metropolis m

RAAAF – The End of Sitting – Photo Jan Kempenaers

Een nieuw platform stelt zich als doel om cross-disciplinaire onderzoeksprojecten te faciliteren in, met en door kunst. Nim Goede gaat in gesprek met Jeroen Boomgaard (programma manager) en Flora Lysen (programma coördinator).

Sinds enkele jaren doet het begrip artistic research steeds vaker de ronde. Enkele Nederlandse onderwijsinstellingen hebben inmiddels een eigen masterprogramma in deze richting. Wat artistic research precies behelst, is echter niet in één overkoepelende definitie te vatten, en dit is wellicht ook wat deze experimentele vorm van onderzoek zo interessant maakt. Het is een veld dat nog vol in ontwikkeling is, druk bezig om haar eigen identiteit te vinden. Een keerzijde van dit open karakter is dat het vaak moeilijk blijkt om subsidies voor dit type onderzoeksprojecten in de wacht te slepen. Om gehoor te geven aan deze en andere kwesties is vorig jaar zomer een nieuw platform in het leven geroepen: het Amsterdam Research Institute of the Arts and Sciences (ARIAS), een samenwerkingsverband tussen de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK), de Hogeschool van Amsterdam (HvA), de Gerrit Rietveld Academie, de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Vrije Universiteit (VU). ARIAS stelt zich als doel om cross-disciplinaire onderzoeksprojecten te faciliteren in, met en door kunst. Ik ging in gesprek met Jeroen Boomgaard (programma manager) en Flora Lysen (programma coördinator).

Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam en tevens het huidige kantoor van ARIAS

Nim Goede: Hoe is ARIAS tot stand gekomen? En misschien nog belangrijker, waarom?

Jeroen Boomgaard: Twee jaar geleden ontstond het plan voor een mogelijk samenwerkingsverband tussen de vijf grote onderwijsinstellingen in Amsterdam, geïnitieerd door Frank van Vree (toenmalig decaan van de Faculteit Geesteswetenschappen) en Bert Verveld (Voorzitter van het College van Bestuur van de AHK). De motivatie was de vaststelling dat artistiek onderzoek steeds meer belangstelling krijgt, maar dat er tegelijkertijd op de hogescholen en in de geesteswetenschappen ongelooflijk bezuinigd wordt. De oprichting van een nieuw platform bood uitzicht op inhoudelijke uitwisselingen van ideeën en nieuwe samenwerkingsverbanden tussen de vijf onderwijsinstellingen. Daarnaast speelde de mogelijkheid om op die manier extra financiering te vinden voor onderzoek natuurlijk ook een rol.

Zover ik begrijp, hebben jullie ook het plan om promotietrajecten in de kunsten te starten. Klopt dit?

Jeroen Boomgaard: ARIAS bemiddelt vooral bij het tot stand komen van mogelijke promotietrajecten, maar de inhoudelijke begeleiding blijft binnen de bestaande onderwijsinstellingen. Wij vervullen enkel een adviserende rol. Wij zien ARIAS als het orgaan dat de bal aan het rollen moet krijgen wat betreft vragen over wat promoveren in de kunst nu precies moet belichamen en aan welke kwaliteitseisen het moet voldoen, zodat wij vervolgens de verschillende onderwijsinstellingen van feedback kunnen voorzien. In ons gesprek met de instellingen merken we dat daar veel behoefte aan is.

Flora Lysen: Ik zie voor ARIAS ook een rol weggelegd om in het nationale of zelfs internationale debat aan te kaarten waarom er meer aandacht moet komen voor artistiek onderzoek. Daarbij sluit het aan bij een bredere denktrant die probeert aandacht te geven aan onderzoeken als een werkwoord, een praktijk die altijd bestaat uit handelingen, interacties en ervaringen. Deze denkwijze maakt dat artistiek onderzoek ook nauw verwant is aan (of overloopt in) ontwerp-onderzoek, actie-onderzoek, performance onderzoek, speculatief ontwerp en andere onderzoeksvormen die nieuw licht werpen op de complexe praktijk van de wetenschap. In de nationale wetenschapsagenda wordt daar ook speciaal aandacht voor gevraagd, de kunst als brandpunt voor nieuwe vormen van kennisproductie die juist nu nodig zijn.

Jeroen Boomgaard: Ja, maar dat komt er nog niet erg uit. Bij het NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek) horen we wel dat ze nieuwsgierig zijn naar nieuwe vormen van onderzoek, of het ter discussie stellen van de standaardvorm van onderzoek, maar dit leidt nog maar heel gedeeltelijk tot financiering.

Tine Melzer, Taxidermy for Language-Animals

Hoe ziet u een promotietraject in de kunsten voor u?

