met draad en buizen omdat ze het zo zelf kon doen. Ze had geen assistenten nodig. Het is een interessante manier van denken over het maken van sculptuur. Je doet het zelf binnen de grenzen van je kunnen.’ Over Hesse, die de geschiedenis van het postminimalisme veranderde door een verschil te maken tussen harde en zachte sculptuur, zegt Antunes: ‘Ik vind het idee dat een sculptuur getransformeerd en getransporteerd kan worden interessant. Het heeft een mobiele kwaliteit. Ik kan vandaag een werk ergens plaatsen, maar ik kan het morgen veranderen.’

Installatie Leonor Antunes, New Museum, New York

De toe-eigening van het werk is bij Antunes anders dan bij de grootmeesters van het kunstcitaat, Louise Lawler en Sturtevant die in hun reproductie van het werk van succesvolle kunstenaars commentaar leveren op machtsstructuren en genderongelijkheid. Antunes is meer een fan, een liefhebber, die haar bewondering wil tonen voor werk dat in haar ogen nog altijd relevant is. ‘Mijn werk gaat deels over het noemen van bepaalde mensen en het opnieuw tot leven brengen van hun werk. Benoemen is herinneren.’ Kritisch is het werk in zoverre dat het zich verzet tegen de vluchtigheid van digitale referenties, het googlen en net zo snel weer vergeten. Antunes staat een subtielere weg voor, een die langdurige hechte en intense relaties eert. De verwijzingen komen terug in de materiaalkeuzes, in bepaalde beeldcitaten, maar soms ook in een titel.

De daad van het meten

Antunes meet de onderdelen van patronen en afmetingen van de originele kunstwerken, ontwerpen of bouwwerken en gebruikt ze als exacte afmetingen in haar werk. ‘Het maken van patronen interesseert me niet. Het gaat me om de daad van het meten, het overzetten van deze lijn op deze buis en het overzetten van dit onderdeel op deze buis. Het is belangrijk hoe ik deze werken kan maken en hoe ik ze kan definiëren qua omvang, materiaal en ophanging. Het is verwant aan de ideeën van het model in de klassieke beeldhouwkunst. In het antieke Griekenland begonnen ze met het idee van de proportie van een lichaam en ze gebruikten dat binnen de architectuur. De minimalisten gingen door op dit idee. De kubus werd het model, of de lijn, of wat dan ook. Maar het begint altijd met een model.’

Dit idee van modellen die functioneren als een geleider staat centraal in het werk van Antunes sinds de ontwikkeling van haar kunstenaarsboek the space of the window (2004) over vergelijkende foto’s van hetzelfde beeld naast elkaar, een met de lens gericht op een architecturale vorm die ze ziet vanuit haar atelierraam en de andere gericht op een model van de vorm die ze gemaakt heeft en op de vensterbank heeft geplaatst. Ze vergelijkt het originele object met het handgemaakte model. De vergelijking maakt onderscheid tussen wat al bestaat en wat niet en bevraagt de vorm, functie en betekenis ervan. Bovendien onderstreept de herhaling de inherente kwaliteiten van het object en onderzoekt het zijn potentieel als autonoom object.

De recente solotentoonstelling I Stand Like A Mirror Before You (2015) in het New Museum in New York, die later te zien was in het Belgische KIOSK, liet zich inspireren door het werk van drie kunstenaars: de experimentele filmmaker Maya Deren, de textielkunstenaar Anni Albers en de draadkunstenaar Lenore Tawney. De titel komt uit een opname uit het archief van Deren en verwijst naar het concept van perspectief, reflectie en transparantie in haar werk. Dit gegeven werd opgenomen in de tentoonstelling door de presentatie van vrijstaande structuren van gebogen plexiglas, gecombineerd met ruimtelijke opstellingen van werken met netten en roosters die losjes aan het plafond hangen. ‘Ik houd van het idee dat je met een draad of een touw een heel net of rooster kunt maken. Het kan een vast object zijn, maar het heeft gaten waardoor licht en wind kunnen vallen.’

Haar idee van het rooster komt gedeeltelijk overeen met ideeën uit het essay ‘Grids’ van Rosalind Krauss dat werd gepubliceerd in October in 1979. Daarin wijdt Krauss uit over de filosofische implicaties van de geometrische vorm die vooral in de schilderkunst voorkomt, van Piet Mondriaan tot Agnes Martin en Jasper Johns. ‘Het werken met ruimte heeft me altijd gefascineerd. Gecreëerde ruimte of bepaalde ruimte. Tegelijkertijd is het werk dat ik maak ontzettend persoonlijk. Het staat in relatie tot het idee van staan en het zich bevinden in een ruimte als een figuur.’

Haar huidige tentoonstelling the pliable plane van Antunes in CAPC in Bordeaux is vernoemd naar het essay van Anni Albers uit 1957 waarin ze de kwaliteiten van handgemaakte textiele producten binnen architectuur beschrijft. In het midden van de lange hal hangt een koperen rooster met de maten van patronen uit Albers’ werk, met de titel Anni (2015). De sculptuur gaat over het minutieuze handwerk en de intimiteit van sculpturale werken. ‘Dit idee van de maat, hoe kan mijn schaal iets meten dat groter of kleiner is dan mijzelf? Het gaat altijd over mijn schaal ten opzichte van een andere schaal waarin ik mezelf bevind. De vraag is hoe ik exacte elementen eruit kan halen. Ik meet geen dingen die extreem groot zijn, omdat ik er niet bij kan. Ik meet altijd dingen met betrekking tot mijzelf, of wat ik kan transformeren of wat gemakkelijk getransformeerd kan worden tot een autonoom object.’

De kern van Antunes’ aanpak is dat de geschiedenis van het modernisme en het minimalisme persoonlijk is

De kern van Antunes’ aanpak is dat de geschiedenis van het modernisme en het minimalisme persoonlijk is. Door te kijken naar de menselijke elementen van vorm en structuur vindt ze manieren om de herinnering aan de makers ervan te vatten en hun erfenis door te geven. De creatieve avant-garde van de twintigste eeuw zette zich in voor de verbetering van de manieren waarop de mens zijn omgeving kon zien en ervaren. Nu, in de toekomst aangekomen, herinnert Antunes ons met haar werk aan het feit dat we moeten afremmen, om vooral de menselijke maat in de hedendaagse abstracties niet te vergeten.

Arielle Bier is schrijver en curator, Berlijn

10 December 2016, 12 noon – 1pm
An Open House
Leonor Antunes
Hubertushuis, Amsterdam

Uit het Engels vertaald door Loes van Beuningen

1 Rosalind Krauss, ‘Grids’, October 9 (1979), p. 61

DIT ARTIKEL IS GEPUBLICEERD IN METROPOLIS M NR 2-2016 WHO’S YOUR DADDY AND WHAT DOES HE DO. STEUN METROPOLIS M, NEEM EEN ABONNEMENT

Arielle Bier

Recente artikelen