metropolis m

Christian Falsnaes, Icons, Museum Kaiser Wilhelm, Krefeld, 2018

De museumwereld (zeg maar gerust de hele institutionele kunstwereld, en wij ook) raakt er langzaam van doordrongen dat zij een iets te nauwe definitie van zichzelf erop nagehouden heeft. Het is tijd de bakens te verzetten, maar dat is lastig, zo bewijst een bezoek aan het museum van Krefeld.

Aan de rand van het Ruhrgebied, niet ver van Venlo, ligt Krefeld. Een industriestad in verval, zoals meer steden in het gebied moeite hebben de economische neergang in toom te houden. De monumentale stationsstraat, met een mooie brede groene middenberm, is een aaneenrijging van failliete winkelpanden. Alcoholisten bevolken het centrum, terwijl opvallend veel jonge drugsverslaafden in de winkelstraten om geld bedelen. 

De stad, formaat Eindhoven, heeft dankzij zijn rijke verleden een culturele roep die verder reikt dan veel anonieme industriesteden uit de  directe omgeving. Vooral dankzij het Kaiser Wilhelm Museum, een van de eerste publieke musea in Duitsland, en het fameuze door Mies van der Rohe ontworpen villastel Haus Lange en Haus Esters. De villa’s zijn gebouwd door industriëlen en vervolgens geschonken aan de stad onder de voorwaarde dat er gedurende honderd jaar hedendaagse kunst te zien zou zijn. 

Het museum, gelegen aan de rand van het winkelgebied,  is eind juli stil, zoals alle musea die ik in de vakantie bezoek stil zijn. Corona heeft kunst teruggegeven aan de culturele elite waarvan ze zich kort geleden nog dacht te hebben losgeweekt. De collectiepresentatie opent – ik zou bijna zeggen geheel in lijn hiermee – met een zaal minimal art. Er zijn fraaie sleutelwerken van Piero Manzoni, Eva Hesse, Morris Louis en Gerhard Richter uit de vroege jaren zestig. Krefeld had destijds vinger aan de pols: veel werk is aangekocht in het jaar van ontstaan.

Installatie minimal art KAiser Wilhelm Museum, Krefeld, met oa Imi Knoebel

Installatie minimal art Kaiser Wilhelm Museum, Krefeld, met oa Piero Manzoni, Iannis Kounellis en Richard Tuttle

Minimal art is voor mij en iedereen die ermee is opgegroeid het zinnebeeld van moderne kunst (informatiearm, simpele vormtaal, esthetisch). In Krefeld wordt ze gevierd, maar ook gekielhaald. Onder de nieuwe directeur Katia Baudin probeert het museum een nieuw licht te werpen op de eigen collectie, waarvoor sinds enkele jaren kunstenaars worden uitgenodigd de collectie te herinterpreteren en kritisch te belichten (o.a. Bik van der Pol). 

Ook Christian Falsnaes was er te gast. In 2018 voerde hij een  bevrijdingsactie op met de ‘iconen’ uit de collectie, waarvan een videoregistratie een verdieping boven de originelen zelf te zien is. Tijdens de openstelling van zijn tentoonstelling in 2018 nodigde hij het publiek uit de beroemde werken uit de museumcollectie letterlijk te lijf te gaan. Ik zie de gegoede burgerij van Krefeld verbaasd enthousiast hun kans grijpen om als een wilde tekeer te  gaan tegen de kunst van hun jeugd. Het werk wordt beklad en kapotgescheurd, met een werkelijk satanisch genoegen, alsof de kunst, die in het Westen is uitgegroeid tot het toonbeeld van de vrije geest en teken van goede smaak, inmiddels het tegenovergestelde vertegenwoordigt: een rigide esthetische disciplinering door een groep witte mannelijke kunstenaars die het veel te lang voor het zeggen hebben gehad en van wie de kunstwereld zich hoognodig dient te verlossen.

Falsnaes’ cancel culture maakt indruk, vooral het plezier waarmee al die nette mensen de kunst van hun geliefde museum ten gronde lijken te willen richten. Zelfs al wisten ze dat het fake werken zijn (wat zo is), geeft het geweld waarmee men te werk gaat te denken. De frustratie zit ogenschijnlijk diep.

We zien, uiteraard, een rituele afrekening met een wit mannenbolwerk, een artistieke dictatuur, die je tegelijkertijd doet realiseren dat de museumcollectie (in feite elke museumcollectie) klaar is voor de schroothoop, zo het publiek dat wil

Christian Falsnaes, Kaiser Wilhelm Museum, Krefeld, 2028

Christian Falsnaes, Icons, Kaiser Wilhelm Museum, Krefeld, 2018

We zien, uiteraard, een rituele afrekening met een wit mannenbolwerk, een artistieke dictatuur, die je tegelijkertijd doet realiseren dat de museumcollectie (in feite elke museumcollectie) klaar is voor de schroothoop, zo het publiek dat wil. Tegen een menigte heeft ze geen schijn van kans, is de roem en faam in een oogwenk weggewist. Waarmee een andere kant van het werk naar voren treedt: de kwetsbaarheid van kunst. Bij Falsnaes oogt de kunst even weerloos als het materiaal waaruit ze is gemaakt (bij Manzoni wattenbollen; bij Imi Knoebel hardboardplaat). Zonder het museum (lees instituut) stelt het niks voor.

