metropolis m

Übersetzungen 01 (Belz) – work in progress

Tijdens een residentie in Chemnitz duikt kunstenaar Semâ Bekirović in het DDR-verleden van de stad. Een reliëf over de revolutie van de Duitse arbeidersklasse door Johann Belz trekt haar aandacht: wekenlang is ze bezig er een siliconen afdruk van te maken: ‘een ongevulde mal als monument voor de maker, dat eventueel met van alles gevuld zou kunnen worden’.

“Anyone can be creative,” he quipped, “it’s rewriting other people that’s a challenge.” (Bertold Brecht)

Middenin de eerste corona-golf (en de bijbehorende golf van afzeggingen die mijn inbox binnen stroomde) was daar opeens een email met de vraag of ik wilde deelnemen aan het Dialogfelder residentie-programma in de Oost-Duitse stad Chemnitz. Chemnitz ligt aan de rand van het ertsgebergte, en erts is dan ook een belangrijke factor in de geschiedenis van Chemnitz. Mijn- en metaalindustrie zijn verbonden met zowel de opkomst als de leegloop van de stad, die vele deiningen heeft gekend.  Economische hoogtepunten gingen vaak gepaard met politieke instabiliteit. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd er munitie geproduceerd. De stad is toen grotendeels platgebombardeerd. In de DDR-tijd werd er, naast andere metalen, ook uranium in de omgeving gewonnen. De stad kreeg een culturele voorbeeldfunctie. Het enorme (en tamelijk bizarre) standbeeld van Karl Marx dat nog steeds prominent in het centrum staat, herinnert aan de naam die de stad in die tijd droeg: Karl Marx Stadt. Na de val van de muur werden de meeste mijnen gesloten en een groot deel van de industrie opgedoekt, met grote werkloosheid tot gevolg. Chemnitz stroomde in rap tempo leeg. Heden ten dage zijn veel van de huizen overgenomen door planten en wasberen.

In de afgelopen jaren zijn er veel migranten naar het gebied getrokken. Zij dienen, helaas nogal voorspelbaar,als een gemakkelijke zondebok voor (een deel van) de gedesillusioneerde autochtone bevolking. De lage huren, de ruimte, en de relatieve ruigte van de stad maken Chemnitz aantrekkelijk voor studenten, kunstenaars en techbedrijfjes. Voorheen overwoekerde binnentuinen zijn omgetoverd tot tijdelijke buurtcafé’s, een galerie geeft kunst weg en in een circustent worden projecten voor kinderen georganiseerd. Veel van deze activiteiten worden georganiseerd door Klub Solitaere, de stichting waar ook Dialogfelder onder valt.

‘In a predominantly negatively reputed metropolitan area, the Dialogfelder seek to break through the existing visual and emotional barrier to the neighborhood, creating occasional interventions as reasons to stroll and pause.’ (Dialogfelder website)

Octavio is student en organiseert, als lid van het collectief Bordsteinlobby, alternatieve rondleidingen en een buurtfestival. Tijdens onze rondleiding passeren we enkele sculpturen uit de DDR-periode. We praten over hoe hij deze periode, die hij alleen uit verhalen kent, ziet.

Volgens Octavio wordt er in de geschiedenislessen op scholen maar weinig aandacht besteed aan de DDR. Onlangs heeft hij de dagboeken gekregen die zijn opa in die tijd bijhield. Octavio’s opa, een overtuigd pacifist, belandde ironisch genoeg op een hoge positie in het leger. In zijn dagboek schrijft hij over zijn vragen en zorgen, zoals bijvoorbeeld wanneer hij hoort over de mogelijke plaatsing van kernraketten aan de West-Duitse grens, met een explosiekracht van 10 ton maar slechts een reikwijdte van 32 kilometer.

