metropolis m

Henry Taylor, Untitled, 2019. Bonnefanten, Maastricht 2020. Foto: Peter Cox. 

Sinds deze week is de tentoonstelling Say it Loud open in het Bonnefanten museum. Artistiek directeur Stijn Huijts initieerde de tentoonstelling als onderdeel van het samenwerkingsverband Musea Bekennen Kleur. Minke van Schaik sprak hem over de tentoonstelling, zijn selectie, het initiatief Musea Bekennen Kleur en de rol van diversiteit binnen zijn organisatie: Huijts: ‘Ik ben degene die nu het verhaal vertelt. Maar misschien zou ik liever hebben dat iemand anders dat doet.’

De directeur doet zelf de rondleiding enkele dagen voor tentoonstelling opent. Het project is belangrijk voor hem, voor zijn museum, misschien zelfs voor de hele museumwereld. Say it Loud is het product van een samenwerking tussen musea die erkennen dat zaken anders moeten, inclusiever, zich rekenschap gevend van een samenleving waarin meerdere culturen gepresenteerd worden, ook in musea, zowel voor als achter de schermen. Het campagnebeeld van Brian Elstak en diens werk in de tentoonstelling maken een vuist, figuurlijk en letterlijk respectievelijk. Veel werken in de tentoonstelling gaan over verhalen uit de diaspora, en de manier waarop ze verweven zijn met de koloniale context waarin ze ontstonden. Als een rode draad lopen ze door de zalen van het Bonnefanten in werk dat er bewustzijn voor vraagt, misschien zeg ik beter eist.

Huijts vertelt: ‘de aanleiding voor het maken van de tentoonstelling is het initiatief Musea Bekennen Kleur, een initiatief van Nederlandse musea om context te geven aan de aanstaande slavernijtentoonstelling in het Rijksmuseum (geplande opening februari 2021). Deze musea maken tentoonstellingen die gaan over het koloniale verleden, over de doorwerking en beeldvorming ervan en over diversiteit. Met steun van het Mondriaan Fonds konden wij Aspha Bijnaar als kwartiermaker aantrekken. Zij leidt momenteel  ook verschillende reflectiesessies om het in de betrokken musea een duurzame ontwikkeling te laten zijn. Say it Loud gaat over de diaspora, over hoe complex de relatie tussen de diaspora en koloniale praktijken precies is. Bijvoorbeeld in het werk van Tuan Andrew Nguyen, dat het verhaal vertelt van Senegalese mannen die door de Fransen naar Vietnam werden gehaald om daar te vechten tijdens de Vietnamoorlog. Sommige van deze mannen kregen kinderen met een Vietnamese vrouw in deze periode, en deze vrouwen en kinderen gingen met hen mee terug naar Senegal, maar soms ook alleen de kinderen. Nguyen maakt gebruik van acteurs  met deze achtergrond, die enkele generaties later de vraag stellen aan hun ouders: waarom zie ik er zo uit, terwijl ik in Senegal opgroei?’

Tuan Andrew Nguyen, The Specter of Ancestors Becoming, 2019. Bonnefanten, Maastricht 2020. Foto: Peter Cox. 

De selectie in de tentoonstelling is breed, veel internationale kunstenaars, met een sterke focus op de Verenigde Staten, die nu eenmaal goed vertegenwoordigd zijn in de collectie van het museum. Zo hangt er werk van Kahlil Joseph en ook Henry Taylor. Evenals van de minder bekende Betye Saar, die in 2015 in De Domijnen exposeerde. Er is ook een zaal met werk van haar dochter Alison. Speciaal voor de tentoonstelling heeft Alison een werk gemaakt, Blue Boy. Huijts: ‘Het werk gaat over indigoplantages, waar tot slaaf gemaakte mensen moesten werken in Amerika. Het leidde ertoe dat mensen na zo’n dag werken helemaal blauw waren. Zo heeft deze jongen blauwe lippen, van de indigo die werd gebruikt om kleren te verven. Er is een beroemd schilderij van Thomas Gainsborough, uit omstreeks 1770, dat heet Blue Boy, en dan zie je dus zo’n verwend knaapje in een zijden blauwe pak. En dit is haar antwoord daarop.’

