metropolis m

Iris Kensmil

Iris Kensmil en Remy Jungerman in gesprek over de stekelige weg naar Venetië en het werk dat ze er laten zien (ikv Keti Koti, de viering van de afschaffing van de slavernij, spreekt Iris Kensmil zondag in het Centraal Museum).

Nanda Janssen

Wat is jullie vertrekpunt voor de werken die er in het Nederlands Paviljoen te zien zijn?

Iris Kensmil

Here The New Utopia Begins bestaat uit twee monumentale wandinstallaties die onderling samenhangen. Eén ervan brengt zwarte feministen in beeld die een positief gedachtegoed hebben ontwikkeld over de toekomstige samenleving. Ik voer onder meer journalist en activist Claudia Jones op, schrijver Octavia Butler, surrealist Suzanne Césaire en communist Hermina Huiswoud; vrouwen met uiteenlopende culturele achtergronden die in verschillende tijden leefden. Het gaat me om het grotere verhaal rond deze vrouwen: waarom ze onderbelicht zijn in de geschiedenis. Hun portretten combineer ik met een wandschildering die geïnspireerd is op een andere utopie, die van het modernisme. Ik focus me op twee representanten ervan: Piet Mondriaan en Kazimir Malevich. Gezien hun thema’s, zoals de oneindige ruimte, de helderheid en de dynamiek, zijn zij voor mij de makers van de iconen van het utopisme. Wel vind ik de utopie van het modernisme maar een eenzijdig ideaal, en vul die daarom aan met de visies van zwarte vrouwelijke utopisten. De andere wandinstallatie focust op de positionering van kunstenaars als stanley brouwn, David Hammons en Charlotte Posenenske. Kunstenaars die zich in hun werk verweren tegen maatschappelijke en institutionele framing.’

Remy Jungerman

‘Eén van mijn drie grote, ruimtelijke beelden, Visiting Deities, is een tafel van een meter of acht die op water lijkt te drijven. De oppervlakte van die tafel bestaat uit een serie schilderijen die als een soort puzzel in elkaar passen. Ik hanteer in die panelen de geruite stoffen uit de winti, een Afro-Surinaamse religie, die ik vervolgens met kaolien [witte klei die veel in reinigingsrituelen wordt gebruikt, red.] heb ingesmeerd. Het patroon van de stof is ook in het kaolien gekerfd. De tafel is geïnspireerd op de kabra tafra uit de winti: een rituele tafel om voorouders te eren. Het Nederlands paviljoen is een goede gelegenheid om alle voorvaderen uit de Greater Dutch World bij elkaar te brengen en met elkaar in gesprek te laten gaan. Kijkend naar hoe onze samenleving zich ontwikkelt en hoe er allerlei hiaten zijn te ontwaren in de kunstgeschiedenis, is het tijd om de geesten te verenigen. Dat is een principe uit de winti: je moet het verleden rein maken voor je in het heden een goede vorm kunt vinden, anders blijft het botsen. Ik ga niet letterlijk een wintipriester uitnodigen, al heb ik dat weleens gedaan bij een soortgelijk werk in Kunstvereniging Diepenheim in 2013. Dit keer is het symbolisch. Het werk is vernoemd naar de korte documentaire van Bonno Thoden van Velzen over een pelgrimage op de rivier Tapanahoni in het binnenland van Suriname uit 1962. Ook in het tweede werk, een nieuwe variant van mijn Horizontals, een meterslang horizontaal hangend kunstwerk, gebruik ik Afro-religieuze materie. In het bovenste gedeelte timmer ik spijkers die verwijzen naar de Nkisi of spijkerbeelden uit Congo. In die beelden staat elke spijker voor hoop, een wens, een gebed. Met elke oogst, geboorte, inwijding of dood wordt er een spijker ingeslagen. Vandaar dat zo’n beeld een power figure wordt.’

Nanda Janssen

Iris, jij werkt regelmatig samen met The Black Archives in Amsterdam, een archief dat zich richt op onderbelichte zwarte geschiedenis. Voor de biënnale verrichten jullie samen onderzoek naar zwarte vrouwelijke utopisten uit de Caraïben, Amerika en Europa. Jullie lijken me een geweldige match. Waar zijn jullie zoal achtergekomen?