We besluiten een film te maken, waarin Octavio voorleest uit het dagboek. Als Octavio de tekst hardop leest ontstaat er een dissonantie: het dagboek is in de eerste persoon geschreven, maar Octavio’s leeftijd maakt duidelijk dat hij de beschreven gebeurtenissen niet zelf kan hebben meegemaakt. Later, tijdens het editen, besluiten we de momenten tussen de takes in, waarop hij water drinkt, of op de tekst reflecteert, ook in de video op te nemen. Zo wordt de tekst niet alleen “vertaald” naar een stem van nu maar ook van context voorzien.

In de Brückenstrasse zijn in 1972 vier lofdichten van Bertolt Brecht door diverse kunstenaars (*) omgezet in reliëfmuurtjes. Honderd meter verderop, op de hoek van de Bahnhofstrasse, bevindt zich het reliëf Kampf und Sieg der revolutionären deutschen Arbeiterklasse van Johann Belz, uit 1976, dat ondanks zijn grootte (zo’n 6 bij 15 meter) opvallend onzichtbaar is. Het reliëf verbeeldt de revolutie van de Duitse arbeidersklasse. Inzoomend zie ik honderden figuren, verwikkeld in strijd en triomfvieringen, maar van een afstand valt het reliëf weg tegen zijn achtergrond, een gigantische muur in bijna dezelfde kleur. Een kunstwerk in camouflage.

[blockquote]Ik vraag aan jonge mensen wat de alom aanwezigheid van beelden en architectuur uit de DDR-tijd voor hen betekent

[figure semâbekirović12]

[figure semâbekirović1]

Later vraag ik aan jonge mensen wat de alom aanwezigheid van beelden en architectuur uit de DDR-tijd voor hen betekent. Al snel kom ik er achter dat de meesten deze überhaupt niet zien. Een jonge kunstenaar vertelt hoe ze de Wende heeft beleefd: van de een op de andere dag bemerkte ze een verandering, alsof de wereld een beetje kantelde, maar ze was te jong om te begrijpen wat er precies aan de hand was.

Ik lees over Brecht, hoe hij zijn theaterstukken zag als een dramaturgie voor participanten in plaats van een voorstelling voor een passief publiek, en vraag mij af hoe hij dit principe op een stad als Chemnitz zou hebben toegepast.

In een misschien wat onbeholpen poging om een brug te slaan tussen heden en verleden organiseer ik een aantal workshops waarbij ik voorbijgangers uitnodig om de afbeeldingen op het Brecht-monument (de eerder genoemde reliëf-muurtjes) naar eigen inzicht met stift over te trekken. Ik zit klaar met dozen stiften bij de (veilig in plastic folie verpakte) reliëfs, maar voorbijgangers lijken huiverig, en schieten schichtig voorbij. Dan stopt er een Turkse vrouw met haar zoontje, ze zijn de vorige dag naar Chemnitz verhuisd en de stad aan het ontdekken. Ze blijven de hele middag tekenen. Als even later een grote groep kinderen zich bij hen aansluit, is het hek van de dam, en het resultaat prachtig. 

In een misschien wat onbeholpen poging om een brug te slaan tussen heden en verleden organiseer ik een aantal workshops waarbij ik voorbijgangers uitnodig om de afbeeldingen op de reliëf-muurtjes naar eigen inzicht met stift over te trekken

[figure semâbekirović9]

[figure semâbekirović10]

[figure semâbekirović11]

Ondertussen heb ik contact met  Sonja Belz, de weduwe van kunstenaar Johann Belz, die het werk aan de Bahnhofstrasse ontwierp. In de ochtend voor onze eerste ontmoeting struin ik het internet af naar meer informatie. Ik lees dat Belz zwaargewond raakte als soldaat in de tweede wereldoorlog, en een einde aan zijn leven maakte vóór de voltooiing van het kunstwerk aan de Bahnhofstrasse.