Falsnaes’ act is daarmee niet alleen een daad van (quasi)-activisme, het is ook een vorm van sociologie. Hij laat zien hoe kunst respect afdwingt, maar dat ook zo kan verliezen, als de mensen dat willen, om welke reden ook. De dikke muren en hoge drempels, waarmee het instituut zich institutionaliseert en wapent tegen de grillen van zijn publiek, zijn dan niet meer genoeg om de kunst zeker te stellen. In dit geval worden de mensen in beweging gebracht door een verhaal van publieke bevrijding van een patriarchale artistieke orde die aan vervanging toe is. De regels die hen in toom moeten houden, worden met grof geweld aan de laars gelapt.

Falsnaes laat zo ook de schaduwzijde van dat proces zien, het kuddegedrag van een meute die zich blind een bepaalde kant op laat sturen op voorspraak van de leider. Het volkstribunaal in werking is geen prettig gezicht. Je mag hopen dat er voor het museum betere manieren te bedenken zijn om met zijn verleden in het reine te komen.

Tijdens het vervolg van mijn tocht door het museum turf ik de aanwezige vrouwen in de collectie. Ze zijn op een hand te tellen

Een echte revolutie biedt Falsnaes’ systeemkritiek niet, niet eens een paleisrevolutie. Als ik na het bekijken van de video van Falsnaes door de collectie loop valt op dat het vooral mannen zijn die de toon zetten. Tijdens het vervolg van mijn tocht turf ik de aanwezige vrouwen in de collectie. Ze zijn op een hand te tellen. 

Allora & Calzilla, Haus Lange, Krefeld, 2020

Erik Wesley, Haus Lange, Krefeld, 2020

Eenzelfde worsteling met het eigen verleden tref ik verderop in de stad aan, in de welgestelde buurt, waar Haus Lange en Haus Esters gevestigd zijn. Er is een tentoonstelling te zien, gemaakt onder auspiciën van het museum, die gewijd is aan het verleden, hoe dat voortdurend om herdefinitie vraagt. Met Black Lives Matter en de daaruitvolgende discussie over de problematische representatie van cultureel-politieke macht op straat heeft de tentoonstelling niks te maken, maar er is wel een ander voorbeeld van cancel culture te zien. In een video Allora & Calzadilla loopt een reddingshond wat verdwaasd te zoeken door de ruïnes van het Palast der Republik in Berlijn. Het gebouw is destijds gesloopt, als een weinig subtiel overwinningsgebaar van het Westen op de Oostblok-ideologie en de gehate DDR-leiding. Weliswaar na een stemming in het parlement, maar met maar een paar stemmen meer is het gebouw geofferd aan de herbouw van het oude stadspaleis waar nu een museum gevestigd gaat worden.

Allora & Calzilla vinden het culturele wegvagen van het symbool van de macht die er eens samenbalde, helemaal niks. De hond met anti-vlooienkap met Kentucky Fried Chicken-opdruk symboliseert al dolend de nieuwe – particulier gesponsorde – tijd. Er is niks meer uit het verleden te vinden, anders dan een zandwoestijn. Het culturele geheugen beperkt zich in dit werk tot de laatst passerende commercial.

Jeff Wall en Paul McCarty, Haus Lange, Krefeld, 2020

In het licht van de worsteling van dit museum om een weg te vinden uit het eigen door mannen gedomineerde verleden, geeft het te denken. Zoals ook de samenstelling van de rest van deze tentoonstelling. Met werk van Sigmar Polke, Gerhard Richter, Thomas Struth, Luc Tuymans en Erik Wesley zijn het ook hier mannen die bepalen wat in Krefeld onder geschiedenis wordt verstaan en hoe die moet worden gewogen. Ze mogen weliswaar in hun werken graag morrelen aan de bestaande orde en de beeldvorming ervan, er de draak mee steken en haar relativeren, maar ze zijn er in kunsthistorisch opzicht intussen zelf de belichaming van.

De pogingen tot zelfreflectie in Krefeld doen eraan denken hoe kritiek en zelfkritiek belangrijke stappen zijn in de ondervraging van wat is en waarom. Maar ook hoe ingewikkeld het is niet alleen ter discussie te stellen, maar ook daadwerkelijk iets te veranderen. 

LEES OOK ‘THE NEXT BIG THING. BEGIN EN EINDE VAN HET WARENHUISMODEL’ OVER HOE HET KUNSTINSTITUUT VOORBIJ DE CONSUMPTIECULTUUR OP ZOEK MOET NAAR EEN ANDERE DEFINITIE VAN ZICHZELF’. IN METROPOLIS M NR 4-2020 MODE/S. NU IN DE WINKEL. ALS JE NU EEN JAARABONNEMENT AFSLUIT STUREN WE DIT NUMMER GRATIS OP. MAIL JE NAAM EN ADRES NAAR [email protected]

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen