metropolis m

Is de tentoonstellingsfotograaf een objectief waarnemer of medemaker van het werk of de tentoonstelling? Cristina Garrido maakt een film over het onzichtbare en misschien ook wel ondergewaardeerde werk van de tentoonstellingsfotograaf. Want wie is die persoon achter de camera eigenlijk?

Veel kunstenaars en kunstcritici zullen het herkennen: je hebt foto’s nodig van een werk of tentoonstelling en mailt de fotograaf even of je zijn of haar beelden mag gebruiken. De Spaanse kunstenaar Cristina Garrido raakte steeds nieuwsgieriger naar die fotografen wiens namen in kleine regeltjes onder foto’s in portfolio’s of artikelen verschijnen. Want uiteindelijk, zegt ze, vertegenwoordigen die foto’s niet alleen jouw werk, maar ook de manier waarop die fotograaf naar dat werk kijkt.

Ik ben in het Van Abbemuseum voor de filmvertoning van The (Invisible) Art of Documenting Art (2019), een werk waarin Garrido acht internationale tentoonstellingsfotografen in beeld brengt. Zij worden één voor één geïntroduceerd, gebogen over hun statieven en verborgen achter hun camera’s. Dat openingsshot is een overtuigende voorbode van wat het werk probeert te onderzoeken: bestaat de rol van tentoonstellingsfotografen enkel uit objectieve documentatie, of juist ook uit subjectieve keuzes die de latere perceptie van zo’n tentoonstelling bepalen? De waarheid lijkt dichter bij dit laatste idee te liggen: perspectief, belichting of kader zijn immers inmiddels niet meer af te doen als enkel technische ingrepen. Toch lijkt aanvankelijk geen van de geïnterviewde fotografen behoefte te hebben aan een erkenning van zo’n eigen blik. ‘Stay behind the camera’ is wat veel van hen nuchter beamen.

Maar Garrido blijft doorvragen. Want hoe verhoudt die (on)zichtbaarheid van de tentoonstellingsfotograaf zich tot die van andere spelers in de kunstwereld, zoals de tentoonstellingsontwerper of curator? Waar de mediërende rol van de laatste ondertussen volledig omarmd is, bijvoorbeeld in verschillende opleidingen, blijft die van de fotograaf beperkt tot een korte vermelding in de credits. En ook dat gebeurt nog lang niet altijd. Garrido speculeert met fotograaf Carlos Díaz Corona: zou het in de toekomst anders zijn? Er komt een tijd, stelt Corona, dat de titel van een tentoonstellingscatalogus niet alleen de naam van de tentoongestelde kunstenaar, maar ook de naam van de fotograaf bevat. Iets als: ‘Werk van kunstenaar X, gedocumenteerd door fotograaf Y’. En hoewel zo’n situatie inderdaad nog als toekomstmuziek in de oren klinkt, is het in andere gebieden al wel zo ver. Architectuur- of modefotografen hebben in vergelijking met fotografen van beeldende kunst een veel hogere status: hun werk wordt beschouwd als getuigenis van een individuele, bijzondere blik. Ja, misschien wel als kunst.

[blockquote]Want hoe verhoudt die (on)zichtbaarheid van de tentoonstellingsfotograaf zich tot die van andere spelers in de kunstwereld, zoals de tentoonstellingsontwerper of curator?

De gefilmde fotografen zijn duidelijk nog wat onwennig hun rol te zien als die van ‘auteur’ of ‘interpretator’. De plek waar Garrido ze ontmoet verschilt van museumzaal tot huiskamer tot café, waarvan de eerste duidelijk het best gekozen is. Op die plekken beantwoorden de fotografen een serie vragen die één voor één op een witte achtergrond verschijnen. Ik merk dat ik, gezien het onderwerp van de film, extra gefocust ben op hoe zij door Garrido gefilmd worden. Dat verschilt: soms is het gekozen kader vergelijkbaar met het kader dat in tentoonstellingsfotografie veel gekozen wordt, laten we zeggen: ‘objectief’ en overzichtelijk. Andere keren lijkt de uitsnede bijna toevallig gekozen. Met een meer uitgesproken keuze voor één van beiden zou de film zich naar mijn idee nog wat gelaagder tot het onderwerp kunnen verhouden. Nu schippert het werk nog een beetje tussen documentaire en kunstwerk. Wanneer curator Diana Franssen tijdens een korte nabespreking benadrukt dat de film gezien moet worden als een werk op zich, en niet als documentaire, roept dit daarom wat vraagtekens bij me op. Tegelijkertijd zijn dat misschien juist de vraagtekens die Garrido opzoekt: want wanneer is iets een ‘objectieve’ documentaire, en wanneer een ‘subjectieve’ uitdrukking van een kunstenaar? En zijn die noties überhaupt niet wat achterhaald? Dat Garrido zulke grijze gebieden niet schuwt, blijkt ook uit de vele vormen die het werk aanneemt: het is zowel film als boek, en zowel gepresenteerd in de context van filmvertoningen en conversaties als in tentoonstellingen. In het laatste geval natuurlijk inclusief fotodocumentatie.

Wanneer is iets een ‘objectieve’ documentaire, en wanneer een ‘subjectieve’ uitdrukking van een kunstenaar? En zijn die noties überhaupt niet wat achterhaald?

De vragen die Garrido de fotografen stelt wisselen tussen vragen van praktische aard, zoals ‘Wat is het moeilijkste medium om te fotograferen?’ en vragen die het hele vak beslaan als: ‘Waarom zijn er zo weinig vrouwelijke tentoonstellingsfotografen?’. Het antwoord op de eerste vraag is: ‘tekeningen’; daarvan verdwijnen de potloodlijnen naarmate je je er verder vandaan beweegt. Het antwoord op de tweede blijft uit.

De kwestie van digitale nabewerking van foto’s roept tijdens de nabespreking een interessante discussie op. Zo is het voor Peter Cox, een van de geïnterviewde tentoonstellingsfotografen, vanzelfsprekend om iets als een brandblusser die naast een schilderij hangt achteraf even weg te poetsen. Garrido vraagt zich af of die toenemende mogelijkheden tot retouchering er niet toe leiden dat we een steeds meer klinisch beeld van de tentoonstellingsruimte krijgen. Wanneer alle storende elementen wegvallen, blijft een ideaalruimte als norm over. Bovendien, vult curator Diana Franssen aan, komt het ook voor dat geheel nieuwe, digitale tentoonstellingsruimtes ontstaan als gevolg van plak-en-knipwerk van verschillende muren uit bestaande ruimtes. Dat gaat wat betreft Cox te ver.

Het is uiteindelijk vooral het bewegen door de tentoonstellingsruimte zelf, camera-apparatuur onder de arm, waar Cox en de andere fotografen met liefde over praten. Tijdens de stille uren van het museum, vaak op de maandagochtend wanneer het voor bezoekers gesloten is, kunnen zij zich zelfstandig en op een intieme wijze tot het werk verhouden. Fotograaf Moritz Bernoully: ‘taking advantage of being alone in the exhibition’.

Zo lijkt Garrido’s werk een pleidooi voor de zichtbaarheid van fotografen die zichzelf vooralsnog tevreden achter de hun camera’s of de gesloten deuren van het museum verborgen houden.

De vertoning van The (Invisible) Art of Documenting Art en het gesprek vonden plaats op 17.11.2019 in het Van Abbemuseum.

Marsha Bruinen

is webredacteur bij Metropolis M

Recente artikelen