Iris Kensmil

‘Ik sprong inderdaad een gat in de lucht toen ik The Black Archives op het spoor kwam. Voor het eerst wordt in Nederland aan black community-vorming gedaan! In 2017 hebben we al eens samengewerkt, in het kader van een debatreeks in het Van Abbemuseum, waar ik ze voor heb uitgenodigd. Voor de biënnale duiken Jessica de Abreu van The Black Archives en ik samen de archieven in. Het blijkt dat veel vrouwen die belangrijk waren bij bepaalde acties of sociale bewegingen niet geregistreerd zijn, en dus ook binnen de zwarte cultuur niet altijd bekend zijn. Neem de Vereniging Ons Suriname (VOS) die in 2019 honderd jaar bestaat. Er zijn maar weinig sporen van de vrouwen die zich ervoor ingezet hebben. Vermoedelijk komt dit doordat zij doorgaans op de achtergrond actief waren, terwijl de mannen op de voorgrond traden. The Black Archives is ook een internationaal podium. Zo hield de Amerikaanse geleerde Gina Dent er een lezing over het belang van Caribische denkers voor de Verenigde Staten. Deze contacten deden me ertoe besluiten me in Venetië toe te spitsen op zwarte feministen.’

Iris Kensmil

Remy Jungerman

Nanda Janssen

In jullie werk citeren jullie uit het modernisme. Aangezien jullie beiden vinden dat deze stroming te beperkt is, vullen jullie haar aan met andere perspectieven. Daar wil ik graag meer van weten.

Remy Jungerman

‘Ik zou graag een beeldtaal willen ontwikkelen die losstaat van het modernisme. Alleen bereik ik daar mijn doel niet mee. Ik put daarom uit de dominante cultuur, waaronder het modernisme, om een ingang bij het publiek te creëren voor andere invloeden en om de hiaten in de kunstgeschiedenis aan te tonen. In Suriname werd pas in 1980 de eerste kunstacademie opgericht waar je als bachelor of arts kon afstuderen. Kunstmusea waren er niet. Door de kolonisator is kunst en kunstonderwijs nooit ontwikkeld waardoor er ten tijde van het modernisme geen regionale tegenhanger is ontstaan. In Afrika waren evenmin academies waar mensen konden reflecteren op de ontwikkelingen die zich in Europa en de Verenigde Staten voltrokken, terwijl Afrikaanse beelden daarin een belangrijke rol hebben gespeeld. Kijk bijvoorbeeld naar de invloed daarvan op de kubisten. En dan heb ik het niet eens over het feit dat die beelden zijn gestolen. Als er meer ruimte was geweest voor het andere, dan zou er wederzijdse beïnvloeding en dialoog hebben kunnen ontstaan. Iris en ik putten uit een soortgelijke bron die inzichten moet doen kantelen en naar een ander bewustzijn kan leiden.’

Iris Kensmil

 ‘De biënnale en het Rietveldpaviljoen staan voor mij voor de moderniteit en de zelfontplooiing van de mens in de wereld. Maar die stroming heeft zich in de witte modernismes anders ontwikkeld dan in de westerse zwarte culturen, zoals Paul Gilroy en Kobena Mercer naar voren hebben gebracht. In mijn werk stel ik aan de orde dat de moderniteit een veel rijkere geschiedenis heeft dan algemeen bekend, bijvoorbeeld in de vorm van het gedachtegoed van het zwarte feminisme. Ik heb al vaak installaties gemaakt die een inclusiever moderniteit laten zien. In Rythm of Dutch spoken Words uit 2015 combineer ik twee portretten van de Nederlandse rapper Akwasi met een abstracte muurschildering. Het zwart-zijn en het Nederlands-zijn plaats ik hier in de traditie van De Stijl en in het bijzonder in die van Theo van Doesburg.’

Nanda Janssen

Jullie werk is positief en hoopvol. Jullie stellen beiden de ontmoeting centraal en bereiden de weg voor een completere of inclusievere samenleving. Benno Tempel noemt jullie zelfs post- en transnationaal. Iris, jij zet je in voor de erkenning van de emancipatie van de zwarte cultuur en Remy, jij viert de eigenheid, verscheidenheid en de overeenkomsten tussen culturen. Klopt dat?

