metropolis m

Zelfportret Agnès Varda voor schilderij van Giuseppe Bellini, 1960 

Agnès Varda, ‘grootmoeder van de nouvelle vage’, beroemd om films als Le Bonheur, is begin deze week overleden. Drie jaar geleden spraken we met de toen al hoogbejaarde filmer en kunstenaar, op het moment dat ze een tentoonstelling inrichtte in haar geboorteplaats Elsene. 

‘In de wijk van mijn kindertijd ligt een museum. Toen ik een jaar of acht oud was en aan de Louisapoort de tram nam, kon ik me onmogelijk voorstellen dat ik omstreeks mijn 88ste naar hier zou terugkeren om er mijn artistieke werk tentoon te stellen. En niet alleen maar dat!’ 1

Agnès Varda werd als Arlette Varda op 30 mei 1928 in de Brusselse deelgemeente Elsene geboren als de dochter van Christiane Pasquet, een huisvrouw, en van Eugène Jean Varda, een ingenieur. Ze bracht er haar jongste jaren door tot haar Franse moeder en Griekse vader in de vroege jaren 1940 naar het Franse Sète verkasten. Daar doken ze, aan de zijde van de familie van Agnès Varda’s moeder, onder voor de in het Noorden ontvlammende oorlog.

In Sète studeerde de jonge Varda kunstgeschiedenis en fotografie aan de Ecole des Beaux-Arts om niet veel later aan het Théâtre National Populaire en het Festival d’Avignon als fotograaf aan de slag te gaan. Haar echte carrière – in interviews zal ze meermaals toegeven indertijd niet veel films gezien te hebben – nam in de prille jaren vijftig een start met fotoreportages in Cuba, Duitsland, Portugal, China, enzovoort.

Als filmmaker debuteerde de ‘grootmoeder van de nouvelle vage’ in 1955 met La pointe courte, een radicale oefening in het mengen van fictieve elementen (een romance, de acteurs Philippe Noiret en Sylvia Monfort) met documentaire (een vissersdorp, de inwoners en diens barre levensomstandigheden). Die was enigszins nog schatplichtig aan het neorealisme. Later bracht ze meer dan veertig korte en lange speelfilms alsook werk voor televisie voort waaronder Cléo de 5 à 7 (1962), Le Bonheur (1964), L’Une chante, l’autre pas (1977), Sans toit ni loi (1985), Jacquot de Nantes (1991), Les Glaneurs et la glaneuse (2000) en Les plages d’Agnès (1985) tot de beroemdste behoren.

Die en vele andere werken omschrijft Varda als cinécriture, het gebruik van cinema en camera als ware het tekst en pen. Niet enkel mengt ze in haar werken documentaire en fictie en komen vaak figuren uit de marge aan bod, ook spelen haar eigen leven en haar positie als overtuigde feministe er kapitale rollen in.

We ontmoetten Varda in 2016 in haar geboorteplaats Elsene, waar ze werkte aan de tentoonstelling Patates & compagnie, een amalgaam van foto’s, werken op papier, korte films en installaties. Die laatste gaan vooral in op de rol van haar moeder tijdens haar kindertijd in Brussel en aan de Belgische kust. ‘Hoe zou ik mijn eerste breiwerkjes kunnen vergeten, en het traject waarop ik mijn moeder vergezelde als ze groenten ging kopen op het Flageyplein naast de vijvers van Elsene?’2

Ive Stevenheydens

Hoe herinnert u zich uw moeder?

Agnès Varda

‘Tijdens mijn kindertijd in Elsene was mijn moeder – Christiane geheten, al luisterde ze naar de koosnaam Cricri – dominant aanwezig. Als dochter van een Zuid-Franse pastoor werd ze zelf in Ferney-Voltaire geboren, een Frans grensdorpje gelegen in het departement Ain, vlak bij Genève, alwaar de grote vrijdenker en schrijver Voltaire een groot stuk van de 18de eeuw leefde. De dorpelingen kregen zijn standpunten omtrent verdraagzaamheid met de paplepel ingegoten. Mijn moeder kende een ongewone jeugd: ze groeide samen met elf broers en zussen op in de pastorie die mijn grootvader eigenhandig gebouwd had. Je zou ze moeten zien zitten, op die oude foto’s, met hun veertien voor het souper aan tafel! Mede dankzij haar opvoeding werd Cricri later een bijzondere vrouw, een buitengewoon sterke persoonlijkheid. Tijdens mijn kinderjaren oversteeg mijn moeder haar natuurlijke rol in feite. Voor mij was ze haast een personage aan wie ik me kon spiegelen. En toch was het werkelijk mijn echte moeder.’