Een ander werk van Alison Saar in dezelfde zaal is White Guise (‘witte vermomming’). ‘Het is een portret van Topsy, één van de personages uit het boek De Hut van Ome Tom. In dit boek is zij een brutaal eigenwijs meisje van kleur, met uitstaande vlechtjes. In het werk heeft Topsy katoen aan de vlechtjes, wat verwijst naar de katoenplantages. De strijkbout in haar hand verwijst ernaar dat mensen vaak ook in de huishouding te werk werden gesteld.’ Tijdens de rondgang lag het werk nog op de uitpaktafel, onder vetvrij papier, maar zo meteen hangt het aan de muur, tegenover de foto’s van Kim Zwarts.

Alison Saar, Blue Boy, 2020. © Alison Saar. Courtesy van L.A. Louver, Venice, CA 

Kerry James Marshall, RHYTHM MASTR Daily Strip (Runners) – Panel 1 (detail), 2018. Courtesy de kunstenaar. 

Kim Zwarts haakt in op deze Amerikaanse geschiedenis met foto’s die zijn gemaakt op historische locaties uit de Afro-Amerikaanse geschiedenis. Eén is genomen in Selma, tegenover de brug waar Martin Luther King de Selma to Montgomery March is gestart, een geweldloze mars voor stemrecht, waar destijds met veel geweld op werd gereageerd. Huijts vertelt dat de fotowerken afkomstig zijn uit de collectie van het museum. Er zit een gemeenschappelijke betekenis achter de werken van Saar en Zwarts, zonder dat het te dwingend wordt. Omdat Zwarts uit Maastricht komt, is het een mooie manier hier lokaal aan internationaal te kunnen verbinden.

Een van de meest indrukwekkende zalen is die met het werk van Otobong Nkanga, die als oud-resident van de Rijksakademie een speciale band heeft met Nederland, maar al jaren in België woont. Ze heeft in korte tijd een succesvolle internationale carrière opgebouwd, wat ook wel blijkt uit de werken die Huijts voor Say it Loud uitkoos. Carved to Flow was eerder te zien op documenta 14. De zwartgekleurde zeep is gemaakt met ingrediënten uit het Midden-Oosten, het Middellands Zeegebied en Noord-Afrika. Er zit houtskool in verwerkt, dat de geur neutraliseert. Huijts vertelt dat er aan zeep allerlei symbolische betekenissen kleven, ‘van voeden tot aan verzorgen. Er zitten allerlei betekenislagen in het werk, en die moet je niet kapot redeneren, die moet je voelen.’ De zeepjes worden ook in het museum verkocht en de opbrengst ervan gaat naar een aantal stichtingen die gemeenschappen ondersteunen, onder andere in Nkanga’s geboorteland Nigeria.

Als tegenhanger van dit werk is Steel to Rust – Meltdown te zien. Het is een werk evenzeer gaat over materialen en grondstoffen. ‘Haar interesse in die materialen heeft ook te maken met het koloniale verleden: het uitbuiten van plekken, en van mensen, het leegroven van de aarde in de mijnen. De industrialisering was daar de motor van en veroorzaakt roest die er over objecten komt zodra ze in ongebruik raken.’

