Proces, magie, weerstand en tijd - Een portret van Paul Drissen
Het abstracte oeuvre van Paul Drissen (Oirsbeek, 1963) laat zich moeilijk in woorden vangen. Sterk geënt op de modernisten die hem in de eerste decennia van de vorige eeuw voorgingen, maakt Drissen schilderijen, ruimtelijke collages en tekeningen waarin hij procesmatig op zoek gaat naar het magische moment van een werk. Linda Köke bezoekt de kunstenaar in zijn atelier in Maastricht.
Op een vroege woensdagochtend bezoek ik de studio van kunstenaar Paul Drissen. Door de hoge ramen in zijn atelier zijn de boomtoppen van de begroeiing langs de Maasoever te zien. Ik vraag Drissen naar zijn werk, waarmee de muren, de tafels en de schappen gevuld zijn. ‘Over mijn kunst valt veel te zeggen, maar het is uiteindelijk een soort kunst die zich moeilijk in taal laat vatten’, vertelt Drissen. Aan mij de kans om deze uitdaging toch aan te gaan.
Om de praktijk van Paul Drissen in woord te vangen, betekent automatisch de essentie van zijn werk te ontkrachten. Drissens werk is fluïde, veranderend, en steeds in transitie. Het werkproces en procesmatige zijn onlosmakelijk onderdeel van al zijn werk, in alle fasen waarin hij eraan werkt: van schets tot eindpresentatie – wat hij tevens niet als eindpunt van een werk ziet. Een week, een maand of een jaar later kan een werk er totaal anders uit komen te zien, of een andere betekenis krijgen. De open endedness en de eindeloze mogelijkheid om op een werk voort te borduren, maken het niet alleen lastig om een werk op een bepaald moment te duiden, maar deze duiding doet het hiermee ook automatisch te kort. Om Drissens werk dus tekstueel te omschrijven, en het op papier vast te leggen en zo te gronden in tijd en tekst, is een opgave die van tevoren bijna gedoemd is om te falen.
Paul Drissen, Zonder titel (EA), 2022, collectie kunstenaar, courtesy galerie Slewe Amsterdam
Dit procesmatige en het altijd veranderende zit in alles wat Drissen doet. Hij ziet zichzelf daarom ook eerder als een ‘archeoloog’ of ‘onderzoeker’, op zoek naar raakpunten tussen de elementen in zijn werk. Presentatie en werkproces schuiven in elkaar en versterken elkaar. ‘Het afmaken van een werk is voor mij daarom problematisch’, aldus Drissen. Veel van de dingen die hij maakt, zal hij hergebruiken en in nieuwe vorm in een ander werk gebruiken. De werken die een van de laatste stadia in Drissens proces bereiken, zal hij ook niet als ‘af’ bestempelen. ‘Het werk bereikt geen eindstadium. Ik beslis wel dat een werk op een bepaalde manier blijft en niet van vorm verandert, maar dat wil niet zeggen dat het ook af is.’ Drissen lijst zijn schilderijen daarom ook nooit in. Een lijst kader het af, het perkt het in en bestempelt het als een werk dat af is. ‘Een lijst werkt voor mij alleen als het een verlengstuk van het werk is. Het moet integraal onderdeel van het werk zijn, of niets. Dus meestal is het niets.’
Paul Drissen, Zonder titel, 2018, Zonder titel, 2018, privé-collectie, Groningen
Zaaloverzicht Paul Drissen, Short Cuts, Kröller-Müller Museum, Otterlo, 2023, foto Marjon Gemmeke
Drissen vertelt een anekdote van het omslagpunt van zijn artistieke praktijk, die zich nog het beste laat omschrijven als ‘abstract’, ‘intuïtief’ en ‘geworteld in het twintigste-eeuwse modernisme’: ‘In 1995 bezocht ik een tentoonstelling van Piet Mondriaan in het Haags Gemeentemuseum. Het was een heel kale presentatie, zonder uitleg over de werken, waar de werken heel sober en seriematig waren opgehangen. Tijdens de kunstenaarsopening keek ik naar de werken. Er bekroop mij een soort sentimenteel gevoel van verlies: er is hier iets kwijt. Mondriaans werken zijn tegenwoordig nog steeds steengoed, maar ik voelde ook dat de tijd er vat op had gekregen en dat de werken terug werden geduwd in de tijd. Ik voelde op dat moment een emotionele relatie ontstaan met die abstracte schilderkunst. Dat is wat ik in mijn werk ook wil communiceren - dat deze schilderkunst uit de vorige eeuw opnieuw gedemocratiseerd wordt en actueel wordt.’
De overeenkomst met de abstracte schilderkunst uit de vroegtwintigste eeuw is duidelijk visueel aanwezig in het werk. Elke vorm van figuratie is een toevalligheid: centraal in zijn werk staan vorm, compositie, kleur en licht. Samen bepalen zij hoe het werk uitziet. ‘Op momenten dat ik nadenk over hoe ingewikkeld ons dagelijkse leven is, kijk ik naar Mondriaan en zijn werken uit de Parijse en vroeg-New Yorkse periode. Dan denk ik: “Ah, het leven is toch vrij eenvoudig.” Mondriaan weet het te condenseren, te vereenvoudigen en helder te maken. Zo’n schilderij kan je echt een soort reset geven. En dat is voor mij de kracht van abstractie.’