Ive Stevenheydens

Wat kreeg u van haar mee?

Agnès Varda

‘Haar liefde voor het leven en de dingen, het feit dat objecten steeds een betekenis dragen. Mijn moeder hield van erg uiteenlopende zaken, en ik hield steevast intens van wat zij beminde. Een bijzondere interesse had ze in kunst, vandaar dat ze op latere leeftijd beeldende kunsten ging studeren. Maar wij kwamen voor. Nadat ze ons opgevoed en grootgebracht had – vijf kinderen in totaal – begon ze dus op haar 55ste aan een tweede leven. In de kunst ging haar interesse enorm breed. Zo was ze gepassioneerd door Italiaanse annunciaties (Schilderijen uit de christelijke kunst die het bezoek van de Aartsengel Gabriël bij Maria thuis in Nazareth verbeelden; hij komt haar melden dat God haar uitverkoos om de moeder van zijn zoon te worden, IS). Dat thema was al populair in de catacomben, maar kende een hoogtepunt in de 15de en 16de eeuw, met wellicht Het fresco van Fra Angelico in Florence als bekendste voorbeeld. Dit soort dingen legde Cricri me gepassioneerd in geuren en kleuren uit, en ik was amper zes jaar! Ook de Vlaamse primitieven, met in het bijzonder Jan Van Eyck, Quinten Massijs en Rogier van der Weyden, waren me reeds op piepjonge leeftijd niet onbekend.’

Ive Stevenheydens

Welke rol speelde uw vader in uw kindertijd?

Agnès Varda

‘Ik onderken het belang van de vaderfiguur in de maatschappij en ken heel veel vrouwen en mannen voor wie zijn rol in hun leven onontbeerlijk is. Veel mensen rond mij identificeren zich met hun vader, vonden bij hem herkenning en hebben er een grote admiratie voor. Maar ik heb aan die dans nooit meegedaan. Het zijn dan ook twee erg verschillende figuren. Hoewel de rol van mijn vader in mijn opvoeding niet te onderschatten valt, vormde hij eerder een zwakke aanwezigheid. Zeker in vergelijking met de persoonlijkheid van mijn moeder. Die posities vertalen zich ook in mijn werk en in deze tentoonstelling.’

Ive Stevenheydens

Het werk Paravent de mémoire dat u speciaal voor de tentoonstelling maakte is een installatie opgebouwd uit onder andere een vijfdelig kamerscherm en een werktafel.

Agnès Varda

‘De vijf delen van het scherm verwijzen naar mij, mijn twee zussen en twee broers. Ik vond het passend in deze context – Elsene staat tenslotte voor mijn moeder – om voor een kamerscherm te kiezen: het is een vrouwelijk object waar men zich tegelijkertijd mooi maakt, zich toont en verstopt. Bekleed met een Zuid-Franse, Provençaalse stof, hangt het scherm vol met objecten waar mijn moeder – en ook ik – zo van hielden. Het zijn kleine evocaties van mijn tijd in België die verwijzen naar Cricri’s smaak in kunst, alsook naar haar liefde voor postkaartjes. Of naar een groot drama: de smartelijke dood van Koningin Astrid in 1935. Dat verkeersongeval liet op haar en mij een verpletterende indruk na. En Cricri beminde ook het spel, ze hield zich graag onledig met patience en met puzzelen. Haar kaarten liggen in de installatie op de werktafel; aan het kamerscherm hangt een onaffe puzzel van het Portret van Giovanni di Nicolao Arnolfini van Jan Van Eyck uit 1432. Ook verwerkte ik een aantal kleinere foto’s van mijn vader alsook beelden uit mijn moeders kindertijd én van haar vijf kinderen – ikzelf tussen 4 en 9 jaar jong. Aan de werktafel staat voorts een theepot. Daarvoor fabriceerde mijn moeder de theemuts van de afgeleefde gordijnen uit mijn slaapkamer die ik met twee zussen deelde. Recycleren deed ze wel vaker: mijn eerste rok was gesneden en vervaardigd uit een afgedragen broek van mijn vader. Weet u, al voor de oorlog wisten we de dingen te recupereren.’

Ive Stevenheydens

Kunt u iet meer vertellen over de metershoge sculptuur van een punnikpop.

