metropolis m

Yaïr Callender maakte afgelopen Art Rotterdam indruk, zowel buiten met een monument als op Prospects & Concepts. Nu, een maand later, heeft hij zijn eerste solo getiteld For the vision of Abou Ben Adhem bij 1646 in zijn thuisstad Den Haag. Een gesprek met de kunstenaar over monumenten, materiaal, spiritualiteit en gemeenschapszin.

Vincent van Velsen: In de beschrijvingen van je werk komen de termen monumenten en het monumentale zonder uitzondering aan bod. Hoe verhoud jij je tot deze term?

Yaïr Callender: Na de academie heb ik een serie “monument” werken gemaakt. Het was eigenlijk een zoektocht naar de betekenis van deze term. De hypothese was dat een monument een sculptuur is die zichzelf ontstijgt en op één of andere manier meer wordt dan hetgeen in fysieke vorm aanwezig is. Formaat kan hierin een belangrijke rol spelen, maar ik ontdekte dat ook de compositie van de elementen en het gebruik van symmetrieën een zeer belangrijke rol speelden. Dit inzicht is langzaam geïntegreerd in mijn gehele praktijk en komt in veel van mijn werken terug. Het zijn technieken geworden die ik gebruik om betekenis in mijn werk te leggen.

VV: We ontmoetten elkaar voor het eerst net voor je afstuderen, tijdens de portfoliobesprekingen op de KABK (2013). Samen met toenmalige medestudent Vincent Both spraken we toen onder meer over jullie assistentschap bij David Bade en de invloed daarvan op jullie werk. En ook nu nog denk ik die invloed op een of andere manier terug te zien in je werk: het materiaalgebruik, de omvang, de grootte van de gestes. Hoe zie jij dit, en zijn invloed – of zijn er juist andere?

YC: David Bade is een belangrijk persoon geweest in mijn ontwikkeling. De tijd dat ik hem assisteerde was tijdens de eerste twee jaar van de kunstacademie. Zijn manier van werken en enthousiasme werkten aanstekelijk. Ook bood David ons ruimte om zelf te experimenteren. We konden altijd suggesties doen of soms zelfs hele sculpturen maken. Het was een absolute eyeopener betreffende de vrijheid en mogelijkheden van driedimensionaal werk. Sindsdien zijn er nog vele andere kunstenaars geweest die veel invloed op mij hebben gehad, zoals Dani Karavan, Phyllida Barlow en Antony Gormley. Maar bij hen heb ik niet het plezier gehad om letterlijk met hen samen te werken.

VV: Na de afstudeerexpositie leek je op een bepaalde manier te zijn verdwenen. Tenminste we kwamen elkaar zo nu en dan wel tegen bij openingen in Den Haag, maar ik zag eigenlijk weinig van je werk, je eigen praktijk. Wel kreeg ik geregeld uitnodigingen op Facebook voor events onder de titel In Your Livingroom (IYLR). Kun je daar iets over vertellen?

YC: Tijdens de academie was ik met een groep vrienden een initiatief gestart met de naam In Your Livingroom. Na de academie zetten we dit voort. Ik ben nooit echt gestopt met het maken van eigen werk, maar ik splitste toen mijn tijd tussen het organiseren van tentoonstellingen en projecten enerzijds, en het maken van eigen werk anderzijds. Naast IYLR kwam daar in 2014 de expositieruimte EXO bij, waar ik met een groep vrienden een jaar lang elke twee weken een tentoonstelling organiseerde. Later was er de bar Het Syndicaat waar ik feesten en evenementen organiseerde. Hoewel dit super leerzame ervaringen waren, ging er ook veel tijd in zitten. Maar ik deed dit wel vanuit een overtuiging. Ik zocht naar vernieuwing in de beeldende kunst, naar nieuwe manieren voor het presenteren van kunst. Ik geloof dat kunst een rol hoort te spelen in het leven – en hierin belangrijk is. Dit was altijd één van mijn hoofddoelen tijdens het organiseren. Om op één of andere manier kunst en het leven dichter bij elkaar te brengen; en ze niet als twee afzonderlijke velden te zien.

VV: Dan naar de huidige expositie bij 1646 met de titel For the vision of Abou Ben Adhem. Je gaf de ruimte een soort sacrale sfeer, onder meer middels de tekeningen van sterrenstelsels aan het plafond in de achterruimte. En hier staat ook de sculptuur die een soort levensloop of opstanding en teloorgang uitbeeldt: op een sokkel geplaatste abstracte mensfiguren die deze sequentie sculpturaal verbeelden. Wat is de positie van religie en spiritualiteit binnen je praktijk?