En toch zijn er ook bepaalde aspecten van de abstracte schilderkunst die Drissen helemaal los laat. Zijn werken hebben daardoor wat vreemds, wat geks: als ik naar ze kijk, komt er langzaam bij mij een gevoel op dat iets niet helemaal klopt. En juist daardoor kan ik mijn ogen er niet vanaf halen. ‘Wil een werk voor mij kloppen, dan moet er in het werk iets gebeuren wat in eerste instantie iets met mij doet: ik moet er zelf een emotionele klik bij hebben’, zegt Drissen. ‘Er moet iets dynamisch inzitten, iets wat door blijft gaan. Misschien krijgen de toeschouwers daardoor het gevoel dat het werk niet helemaal af is, omdat ze geen rustpunt vinden in het schilderij. Voor mij is juist dat de kwaliteit.’ Dit bereikt Drissen door klassiek-schilderkunstige regels in zijn werk los te laten. De composities zijn vaak uit balans: zichtlijnen die het oog leiden zijn er niet, een centraal middelpunt of compositie wordt ontkracht door een vorm die ineens aan de rand van het werk de aandacht opeist. Ik merk dat ik niet op de automatische piloot naar Drissens werk kan kijken, maar dat dat het precies zo interessant maakt. Het vraagt me opnieuw te leren kijken.
In het bijzonder trekken de schilderijen hangend aan en staand tegen de muur in Drissens atelier mijn aandacht: een tiental werken, die zich allemaal in een ander stadium van Drissens werkproces bevinden: snelle schetsen die zich vooral op vorm en kleur richten, die mogelijk overgeschilderd of uitgeknipt worden om vervolgens in andere vorm door Drissen in een ander werk te worden gebruikt. De reeks die hier hangt, geeft inzicht in Drissens zoektocht naar dat element van wrijving, dat magische moment in een werk waarbij het voor hem klopt. Hij wijst me op een groot doek waarop een ander, kleiner doek en een stuk beschilderd papier zijn bevestigd. Het kleine doek neemt precies de breedte van de rechterhelft in en verlegt het optische zwaartepunt van het werk: het is alsof het werk niet meer in balans is – en dit is precies waar Drissen naar zoekt. ‘Er waren ook voorgangers [van dit werk] die niet werkten, omdat ze te veel klopten. Bij deze blijft die afstand tussen twee momenten voelbaar, maar toch hebben ze iets met elkaar.’
Het idee van deze archiefdozen is ontstaan uit een toevalligheid. ‘Bij een vorige presentatie stelde ik kleine knipsels en vouwsels tentoon. Na afloop moest ik ze ergens veilig opbergen. Ik ben ze gaan opprikken in deze dozen, om ze onbeschadigd te bewaren. Toen ze daar eenmaal stonden, zag ik het ook ineens als een werk.’
Paul Drissen, Alphabet A-O, 2018, collectie kunstenaar, courtesy galerie Slewe Amsterdam
Zaaloverzicht Paul Drissen, Short Cuts, Kröller Müller Museum, Otterlo, 2023, foto Marjon Gemmeke
Momenteel werkt Drissen vooral aan een serie archiefdozen. Ook zij zweven op die magische grens waar Drissen naar zoekt. Het idee van deze archiefdozen is ontstaan uit een toevalligheid. ‘Bij een vorige presentatie stelde ik kleine knipsels en vouwsels tentoon. Na afloop moest ik ze ergens veilig opbergen. Ik ben ze gaan opprikken in deze dozen, om ze onbeschadigd te bewaren. Toen ze daar eenmaal stonden, zag ik het ook ineens als een werk.’ Enerzijds gebruikt hij deze om werk te presenteren, anderzijds worden ze zelf ook bijna een werk op zichzelf. Net als in Drissens schilderijen is het procesmatige ook onlosmakelijk verbonden met de dozen: ‘De dingen die erin hangen zijn restanten, die ik soms gewoon op de grond van mijn atelier vind. Dat niet-gecontroleerde is voor mijn werk ook van essentieel belang: ik kan heel veel willen en controleren. Uiteindelijk zijn kunstwerken voor mij ook problemen. Het is toch een soort magisch moment dat alles samenkomt, en dan werkt het pas. Het heeft me dertig jaar geduurd voordat ik de schilderkunst pas een beetje leerde begrijpen.’
Paul Drissen, Ghostpainting 2013, foto Paul Cox, courtesy galerie Slewe Amsterdam
Aan het eind van ons gesprek stelt Drissen mij de vraag welke woorden ik aan zijn werk zou verbinden. Ik denk aan waar hij ons gesprek mee opende: ‘mijn werk laat zich moeilijk vangen in taal.’ Het procesmatige is het eerste wat in me opkomt, vanwege zijn werkwijze, waarbij hij zijn werk niet lineair maar circulair benadert, zonder afgebakend begin- en eindpunt, maar ook de manier waarop Drissen zich nog steeds blijft uitdagen en heruitvinden door zich telkens te richten op iets nieuws. Hij zegt: ‘Op een gegeven moment is iets "op" en begin ik weer bij nul.’ Steeds zoekende naar dat ene element en moment waarop het voor Drissen klikt. Dat magische is het tweede woord dat bij blijft hangen: niet alleen het visuele moment waarop ‘alles klopt’ wat Drissen zoekt, maar ook alles wat er voor nodig is om tot dat moment te komen. Het moment waarop alles waar Drissen maanden aan kan werken samenkomt. Tot slotte is daarmee onlosmakelijk het element van tijd verbonden: de tijd die een werk nodig heeft om te ontstaan, maar ook de tijd om het werk te begrijpen: ons gesprek van twee uur bleek ook veel te kort om het volledig te laten bezinken. Paul Drissens werk vraagt veel van mij - tijd, begrip en soms wat weerstand, maar als ik het geef wat het van mij verlangt, dan heeft het zoveel moois te bieden.
Mail naar:
karolien [at] metropolism.com
(€9,95 incl verzending)
Neem nu een abonnement op Metropolis M en bespaar 40%!