Agnès Varda

‘Verbeelding en werkelijkheid gaan altijd hand in hand. Alvorens te leren breien, leerde mijn moeder me punniken. Met mijn assistente maakten we een vrouwelijke reuzenversie van dit speelgoed – wel vaker zijn die dingen mannelijk. Uit de voet van de pop komt het breiwerk, een soort van veelkleurige worst. Die loopt over de vloer door tot aan de voet van mijn moeders werktafel. Het vormt dus een soort van navelstreng die ons twee letterlijk verbindt. Ik koos er bewust voor om deze band heel expliciet te exposeren. Daarnaast verwijst de pop ook naar de wijk rond het museum vandaag. Het vrouwelijke collectief Crevette Dread geleid door Cindy Thirion voegt hier aan dagelijkse objecten kleur toe door ze te hullen in zelfgemaakte breiwerken. Hun “wensboom” die hier achter de hoek in een veelkleurig breiwerk gehuld groeit, vind ik prachtig.’

Mijn vaderland heet in principe België en mijn thuisstad Elsene. Maar ik werd geboren uit Franse ouders die me nooit Nederlands leerden spreken

Tentoonstelling Agnès Varda in Elsene, 2016

Tentoonstelling Agnès Varda in Elsene, 2016

Ive Stevenheydens

Hoe was het om in de jaren voor de oorlog op te groeien in Brussel?

Agnès Varda

‘Mijn vaderland heet in principe België en mijn thuisstad Elsene. Maar ik werd geboren uit Franse ouders die me nooit Nederlands leerden spreken. Mijn ouders stuurden ons naar het Lycée Français en we leefden als ware het in een kolonie. Wij Fransmannen zagen dan ook vooral onze eigen groep mensen, net zoals Marokkaanse, Turkse, enzovoort families in Brussel elkaar vaak opzochten. Toch drukte de stad haar stempel op deze kleine Française in Brussel. De vijvers van Elsene, de Abdij Ter Kameren, de aangrenzende tuin en het bos bevonden zich allemaal dicht in de buurt. De vele frietkoten, hun verleidelijke geur en de kleine hoorntjes friet die we op wandelingen met Cricri kregen. Of nog: het geluid van de trams op de Louisalaan waar ik steeds te voet door liep om de vitrines en de publiciteit beter te kunnen bekijken. Ik herinner me nog fris een afbeelding van een ouder echtpaar schuilend onder met een opgestoken paraplu, een advertentie voor verzekeringen geloof ik. Het verse werk Armoires à souvenirs, met knipselboeken van rond mijn zevende, de vilten zeven dwergen uit Disney’s Sneeuwwitje en het album Felix VI en l’an 2000 uit 1933 etaleert enkele van mijn eigen souvenirs uit die periode. Maar maken deze losse indrukken en herinneringen het concept uit van een vaderland of thuisstad? Dat weet ik niet. Volgens mij wil je naar een heus vaderland steeds terugkeren en er uiteindelijk ook sterven. Ik heb niet meteen een verlangen om in Elsene de pijp uit te gaan. Het veertiende arrondissement van Parijs ligt me meer na aan het hart. Daar ging ik in 1951 in de rue Daguerre wonen en ontwikkelde ik een soort van wortels, al zijn die wellicht verzonnen door mezelf.’

Ive Stevenheydens

U groeide ook deels op aan de Belgische kust.

Agnès Varda

‘Onze hele kindertijd brachten we er elke vakantie door, zonder fout. Wijzelf probeerden zo veel mogelijk op het strand te toeven. Ik aanbid die herinneringen. De kust zag er toen helemaal anders uit. In de tijd kwamen de vissersboten rechtstreeks op het strand aan. De band met de zee en de mensen was toen helemaal anders dan hoe het vandaag is. Ach, mijn geheugen laat me vaak in de steek. Precies daarom zijn die postkaarten die mijn moeder me naliet zo belangrijk: ze weten telkens verre herinneringen op te roepen. Misschien klinkt het vreemd, maar geluiden duiken bij mij vaak het eerste op, ze staan het dichtste bij mij. Als ik de postkaartjes bekijk, hoor ik het geluid terug van Mariakerke, Blankenberge of de Panne: de zee, spelende kinderen, de vissers, de wind.’

Ive Stevenheydens

Later reisde u erg veel.

Agnès Varda

‘Ik heb grote delen van de wereld mogen zien, en ik reisde vooral voor het werk. Met Jacques Demy woonde ik twee maal in Los Angeles, telkens voor een periode van drie jaar. Jacques stamde uit de regio van Nantes. Die had daar echt zijn wortels! Zoals ik al aangaf, ken ik dat gevoel niet. Toch voel ik me aan bepaalde plekken gehecht. Aan Elsene, uiteraard, en het Parijse 14ième waar ik nog steeds woon. Of aan het Île de Noirmoutier waar ik met Jacques Demy erg veel tijd doorbracht. Ik voel ook warmte voor de stad Sète waar we de oorlogsjaren met het gezin als vluchtelingen doorbrachten en waar ik nog lang bleef hangen. Nogmaals: ik heb veel bevestigingspunten, maar dat maakt alles samen nog geen roots.’

