metropolis m

Ken Lum, Melly Shum hates her job. (1989/2019). Courtesy by the artist and Galerie NagelDraxler

Een portret van een jonge ZZP’er en zijn leven vol bindingsangst ‒ al dan niet bewust of opgelegd door omstandigheden ‒ dat plotsklaps onderbroken wordt door een vaste baan. Eventuele gelijkenissen met bestaande personen uit je omgeving berusten geheel en al op toeval.

Daar zit je dan. Maandagochtend aan je bureau. Je vader zegt altijd dat mensen die (te) lang geen relatie hebben patronen ontwikkelen waardoor het steeds moeilijker wordt om een relatie te krijgen. Maniertjes slijten er in. Je eigen routines maken je intolerant voor die van anderen. En je self-centered dagindeling maakt je ook niet per se aantrekkelijk. Kortom een vicieuze cirkel van alleen-zijn. En nu hier, op je flexibele werkplek, denk je dat hij misschien wel een punt heeft.

Je vader steekt zijn anti-alleen-zijn verhaal standaard af tijdens je maandelijkse visite. Om steevast te concluderen: ‘dus snel trouwen’. In professionele zin heeft hij wel gelijk, want bij al die andere freelance curatoren had je gezien dat ze nooit aan een baan kwamen ‘wegens gebrek aan institutionele ervaring’. Dat freelancen wordt door iedereen als iets tijdelijks gezien, een overgang vanuit de studie, wat dingetjes hier en daar: showtje, tekstje, persberichten schrijven en aanvragen ghostwriten, zo nu en dan een lezing, gastles of eindexamenjury. En het liep wel aardig, vond je zelf, maar goed betalen deed het nooit. De duizend euro die je kreeg per show was okay om te beginnen, maar werd op den duur toch wat karig. De banen voor junior curatoren lagen na de bezuinigingen ook niet voor het oprapen. En als ze er wel waren, werd meestal een oud-stagiair gekozen zonder dat er überhaupt een vacature werd uitgeschreven. De institutionele netwerken bleven gesloten.

In een recent panelgesprek benadrukte een oudere freelance curator nog, dat ze dat moedwillig had verkozen ‘in tegenstelling tot vele anderen’. Ze doelde op al die aan armoede grenzende personen voor wie freelance synoniem was geworden voor onvrijwillig werkloos. De opening van Venetië bijwonen was voor hen een net op te brengen investering. Zelfs het relatief goedkope en dichtbije Berlijn was een pijnlijke financiële aderlating. En die keer dat de documenta in hetzelfde jaar viel als Venetië en ook nog eens op twee locaties plaats vond, waren velen van hen dichtbij faillissement gekomen. Jij gelukkig niet, want je had net een goede schrijfopdracht binnen. Toch was het over het algemeen al een opgave om überhaupt naar een expositie te gaan die niet met de fiets te bereiken was – de trein is niet per se goedkoop.

Bij dat maandelijkse bezoek aan je ouders krijg je bij afscheid altijd vijftig euro in je handen gedrukt ‘omdat je het niet gemakkelijk hebt en belangrijk werk doet’. Eigenlijk is het een manier om je treinkaartje te compenseren zodat je ook volgende maand weer kan afreizen. En dat ze je van het station ophalen en daar weer afzetten scheelt ook weer een paar euro voor de bus. Zij zien de waarde van kunst, maar zijn zelf helaas ook niet echt rijk. Met uitzondering van die ene curator die op Facebook verkondigde dat Venetië zo verschrikkelijk duur is, hebben alle anderen kennelijk wel rijke ouders die hen in staat stellen voor bijna niks te werken. Sommigen maken hun eigen fee zelfs onderdeel van het besteedbare budget omdat ze het geld niet nodig hebben.

Tot die ene vacature een keer wel publiek werd, en jij wonder boven wonder werd uitverkoren. In het persbericht werd je veelbelovend genoemd. Daar was het vaste inkomen en leerde je eindelijk wat al dat geïnstitutionaliseerde volk de hele dag uitspookt. Na al die kortstondige relaties in de vorm van allerhande, gelijklopende projecten is de eenduidigheid van een vaste baan aanlokkelijk, maar hij brengt toch niet helemaal wat je ervan verwacht had. Alles gaat ineens langzaam, functioneert mondjesmaat. Het is vijf dagen per week kabbelen tussen negen en vijf. En dan dat eeuwige gevecht om budget, ruimtes en promotie met de andere curatoren in de krabbenton. En de marketingafdeling die bij voorbaat al je teksten om zeep helpt onder het motto ‘toegankelijkheid’. Het deed pijn toen je gisteren de programmalijn publiekelijk moest verdedigen en werd geacht de shows van je collega’s via je privé-Instagram te promoten. En dan was er ook nog de eerste handeling van de nieuwe directeur, die na zijn aanstelling zijn beste vriend als gastcurator uitnodigde. Zijn ‘drempel verlagende’ stijl in combinatie met de dictatoriale beslissingsmechanismes staan je ook niet erg aan – te meer niet omdat hij geen gelegenheid verstek laat gaan om te pleiten voor horizontale organisaties als ideaal voorbeeld voor zowel de maatschappij als het museum.