Sonja Belz, ook kunstenares, en een bekende in het culturele leven van de stad, vertelt er openhartig over. Hoe blij ze in eerste instantie waren toen Johann de opdracht binnenhaalde met zijn oorspronkelijke ontwerp, en hun teleurstelling toen datzelfde ontwerp even later op grond van ‘niet socialistisch genoeg’ werd afgewezen. Het geld voor de opdracht was al grotendeels uitgegeven aan hun twee jonge kinderen en hun klushuis. Ondertussen krijgt hij de kritiek dat sommige van zijn werken te decadent zouden zijn. Na een lange reeks schetsen en afwijzingen, implementeert hij een aantal suggesties van de commissie in een nieuw ontwerp. Hij weet de commissie te overtuigen, maar vervalt zelf in een zware depressie. Het “Scheißreliëf” noemt Johann het, terwijl hij er gestaag aan verder werkt. Sonja weet nog goed hoe ze dagenlang voor hem model stond, naakt met haar armen in de lucht in een ijskoude loods. Ze zegt dat ze de vreselijke kramp nooit zal vergeten.

Na Johanns’ overlijden maken bevriende kunstenaars het beeld af. Sonja vertelt hoe ze het reliëf jarenlang heeft gehaat, maar er in de loop van de tijd langzaamaan van is gaan houden. Ze is verheugd dat ik iets met het beeld wil gaan doen. Ik wil er een siliconen afdruk van maken, een ongevulde mal als monument voor de maker, dat eventueel met van alles gevuld zou kunnen worden.

De gemeente keurt mijn plan goed. Ik bestel 100 kilo siliconen en vul mijn dagen met het bekijken van youtube-tutorials over het maken van mallen. Intussen heb ik twee kunstliefhebbers ontmoet, die me willen helpen met het project. Matthias is kunstsmid, Peter werkt als modelbouwer van machine-onderdelen, maar heeft door de corona-crisis weinig werk.

[figure semâbekirović3]

[figure semâbekirović6]

Mijn aanvankelijke verwachting om binnen 3 dagen klaar te zijn, blijkt hopeloos optimistisch: uiteindelijk zijn we bijna twee weken bezig. Dit is niet de eerste keer dat ik te naïef aan een project ben begonnen, maar wel de eerste keer dat er zoveel op het spel staat. Ik heb in mijn enthousiasme mijn gehele budget plus een aanzienlijk deel van mijn spaargeld uitgegeven. ‘s Nachts word ik geplaagd door nachtmerries waarin het project op uiteenlopende creatieve manieren op een ramp uitloopt.

Het blauw knalt, de baby-blauwe siliconen die we gebruiken maken alle vormen opeens zichtbaar. Het reliëf lijkt zich eindelijk aan zijn donkere achtergrond te ontworstelen. Ondertussen trekt de halve stad verwonderd voorbij om zich te vergapen aan ons project. Een kind zegt dat ze door de blauwe kleur het sculptuur voor het eerst echt ziet.

De meesten vinden het mooi, anderen vragen geschrokken of we het beeld aan het schilderen zijn. Een aantal mensen komen dagelijks voorbij om de voortgang te volgen. Laagje voor laagje brengen we de siliconenpasta op het beeld aan. Onze lichamen beginnen pijn te doen door de langdurige fysieke arbeid, en er ontstaan persoonlijke gesprekken over kunst, politiek en geschiedenis.

Het blauw knalt, de baby-blauwe siliconen die we gebruiken maken alle vormen opeens zichtbaar. Het reliëf lijkt zich eindelijk aan zijn donkere achtergrond te ontworstelen

[figure semâbekirović2]

Peter praat over hoe trauma door generaties reist. Hijzelf komt uit een van de miljoenen gezinnen waarvan familieleden niet terugkwamen uit de oorlog. Zij lieten een leegte achter waar niet over gesproken kon worden. Ik vertel over mijn vader, die als peutertijdens de Tweede Wereldoorlog met zijn familie Bosnië ontvluchtte en het grootste deel van zijn kindertijd als staatloze in vluchtelingenkampen verbleef. “Same war, different shit” (of toch “same shit”?).

Ondertussen is de  tentoonstelling er, maar mijn werk is nog niet af. Ik laat de video’s zien die ik maakte van de workshops rond het Brecht monument en het werk dat ik met Octavio maakte over het dagboek van zijn opa. Ik hoop in ieder geval een gedeelte van het reliëf af te krijgen voor de finissage.