Ive Stevenheydens

Het beeld van de wortel, meer bepaald in de vorm van de aardappel, keert vaak terug in uw werk. Zo ook in deze tentoonstelling.

Agnès Varda

Dat is gewoon puur toeval. In de tijd dat ik Les glaneurs et la glaneuse draaide, viel ik op aardappelen in de vorm van een hart. Omdat hun grafische kwaliteit me boeide, heb ik ze in de film opgenomen. Erna begon ik hartvormige aardappels te cultiveren. Ik zette ze in tal van scènes, een soort van radicale cinema waar ik uren van maakte, evenwel zonder duidelijk doel. Tot Hans-Ulrich Obrist me uitnodigde om deel te nemen aan Utopia Station op de Biënnale van Venetië in 2003. Ik presenteerde ze in een videotriptiek, alsof ze de schoonheid van de wereld uitmaken, omringt door echte aardappels. Hoewel het tentoonstellen van mijn eerste beeldend werk een zeer aangename ervaring was, realiseerde ik me al snel dat ik veeleer een filmmaakster ben. Ik draai en monteer, maar toch leidde het toeval ertoe dat ik met installaties bezig bleef. Patatutopia staat hier trouwens in betere condities – in de veertig graden van Venetië en met de vochtigheid begonnen de aardappelen te rotten.’

Ive Stevenheydens

U bent zelf moeder van twee kinderen: Rosalie Varda-Demy, kostuumontwerpster en directrice van Ciné-Tamaris3, en de acteur en filmregisseur Mathieu Demy.

Agnès Varda

‘En ik heb ook nog eens vijf kleinkinderen! Och, de tijden zijn dermate veranderd. Mijn moeder was met ons vijven ietwat teleurgesteld: volgens haar een veel te klein aantal. Ze kwam dan ook uit een periode dat echtparen het ene kind na het andere op de wereld zetten – mijn grootmoeder had er op haar 35 al twaalf. Die was wel nooit werkloos! Jammer genoeg heb ik mijn grootouders overigens nooit gekend, noch die van Frankrijk, noch die van Griekenland 4. De enige indrukken die ik van hen heb komen van de foto’s die mijn moeder bewaarde en de verhalen die ze er herhaaldelijk over vertelde. Maar goed, het idee dat kinderen voor koppels verplichte ‘extra’s’ zijn, is al lang niet meer. Toch waren we in onze tijd nog geprogrammeerd om aan twee, drie kinderen te denken. Mijn dochter en zoon opbrengen was een hartstochtelijk en spannend avontuur, zeker voor een vrouw die ook films maakte. Ik hoefde immers niet te kiezen: ik kon ze grootbrengen terwijl ik me aan mijn werk wijdde. Niet evident. In mijn tijd werden kunstenaars immers nog gezien als ware monsters die zeker geen kleintjes konden grootbrengen. Of ook: een vrouw zonder kinderen was geen echte vrouw. Stel je voor: al dat soort larie dat ik destijds moest horen, terwijl er nu zo veel bewonderenswaardige vrouwen vrij zonder kinderen rondlopen! Al die verschillende ideeën rond moeders hebben me altijd sterk beziggehouden. Ik ben dan ook feministe en heb, vooral in Frankrijk, veel gevochten voor de vrijheden en rechten van de vrouw. Ik ben evenzeer voor contraceptie en abortus als voor de rechten van het kind. Van mannen houden is een ander ding, maar in mijn werk sta ik van nature veel dichter aan de kant van de vrouwen.’

DIT ARTIKEL IS IN EEN IETS KORTERE VERSIE GEPUBLICEERD IN METROPOLIS M NR 2-2016 WHO IS YOUR DADDY. METROPOLIS M KRIJGT GEEN SUBSIDIE. STEUN ONS, NEEM EEN ABONNEMENT. ALS JE NU EEN JAARABONNEMENT AFSLUIT STUREN WE JE HET NIEUWSTE NUMMER GRATIS OP. MAIL JE NAAM EN ADRES NAAR [email protected]

Patates & compagnie was te zien in het voorjaar van 2016 in het Museum van Elsene, Brussel. www.museumvanelsene.irisnet.be

1,2 Fragmenten uit de perstekst van het Museum van Elsene, februari 2016.

3 De organisatie die de films van Jacques Demy en Agnès Varda beheert, distribueert en publiceert op DVD, een waar familiebedrijfje dat Varda zelf in 1977 oprichtte.

4 Varda’s vader stamde uit een Griekse familie vluchtelingen uit de regio van Anatolia.

Recente artikelen