Er gaat wel heel veel tijd zitten in het goed houden van de collegiale verhoudingen, leer je al snel. Wat ten koste gaat van het over shows nadenken, onderzoek doen naar relevante onderwerpen, invalshoeken bedenken over nog niet per se overbekende kunstenaars. Je bent echt meer geïnteresseerd in de conceptuele overwegingen achter de laatste biënnale dan in de studiekeuze van de oudste zoon van de conservator, de nieuwe keuken van het hoofd Marketing, het tuinhuis van de productieassistent, het paard van die ene vrouw van Educatie of het doorgehaalde weekend van de stagiair die ‒ tot ongenoegen van de hoofdcurator ‒ de kunstenaar die afgelopen vrijdag een performance deed net iets te goed introduceerde in het underground nachtleven en zijn verschillende afters. Lang neem je dat alles maar voor lief zolang je shows en boeken kan maken. Je dacht dat je nu niet meer al netwerkend zou hoeven te smeken om een volgende mogelijkheid met een halfslachtig budget waar nauwelijks een expositie mee te maken valt. Maar in het museum ontdek je ook al snel dat het miljoenenbudget aan van alles wordt uitgegeven, maar nauwelijks aan het maken van exposities. Dus in het weekend zit je daar weer, bezig met het schrijven van een nieuwe subsidieaanvraag, om dit jaar toch ook een groepsshow mét nieuw werk én productiebudget te kunnen maken. Heb je weer geen tijd om naar openingen te gaan. Het wordt je kwalijk genomen door de freelancers onder het mom van institutionele arrogantie. Je zou toch al nooit geïnteresseerd zijn geweest en nu je een baan hebt laat je alles lekker aan je voorbij gaan. Dat zei je voorheen zelf ook over anderen. Maar hoewel het inderdaad niet meer nodig is om tot de laatste ronde te blijven in de hoop net op het juiste moment toch nog net het juiste gesprek aan te knopen met die persoon die zorgt dat je deze maand de huur weer kunt betalen, is het ook gewoon te druk om te gaan. Laatst kreeg je nog een sneer van de senior curator, die eigenlijk alleen nog bij het museum werkt omdat de ontslagpremie hoger is dan het salaris dat nog rest tot zijn pensioen, omdat je tijdens werktijd in een boek zat te lezen. Had je een keer tijd om daadwerkelijk inhoudelijk onderzoek te doen, wordt het je kwalijk genomen. Zijn shows en vooral die laatste bijdrage aan die ene catalogus tonen inderdaad dat hij het laatste decennium geen boek meer heeft ingezien.

[blockquote]Misschien moet je toch maar wat anders gaan doen. Had je tandarts moeten worden. Want die twee cum laude masters ‒ waarvan een research! ‒ zorgen nauwelijks voor een modaal inkomen

Misschien moet je toch maar wat anders gaan doen. Had je tandarts moeten worden. Want die twee cum laude masters ‒ waarvan een research! ‒ zorgen nauwelijks voor een modaal inkomen. Rondkomen lukt slechts in een kleine cirkel. En die studieschuld waarvan je dacht dat het een investering zou zijn helpt ook niet mee. Hoe al die anderen al die designerkleding kopen is je een raadsel ‒ zelfs de uitverkoop is nog te duur. En ja, de medebewoners in de woongroep zijn allemaal heel leuk en aardig, maar een eigen appartement zou toch wel fijn zijn. Je komt alleen niet eens in de buurt van de driemaal kale huur van vijftienhonderd euro per maand die je in de vrije sector gevraagd wordt. De wachttijd voor een sociale huurwoning bedraagt momenteel een jaar of achttien, dus je bent pas op de helft. En naar Rotterdam-Zuid verhuizen gaat je net te ver. Misschien dan toch maar Tinder achter je laten en in je schaarse vrije tijd iemand tegen proberen te komen die de moeite waard is, zolang het niet iemand is die (zelfs vrijwillig in zijn vrije tijd!) een lichtblauw overhemd draagt of een arme kunstenaar is. Of iemand met geld die je support maar niet serieus neemt en als artistieke trofee behandelt. Waar vindt men tegenwoordig iemand met een universitaire studie die daar ook naar handelt en naar wordt betaald? Dan kun je terug naar het freelance bestaan – om uit deze grijze muis institutionele sleur te geraken. Maar dan moet je wel eerst, zoals je vader elke maand weer zegt, ‘snel trouwen’.

DEZE TEKST IS GEPUBLICEERD IN METROPOLIS M NR 4-2019 ZIEKTEBEELDEN – EINDEXAMENS 2019. ALS JE NU EEN JAARABONNEMENT AFSLUIT, STUREN WE JE HET LAATSTE NUMMER GRATIS TOE. MAIL JE NAAM EN ADRES NAAR [email protected]

Vincent van Velsen

is redacteur Metropolis M en conservator Stedelijk Museum Amsterdam

Recente artikelen