Van Patricia Kaersenhout is er het verwante The Soul of Salt te zien, een berg zout van 4000 kilo, waarvan de bezoeker een handje mee mag nemen, om thuis op te lossen in water. Het idee is dat daarmee ook de pijn oplost wordt van de tot slaaf gemaakte mensen die- in dit geval in de Caraïben- gedwongen waren om in de zoutwinning te werken. Zij hebben daar geleden, en gezweet en tranen gelaten. Al deze betekenislagen zijn verbonden met het zout, zo ook het verhaal dat gaat over tot slaaf gemaakte mensen die zich onthielden van het eten van zout, omdat ze dachten dat ze daardoor lichter konden worden en zo terug konden vliegen naar Afrika. Er wordt een korte film bij getoond, een registratie van een spoken word performance van Quincy Gario, die werd gefilmd door Kaersenhout. Telkens keert de vraag terug: ‘Are you listening?’ De vraag onderbreekt ook luid Huijts’ uitleg. Hij lacht om de onderbreking van Gario’s vraag en reageert meteen: ‘De tentoonstelling heet Say it loud, maar het gaat uiteindelijk ook vooral over luisteren, het is een uitnodiging om de luisteren. Ik praat sowieso al veel te veel.’

‘De tentoonstelling heet Say it loud, maar het gaat uiteindelijk ook vooral over luisteren, het is een uitnodiging om de luisteren. Ik praat sowieso al veel te veel’

Patricia Kaersenhout, The Soul of Salt, 2016. Bonnefanten, Maastricht 2020. Foto: Peter Cox. 

Otobong Nkanga, Steel to Rust – Meltdown, 2016 / Carved to Flow, 2017. Bonnefanten, Maastricht 2020. Foto: Peter Cox. 

We lopen verder door de tentoonstelling, waar meer Nederlandse kunstenaars aan meedoen. ‘Als je als curator aan zo’n tentoonstelling werkt, en er is een speciaal thema aan de orde, zoals in dit geval, dan maak je vanzelf gebruik van datgene dat je in de loop der jaren opslaat.’ De werken van Ni Haifeng heeft Huijts gekocht toen hij nog werkte bij museum De Domijnen. Of the Departure and the Arrival toont objecten die typisch Nederlands zijn, afkomstig van Delftenaren. De voorwerpen heeft hij naar China gestuurd, om ze in de beroemde porseleinfabrieken van Jingdezhen te laten omzetten naar Delfts blauw, en die terug laten sturen naar Nederland. ‘Dit werk gaat erg over de culturele uitwisseling: wat is cultuur eigen, en wat niet? Hoe beïnvloeden culturen elkaar? Chinees porselein was populair in West-Europa in de zeventiende eeuw. Dat zijn ze in Delft na gaan maken, want dat was goedkoper dan het uit China te halen. Toen is het beroemd geworden als Delfts Blauw. Later zijn ze dit weer in China gaan maken, omdat het in China veel goedkoper geproduceerd kon worden. Het pallet waar het op wordt geëxposeerd vertegenwoordigt de wereldhandel, en de tradities en culturele invloeden die ermee uitgewisseld worden – telkens heen en weer.’

Ook met Raquel van Haver deelt Huijts een al langere geschiedenis. ‘Ik heb haar leren kennen in het kader van Prospects & Concepts, het overzicht van jonge kunstenaars op Art Rotterdam. Zij vertelde mij over haar plan om een project te doen over haar moederland. En dat zij zich ook getriggerd voelde om met deze context van het Bonnefanten te werken: de oude kunst, de madonna’s… en dat zij hier verbanden in zag.’ Voor de tentoonstelling maakte Van Haver uiteindelijk het werk Amo a la Reina (liefde voor de koningin). ‘Zij brengt met deze werken een ode aan de sterke vrouwen die vaak onder moeilijke omstandigheden ter plekke de samenleving draaiende houden. De katholieke context waar zij aan refereert staat in dialoog met die van het museum, hier in het katholieke gedeelte van het land.’ Haar werk staat opgesteld in een ruimte die door het invallende licht aandoet als een kapel waarin de werken rondom staan opgesteld als altaarstukken. Er is bij het werk een lied te horen, gezongen door Fabiola Torres, een Colombiaanse die Van Haver daar ontmoette.