Jeroen Boomgaard: We zijn er gaandeweg achter gekomen dat wij in Amsterdam een specifieke vorm van artistiek onderzoek hebben opgezet die zich onderscheid van andere steden, op zowel nationaal als internationaal vlak. Ik ben niet geïnteresseerd in onderzoek van kunstenaars naar de kunst, ik ben geïnteresseerd in onderzoek door middel van de kunst, kunstwerken als vorm van onderzoek. Je ziet dat men in andere steden artistiek onderzoek doet waarbij studenten een werk maken en daarbij een scriptie schrijven die uitlegt waarom dat werk onderzoek is. En dat is precies wat wij ten allen tijden proberen te vermijden. We proberen te laten zien dat het gaat om verschillende combinaties van methodieken, die tezamen meer opleveren dan de som der delen. Dus niet twee methodologieën die elkaar uitleggen, maar die elkaar bevragen of versterken. De aankomende jaren willen wij dit meer gaan profileren als het Amsterdamse model van artistiek onderzoek.

Flora Lysen: Ik vind het ook interessant dat ARIAS recht doet aan diversiteit. Er zijn allerlei vormen van promotieonderzoek in de kunst voor te stellen. Waar de één een heel volwaardig proefschrift schrijft kan bij de ander het kunstwerk zelf dienen als bewijs van de titel Creator Doctus, waar nu een eerste kunstenaar naar toe werkt op de Rietveld. Het is belangrijk dat je hiermee experimenteert. Ik heb het idee dat ARIAS wat dat betreft ook niet heel erg in het academische keurslijf te vatten is.

Jeroen Boomgaard: Nee, zeker niet. We willen verschillende mogelijkheden verkennen, daar streven we naar, maar ik wil kandidaten voor een promotietraject in de kunsten wel duidelijk maken wat de mogelijke formats zijn. Niet alles is zomaar mogelijk. Iemand kan bijvoorbeeld met een heel experimenteel traject komen waarin de nadruk vooral ligt op het maken van kunst, maar dan zal deze persoon waarschijnlijk geen academische titel krijgen. Wil je de titel Creator Doctus, dan moet je ook door de academische hoepel springen, die natuurlijk al behoorlijk wijd is en die ook nog eens op te rekken is. Elk goed proefschrift ondervraagt tevens het proefschrift, anders is het geen goed onderzoek. Dat verkennen van de grenzen, hoort bij onderzoek doen. Binnen het academische veld moet het echter te begrijpen zijn, anders moet je daar niet willen zijn. Een heel ander vraagstuk is de kwaliteitscriteria waaraan een dergelijk onderzoek moet voldoen. Hoe beoordeel je zo’n artistiek onderzoek? Dit soort vragen zijn heel spannend.

RAAAF - The End of Sitting - Photo Jan Kempenaers 

Als we het dan nu toch over kwaliteit hebben, hebben jullie beide wellicht een voorbeeld van een artistic research project dat jullie een kwalitatief hoogstaand project vinden? En waarom?

Jeroen Boomgaard: Ik vind Tine Melzers onderzoeksproject Taxidermy for Language-Animals heel interessant. De inzet van het project is de niet-ontmoeting tussen Ludwig Wittgenstein en Gertrude Stein. Ze hadden elkaar kunnen ontmoeten in Engeland, maar liepen elkaar mis. Het onderzoek gaat over elementen van de taaltheorie die Meltzer vervolgens op een heel andere manier uitwerkt, zoals bijvoorbeeld in haar project Naming (2009). In dit onderzoek vraagt ze studenten en collega’s de voor- en achternaam te noemen van iedereen die zie ooit ontmoet hebben. Ze werden gefilmd en je ziet dat ze helemaal duizelig worden. Alle personen waarvan ze de naam noemen, verschijnen als het ware voor hen in de kamer en dat is heel uitputtend. Ze vergeten daarbij soms zelfs hun eigen partner of ouders te noemen! Het interessante aan dit project is dat een abstract theoretisch begrip uit de taalfilosofie als ‘a proper name’ opeens een hele fysieke kwaliteit krijgt, iets wat je bijna niet kunt beschrijven, maar alleen kunt voelen. En wat levert zo’n onderzoek nu uiteindelijk op? Nou dat.

Tine Melzer, Naming (2009). Foto's: Liam Tickner 

Flora Lysen: Ik vind de manier waarop UvA-onderzoeker Erik Rietveld, als onderdeel van multidisciplinaire studio RAAAF [Rietveld Archtecture-Art-Affordances], een bijzondere vorm van speculatief ontwerp heeft ontwikkeld, een interessant onderzoek. Een voorbeeld van zijn werk is het project The End of Sitting, een ruimtelijke installatie waarin mensen niet normaal kunnen zitten, maar op verschillende manieren tegen en op objecten kunnen leunen en hangen. Zijn installaties scheppen visies die aanzetten tot nieuw debat, nieuwe manieren van onderzoek doen en nieuwe vormen van begripsvorming.

Jeroen Boomgaard: Wederom ligt de nadruk hier weer op het fysieke. Artistiek onderzoek brengt echt een hele fysieke manier van kennen in het onderzoek.