Remy Jungerman

‘Ik heb er lang over gedaan om mijn vorm te vinden. Een belangrijk boek in mijn academietijd was Afro-American Arts of the Suriname Rain Forest uit 1980 van Richard en Sally Price. Veel van wat in dit boek staat, heb ik echt gekend, zoals de beschilderde roeispanen en voorgevels. Die publicatie vormde de aanleiding om me te verdiepen in de esthetiek van het eigene en hielp me om een weg uit te stippelen. Ik legde toen al verbanden tussen de westerse kunstgeschiedenis en wat ik om me heen zag. We moesten loskomen van het koloniale denken. Ik vroeg me af op welke wijze zowel de onafhankelijkheid van Suriname als van het individu tot uiting zou kunnen komen. Het vieren van het eigene of de waarden die je hebt meegekregen, leek mij de sleutel. Ik gebruik mijn Surinaamse wortels om te komen tot een beeldtaal, daar waar voor andere Europese kunstenaars Afrika als inspiratie dient. Door die beeldtaal ontstaan er gesprekken die kunnen gaan over ons koloniale verleden, slavernij, patronen of esthetiek.’

Nanda Janssen

De bekendmaking van jullie deelname aan de Biënnale van Venetië werd breed uitgemeten in de pers. Jullie drie, stanley brouwn was toen nog in beeld, werden aangeduid als ‘Surinaams-Nederlandse kunstenaars’ en ‘kunstenaars van Surinaamse afkomst’. Hoe ervaren jullie deze verwijzingen naar een etnische achtergrond en hoe positioneren jullie jezelf?

Iris Kensmil

‘Ik ervoer dat als etnisch profileren. Je hebt het gevoel dat je apart wordt neergezet. Als er in de kranten “drie joden” of “drie homoseksuelen gaan naar de biënnale” zou staan, dan zou iedereen in het verweer komen. Het toont dat er weinig besef is van de geschiedenis en onze verschillende perspectieven. In 1957 al is brouwn naar Nederland geëmigreerd vanuit Suriname, dat toen nog tot het Koninkrijk der Nederlanden behoorde. Remy is geboren in Suriname en naar Nederland gekomen in 1989 om verder te studeren en zijn kunstpraktijk te ontwikkelen. Suriname was toen inmiddels onafhankelijk. Ikzelf ben in Nederland geboren uit Surinaamse ouders, heb een tijd in Suriname gewoond en ben weer teruggekomen. Ik moet er altijd scherp op letten dat de inhoud van mijn werk niet gekaapt wordt. Soms wordt het bijvoorbeeld onder de vlag van slavernij gepresenteerd, terwijl het daar niets mee te maken heeft. Ook wordt vaak alleen naar het politieke gehalte gekeken en wordt de visuele kant volledig buiten beschouwing gelaten. Daar spreekt een vooroordeel uit.’

Remy Jungerman

‘Het is moeilijk om door al die ruis heen jezelf te zijn. Het geeft aan dat je niet volledig geaccepteerd wordt in deze context. Die krantenkoppen bevreemden me, want ik voel me een Nederlandse kunstenaar. Ik woon langer in Nederland dan in Suriname. Dat mijn werk deels over Suriname gaat, doet daar niets aan af: het gaat immers ook over Nederland! Ik praat graag over Suriname hoor. Ik vind dat veel meer mensen het op de wereldkaart moeten weten te vinden. Ik ben daarom liever gewoon kunstenaar, dan dat er een nationaal ding opgeplakt wordt. Wanneer ik kijk naar waar ik uit put, zie ik mezelf vooral als een global artist. Ik voel me in verschillende situaties op mijn gemak, zoals nu in New York, waar ik in 2018 een residentie van een jaar doe. Ik zie mezelf als een kunstenaar die zoals Wifredo Lam vanuit Cuba naar Parijs ging of zoals Willem de Kooning vanuit Nederland naar de Verenigde Staten en meeging met wat zich op dat moment ontwikkelde in de beeldende kunst. Ik bekeek laatst in het MoMA hoe zij kunstenaars betitelen. Zo las ik op een titelbordje ‘American artist born Ethiopia’. Ik ben er nog niet uit of dat een goede oplossing is.’

Remy Jungerman

Voor Remy Jungerman, achter Iris Kensmil

Nanda Janssen

De term black art wordt de laatste tijd steeds vaker gebruikt. Scharen jullie je daaronder? En is dat dan niet tegenstrijdig, om de ene verwijzing wel en de andere niet te accepteren?

Iris Kensmil

 ‘Dat is een lastige vraag inderdaad. Enerzijds word je weer in een bepaalde hoek geduwd, anderzijds stelt zo’n term een groep in staat om zichzelf te manifesteren. Daar ben ik voor. Je wilt leven in een wereld waarin het niet apart genomen hoeft te worden, maar om dat te bereiken moet je iets doen om voorwaarts te gaan.’