'Van Haver brengt met deze werken een ode aan de sterke vrouwen die vaak onder moeilijke omstandigheden ter plekke de samenleving draaiende houden'

Raquel van Haver, Amo a la Reina, 2020. Bonnefanten, Maastricht 2020. Foto: Justin Livesey. 

Ni Haifeng, Of The Departure and The Arrival, 2005. Bonnefanten, Maastricht 2020. Foto: Peter Cox. 

Huijts vertelt dat het museum langer bezig is het tentoonstellings- en verzamelbeleid inclusiever te maken. Twee jaar geleden had Kahlil Joseph er een solo, bij de tweejaarlijkse BACA Award wordt er aandacht gegeven aan kunstenaars van andere continenten, zoals Marwan Rechmaoui, de laatste winnaar van de prijs. In het kader daarvan is ook een langdurige samenwerking opgezet met de Sharjah Art Foundation, in de Verenigde Arabische Emiraten.

Aan het eind van de rondgang vraag ik hoe er gezocht wordt naar manieren om deze verschillende perspectieven dieper tot het museum door te laten dringen. ‘Je moet een tentoonstelling als deze zien als een onderdeel van een duurzaam proces dat we willen doormaken. Dat gaat ook over kijken naar de diversiteit van de organisatie. Het gaat ook over flankerend beleid, hier zal het niet bij blijven. Zo hebben wij ook een serie van debat en discours, in samenwerking met de Jan van Eyck Academie. Maar ook op de lange termijn gaan we hier zeker mee verder.’

Ik vraag of het ook niet tijd wordt om aan de hand van een curator van kleur het perspectief te verruimen. ‘Heel graag’, zegt Huijts. ‘We werken al vaker met curatoren met een ander culturele achtergrond, zoals bij de laatste BACA, toen was er een gastconservator uit Istanbul. Ook nu bij Say it Loud had het een gastcurator kunnen zijn, maar dat is helaas niet gelukt. Ik wil ook kijken naar manieren om talent hier op te kunnen leiden en zo mensen langer aan het instituut te binden. We zoeken graag naar het perspectief van mensen met een andere culturele achtergrond dan de meesten hier in huis hebben. Al was het om ons vragen te stellen, of spiegels voor te houden, ook als het over de rest van de programmering gaat: Wat vertel je, wie vertelt het? Ik ben degene die nu het verhaal vertelt. Maar misschien zou ik liever hebben dat iemand anders dat doet.’

Zal dat dan een ander verhaal zijn, vraag ik. ‘Het zal ongetwijfeld een ander verhaal zijn. Iedereen heeft een eigen manier van ervaren en duiden. Ook als directeur wil ik graag luisteren. Zeker als het over dit soort kwesties gaat, lijkt me dat heel belangrijk. Voor mij gaat het over vormen van gastvrijheid: we bieden een gelegenheid aan kunstenaars zich te laten zien, door de deuren open gooien, en gastvrij te zijn voor de verhalen die ze vertellen en die soms nog maar weinig in musea te horen waren. Ik hoop dat deze overkomen, en dat mijn rol daardoor heel bescheiden kan zijn.’

Maar wordt er ook geluisterd binnen de organisatie, plaatsgemaakt voor die andere stem? ‘Ja, wij gaan de komende jaren heel bewust elke vacature die ontstaat in dat licht bezien. En dan proactief. We willen niet alleen dat bekende zinnetje in de vacature. “Bij gelijke geschiktheid, gaat onze voorkeur uit…” Nee, dat is niet genoeg. Daar kom je niet meer mee weg, vind ik. Dat is wel iets waar ik me van bewust van ben geworden: dat dat anders moet.’

Alle foto’s courtesy Bonnefanten

Say it Loud, Bonnefanten, Maastricht, 29.9 t/m 18.4.2021

Minke van Schaik

is schrijver en kunsthistoricus

Recente artikelen