We willen lossen maar het zit muurvast. Millimeter voor millimeter peuteren we de opgedroogde siliconen van het beeld. We zijn uitgeput, en Peter en ik raken in een een vermoeiende politieke discussie verwikkeld. Matthias vergelijkt onze arbeid met een korst die van een pas geheelde wond getrokken wordt. Als we het laatste stuk siliconen van het beeld halen is het nacht. Het ligt voor mijn voeten als een lompe vormeloze deken. Het is te dun en heeft zijn vorm niet behouden. Het liefst zou ik het meteen in een vuilcontainer smijten.

Peter denkt dat hij het kan repareren, door de siliconen mal weer terug op het beeld te plaatsen, en hem aan de buitenkant met hars uit te harden. Ik ben moe en pessimistisch. Bovendien heb ik geen tijd: ik moet de volgende dag online lesgeven. Terwijl ik aan mijn Zoom-scherm gekluisterd zit, keren Matthias en Peter met een deel van de siliconen mal terug naar het beeld. Voor de tweede keer in dit verhaal wordt de realisatie van een kunstwerk gered door vrienden van de kunstenaar. Nu kan er tenminste een deel van het werk bij de finissage getoond worden.

Veel mensen die betrokken waren bij de projecten komen kijken. Octavio is er met zijn opa. Als ze de mal ziet, vertelt Sonja Belz me ontroerd dat het lijkt of Johann toch nog een beetje leeft. Matthias geeft een optreden met zijn band en Peter en ik dansen als idioten om hen heen.

Op mijn laatste dag in Chemnitz ga ik nog een keer langs bij Sonja. Dit keer hebben we het over haar eigen werk. Sonja maakt prachtige, verfijnde gekantkloste werken. De vaak abstracte motieven zijn op ingenieuze mathematische manier in elkaar geweven. Kantklossen is een techniek die al eeuwenlang in het ertsgebergte uitgeoefend wordt. Als de mijnbouw na een lange periode van oorlog in de 17e eeuw in elkaar zakt, zijn het de opbrengsten van het gekloste kant die de mensen in leven houden.

[figure semâbekirović8]

[figure semâbekirović7]

Ik vraag Sonja hoe Johann tegenover haar kunstenaarschap stond. Ze zegt dat ze als zesjarige begon met kantklossen, maar dat ze het pas na zijn dood weer opgepakt heeft. Ze heeft haar werken in de loop van de jaren op veel plekken geëxposeerd. Ik denk aan Johann, wiens abstracte werken als te decadent werden afgedaan, en vraag haar of ze in de DDR-tijd zelf ook tegen problemen is aangelopen. Nee, zegt ze, haar gebruik van abstractie werd niet als probleem gezien aangezien haar werk ‘slechts’ als volkskunst beschouwd werd.

Ik heb het originele reliëf nodig als ik de siliconen mal ooit wil afmaken, dus besluit ik deze in Chemnitz op te slaan. Als ik de volgende dag wegrijd heb ik het gevoel ook een stukje van mezelf achter te laten. Al rijdend over de Autobahn luister ik naar het nieuws, over vluchtelingen, ziektes en oorlogen, en heb ik het gevoel in een gekantkloste wereld te leven die van knoopjes en draadjes aan elkaar hangt.

 

* De beeldhouwers die de lofdichten van Brecht omzetten zijn, Martin Wetzel: Relief „Lob der Partei“, Stele „Lob des Kommunismus“, Eberhard Roßdeutscher: Relief „Lob des Revolutionärs“, Joachim Jastram: Relief „Lob des Lernens en Lob der Dialektik“

Met dank aan Sonja Belz, Peter Schultz, Matthias Kulutacs, Irene Hug, Dialogfelder, Klub Solitaer, Knut Dietz, Marcus Bruystens, Els Willems, Tudor Bratu, Emma Dietrich, Octavio Gulde, Muriel Wolf, Chemnitzer Filmwerkstatt, familie Gulde, de stad Chemnitz 

Semâ Bekirović

is kunstenaar

Recente artikelen