Remy Jungerman

‘Ik erken die strijd en complexiteit van black art als privépersoon, maar ik vind mijn werk er niet altijd bij passen. Het idee van de black Atlantic, dat Paul Gilroy poneerde, waart weliswaar door mijn werk, maar is niet het allerbelangrijkste. De black Atlantic in de definitie van Gilroy staat voor een inclusieve cultuur die etniciteit en nationaliteit overstijgt en die dus niet specifiek Afrikaans, Amerikaans, Caraïbisch of Brits is, maar dat alles samen; een blend. Ik ken veel kunstenaars die zoeken naar een taal dat het zwarte bewustzijn weergeeft. Maar ik draag dat al in mij, dus ik hoef dat niet ook nog een keer beeldend uit te drukken. Ik ben een kunstenaar die een dialoog op gang wil brengen en verschillende werelden verbindt. Ik ben geen activist, ik sta niet op de barricaden, maar het is goed dat anderen dat wel doen. Als er een demonstratie is, ga ik naar mijn atelier om twee keer zo hard te werken, want we moeten ook klaar staan met kunstwerken die nieuwe vergezichten schetsen. Ik ben nu dus ook klaar voor de biënnale.’

Nanda Janssen

In het oorspronkelijke plan was er een prominente rol weggelegd voor stanley brouwn. Weliswaar is zijn deelname gesneuveld, toch ben ik benieuwd naar hoe jullie je tot zijn gedachtegoed en strategie verhouden. Als conceptuele kunstenaar wiste brouwn zichzelf uit door bijvoorbeeld geen interviews te geven en geen afbeeldingen van zijn werk of zichzelf te verspreiden. Het werk moest voor zichzelf spreken. Hoe speelt hij mee in jullie werk voor de biënnale?

Iris Kensmil

‘Vanaf het moment dat ik hem als kunstenaar leerde kennen, ben ik gefascineerd door de manier waarop hij zijn kunst naar voren bracht. Ik bewonder de rigueur en zuivere vorm van zijn werk, maar ook hoe hij die beschermde. brouwn verdedigde het eigenzinnige aan zijn concept van zijn en ieders positie in de wereld tegenover de kunstscene en het publiek. Er is een tendens om werk van kunstenaars eenzijdig te benaderen door het bijvoorbeeld biografisch of juist formalistisch te duiden of enkel te beschouwen als politiek activisme. Wanneer ik tentoonstel, maak ik locatie-specifieke installaties, omdat ik het belangrijk vind om de beleving van de beelden zelf te sturen. In mijn ogen is de presentatiewijze deel van het kunstwerk. In mijn wandinstallatie voor de biënnale refereer ik aan kunstwerken van kunstenaars in wie ik een specifiek verzet herken, waaronder dus stanley brouwn. Het gaat om het behoud van de beleving van wat anders is.’

Remy Jungerman

‘Zoals ik een strategische positie inneem door het leggen van een relatie met het modernisme, zo koos brouwn voor de conceptuele kunst. Blijkbaar was dat een goede manier om te ontsnappen aan je identiteit. Op dat moment was het niet handig om zwart te zijn wanneer je als kunstenaar een podium zocht in Nederland. Ik ken zijn familie op Curaçao en die hadden het er zwaar mee dat hij alle privéfoto’s wilde vernietigen. Hij nam een radicale, bijna schizofrene positie in. Wat ik frappant vind, is dat er geen enkele andere kunstenaar genoemd wordt met een Surinaamse achtergrond uit die periode. Ik ken er nog veel meer namelijk. Promise, mijn derde kunstwerk voor de biënnale, is een ode aan stanley brouwn. Ook dit werk is een voortzetting van een bestaand werk. Uit een kubusvorm steken meterslange verticale latten waarop sequenties van zijn maateenheden, ell, feet en step, zijn afgetekend. Door daar mijn eigen maten de r en de j, mijn initialen, aan toe te voegen, neem ik hem op in mijn eigen ritme. De r is een halve ell en de j een halve step. Zo wordt brouwn een bron, een spirit, een voorouder.’

DEZE TEKST IS GEPUBLICEERD IN METROPOLIS M NR 6-2018 DOORBRAAK. STEUN METROPOLIS M BIJ HET PUBLICEREN VAN ONZE TEKSTEN. NEEM EEN ABONNEMENT. ALS JE NU EEN JAARABONNEMENT AFSLUIT STUREN WE JE HET LAATSTE NUMMER GRATIS TOE. MAIL JE NAAM EN ADRES NAAR [email protected]

Nanda Janssen

is curator en criticus en woont in Parijs

Recente artikelen