Flora Lysen: Ook bijzonder is de veelzijdigheid van dit onderzoek. Erik Rietveld laat bijvoorbeeld bewegingswetenschappers observeren hoe mensen zich in zijn installaties gedragen, deze observaties dienen weer als basis voor academische artikelen. Je ziet hier dus heel duidelijk dat heen-en-weer tussen kunst en wetenschap. Het gaat Erik Rietveld dus niet enkel om het poneren van een spectaculaire visie – hij kijkt ook naar wat het concreet oplevert en wat voor een vragen het vervolgens weer opwerpt. Ik denk dat daar, in het veld van artistiek onderzoek, nog stappen in te ondernemen zijn en ook om (meer traditionele) wetenschappers deze voorbeelden te laten zien. Dus om het niet bij een artistiek onderzoek te laten, maar om het ook echt te laten resoneren in de wetenschap.

Maartje Nevejan, If you are not there, where are you, Foto Tomek Dersu Aaron

Een ander mooi voorbeeld is het werk If You Are Not There, Where Are You? van Maartje Nevejan, waarin zij als filmmaker, samen met een team van kunstenaars, onderzoekt hoe kinderen een ‘absence’ beleven (zeer korte epileptische episode). Dit is een goed voorbeeld hoe er vanuit de kunsten een nieuwe onderzoeksvraag in het wetenschappelijk veld kan worden geïntroduceerd; medische wetenschappers hadden nog niet eerder nagedacht over de betekenis en impact van deze specifieke ervaring en kunstenaars geven daarbij ook nog op een nieuwe manier vorm aan de beschrijving en verbeelding van dit onontgonnen ‘innerlijke’ gebied.

Om nog even terug te komen op jullie werk. Jullie richten je met ARIAS op dit moment hoofdzakelijk op drie onderzoeksthema’s: ‘the city as a site of research’, ‘art, culture & health’ en ‘art, research and education’. Kunnen jullie wellicht wat verder over deze onderzoek clusters uitwijden?

Flora Lysen: Deze drie thema’s zijn gekozen omdat hier al veel innovatief onderzoek naar werd gedaan binnen de vijf instellingen en het ook belangrijke maatschappelijke thema’s zijn die aan bod komen in de nationale wetenschapsagenda. In het thema ‘health’ bijvoorbeeld, draagt het onderzoek door de kunsten bij aan een bredere definitie van begrippen als gezondheid, welzijn en zorg; dat kan heel direct door innovatieve ontwerpen van digitale schermen voor mensen met dementie, maar ook over het inzetten van geluidslandschappen in nieuwe verbeeldingen van geestestoestanden in een museum-omgeving. Wij brengen onderzoekers en kunstenaars op dit snijvlak bij elkaar.

ARIAS organiseert meetings waarin geïnteresseerden in artistiek onderzoek samenkomen. Wat moet ik me voorstellen bij dit soort bijeenkomsten en bij het soort projecten dat hier besproken wordt?

Flora Lysen: Alle mensen die bij ons op bezoek komen tijdens onze meetings zijn met specifieke projecten bezig. Ik beschouw artistic research dan ook in de bredere zin van het woord. Dus niet alleen onderzoek uitgevoerd door een kunstenaar, maar ook werk dat buiten de conventionele paden van het academische onderzoek treedt. Dit kan bijvoorbeeld een architect zijn die film in zet voor onderzoek of iemand die voor stadsontwikkelaars een speciale wandeling organiseert in plaats van een praatje te houden; onderzoekers die een nieuwe insteek en een eigen vorm proberen neer te zetten.

Jeroen Boomgaard: Het trekt mensen aan die grensoverschrijdend of multidisciplinair willen werken. Als je al precies weet wat je wilt en wat je gaat doen, dan ga je niet bij onze meetings zitten, dan is dat zonde van je tijd.

Tot slot, in zijn boek The Conflict of the Faculties: Perspectives on Artistic Research and Academia bepleit Henk Borgdorff dat kunst ook een vorm van onderzoek is en probeert hij de stelling te ontkrachten dat artistic research tot een “disciplinering” of “academisering” van de kunsten zou leiden. Hoe kijken jullie hier tegenaan?

Jeroen Boomgaard: Ik vind vooral de uitkomst van artistiek onderzoek interessant. Ik probeer al heel lang cynische collega’s vanuit zowel de kunst als de wetenschap te overtuigen dat kunst een vorm van kennis over de wereld in zich draagt. Waarom besteden kunsthistorici en kunstcritici anders hun hele leven aan het interpreteren van kunstwerken? Waarom zouden zij zich daar mee bezighouden als er niet van alles uit kunst te halen valt? En als er van alles in zit, hoe is dat daar dan ooit ingekomen? Dat is er door kunstenaars in terecht gekomen! In die zin houden kunstenaars zich bezig met het creëren van vormen van kijken naar de wereld en dat zou je vormen van kennis kunnen noemen. Het biedt een andere manier van het begrijpen van de wereld dan traditioneel academisch onderzoek. En het samengaan van die twee methodieken vind ik het meest interessant en het gaat me hier dus niet zozeer om het verbinden van kunst en wetenschap, maar juist ook om hoe de twee van elkaar verschillen. Dit leidt tot daadwerkelijk interessante resultaten.

Lees meer over ARIAS

Nim Goede

is promovendus bij ASCA (Amsterdam School for Cultural Analysis, UvA)

Recente artikelen