YC: Voor mij is spiritualiteit een basiselement in mijn leven. Onderzoek naar het interne leven in relatie tot de externe wereld is een kernbegrip in mijn belevingswereld en hierdoor ook een zeer belangrijk thema binnen mijn werk. Dit is hoe ik spiritualiteit begrijp en benader. Ik bestudeer hierin ook vrij uit verschillende tradities van soefi islam, christendom en boeddhisme tot kabbala en esoterische teksten. Vaak vormt dit een aanleiding tot nieuwe werken.

[blockquote]De hypothese is dat een monument een sculptuur is die zichzelf ontstijgt en op één of andere manier meer wordt dan hetgeen in fysieke vorm aanwezig is

VV: Bij binnenkomst van de expositie kom je door een constellatie van objecten die een vorm van initiatie indiceren: je moet door een afbakening om de bovengenoemde sacrale ruimte te bereiken. Deze sculpturen bevatten water, wat mij weer doet denken aan een wassing voorafgaand aan het bidden, of de doop. En aan het einde van de ruimte is er een plek van samenkomst: er staan bankjes rondom een waterpijp. Wat behelst dit?

YC: Eigenlijk is dit een vertaling van de motivatie die belangrijk is bij mijn organisatorische werkzaamheden, naar mijn eigen werk. Ik ben ontevreden met de manier waarop mensen kunst bekijken. Met de ingrepen in de ruimte probeer ik het lopen door de galerie te vervangen door het zijn in de galerie: niet op doortocht maar bijna als leefruimte. Ik geloof dat er iets gebeurt als je meer tijd met een kunstwerk doormaakt, andere dingen beginnen op te vallen of vragen geponeerd door het werk beginnen te spoken door je gedachtes. Met deze reden hebben we een aantal architectonische ingrepen gedaan. De waterbassins vormen een obstakel  en dwingen de toeschouwer om één voor één de ruimte te betreden. Het verlangzaamt de pas waarmee mensen de tentoonstelling in (kunnen) lopen. Deze vertraging zorgt ervoor dat men de kunst anders benadert. Het idee van wassing of reiniging hangt hiermee samen. Je wordt je bewust van waar je loopt en dat brengt je gedachtes naar het hier en nu. Het geheel is opgebouwd als een tocht waarlangs de verschillende beelden zich een voor een tonen aan de toeschouwer. Achter in de ruimte bij de waterpijp is er een moment van rust – en van samenkomst.

VV: En wie is Abou Ben Adhem?

YC: Hij is een karakter uit een gedicht van Leigh Hunt, gebaseerd op de vroege soefimysticus Ibrahim ibn Adham. In het gedicht verschijnt een engel aan Abou Ben Adhem in een visioen tijdens zijn slaap. De engel noteert de namen van alle personen die God liefhebben in een boek. Abou Ben Adhem vraagt of zijn naam er tussen staat, maar ontdekt tot zijn schrik dat deze afwezig is. Vervolgens zegt Abou Ben Adhem: “Oké, zet mijn naam er maar in als iemand die zijn medemens lief heeft”. De engel doet wat wordt gevraagd en verdwijnt. De volgende dag komt de engel terug met het boek en de naam van Abou Ben Adhem boven alle andere. De moraal van het verhaal is vrij simpel maar er zitten een aantal interessante draaien in. Het gedicht plaatst liefde voor de medemens boven religieuze dogma’s. Dit spel vindt ook plaats in de naam van het karakter Abou Ben Adhem. Abou is een Arabische naam, Ben is een tussenvoegsel dat vaak wordt gebruikt in Joodse namen, en Adhem is een duidelijke verwijzing naar Adam. In de naam verbindt de dichter dus ook verschillende tradities met elkaar en verandert het Arabische woord voor zoon (Ibn) voor het Hebreeuwse (Ben). In feite roept het hele gedicht op tot vrede en tolerantie. Dit vond ik een mooi uitgangspunt om mijn eerste solotentoonstelling op te baseren.

Fotograaf: Jhoeko; alle foto’s courtesy 1646, Den Haag

For the vision of Abou Ben Adhem, t/m 01.04.2018, 1646, Den Haag

Vincent van Velsen

is redacteur Metropolis M en conservator Stedelijk Museum Amsterdam

Recente artikelen