metropolis m

Vibeke Mascini, Oscar Santillan, Doodsreutel, 2017-…, herintroductie van het woord doodsreutel in zoveel mogelijk media.

In nummer 2021/6 DEPOT komen kunstenaars aan het woord over de zin en onzin van het bewaren van kunst. Maartje Wortel komt er voor een klas jongeren achter dat het niet meevalt om uit te leggen waarom het belangrijk is om woorden (en schrijvers) niet te vergeten.

Eerder schreef ik op deze plek al eens over vergeten woorden. Zo was er een project van kunstenaar Vibeke Mascini die het woord ‘doodsreutel’ terug in de Dikke van Dale wilde hebben. Ik weet niet of het haar gelukt is maar ik gok dat er sinds haar poging dit woord te reanimeren alweer een nieuw arsenaal aan vergeten woorden bij is gekomen die om eerste hulp vragen. Het probleem met woorden die we vergeten, is dat we ze niet gebruiken en omdat we ze niet gebruiken sterven ze uit. Vergeten is vrijwel nooit zonder consequenties. Het voordeel van vergeten is dat er (meestal) tijd en ruimte vrijkomt voor iets nieuws. Als je zoiets simpels als een afspraak vergeet, heb je bijvoorbeeld tijd over. Aan de andere kant raak je op hetzelfde moment achter op de tijd, want de kans is groot dat je de afspraak in moet halen. 

Ik denk steeds vaker dat we steeds meer vergeten en dus steeds meer in moeten halen. Of misschien komt het eerder neer op achterhalen. Wat je niet vergeet is vanzelfsprekend. Maar voor sommige woorden, ideeën en kunst moet je wat beter je best doen om het terug te vinden of te begrijpen. Omdat we zo hard vooruit gaan en daardoor steeds verder achterraken, vergeten we langzamerhand meer en meer, zoals het bestaan van het woord doodsreutel, maar ook boeken, mensen, kunst en ideeën. Ikzelf vergeet vaak dat met het vergeten, zoals dus zelfs bij zoiets als het vergeten van een afspraak, een nieuwe tijd ontstaat. En dat er op die manier dus altijd iets nieuws kan gebeuren. 

Onlangs was ik op een middelbare school om over literatuur te praten. In het klaslokaal hingen posters van schrijvers die allang overleden waren.‘Wie van jullie heeft een boek gelezen van een van de schrijvers op de poster?’, vroeg ik. Een jongen die achterin de klas zat stak zijn vinger op. De anderen keken naar hem, hij was de natuurlijke leider van het gezelschap. ‘Strafwerk’, zei hij. Bevlogen begon hij te vertellen. Hij zei dat hij het idee had dat hij dat boek had moeten lezen om een taal te leren begrijpen die niet de zijne was. En dat hij daar het nut niet van inzag. Ikzelf vind dat eigenlijk een prima reden om een boek te lezen maar voordat ik dat onder woorden kon brengen, sprak de jongen verder. Halverwege raakte hij me al kwijt omdat hij op zijn beurt een taal sprak die ik niet kende. Zijn levende woorden verwezen mijn taal naar het verleden, reduceerden ze tot een dode taal, een taal die stilstond. En precies in die stilstand leken de jongeren niet bepaald geïnteresseerd. 

Ik kwam daar in het leslokaal om te vertellen over dingen die voorbij zijn. Nou ja, niet zozeer voorbij maar, zo bleek nu, al dan niet moedwillig vergeten. Ik vreesde voor een inhoudsloze toekomst wanneer niemand meer geïnteresseerd leek in het verleden. Maar deze jonge mensen hadden juist zin in alles wat stond te gebeuren. Aan wat geweest was hadden ze weinig, het zou ze nergens brengen. Iets in hen had er bewust of onbewust voor gekozen om te vergeten dat er woorden bestonden die zij niet meteen konden plaatsen, een context die niet van nu was, ideeën die voor hen warrig leken ー wat betekende dat schrijvers en filosofen die in een tijd ver voor hen hadden geleefd met het grootste gemak vergeten konden worden. Tegen beter weten in stond ik daar voor de klas te vertellen over de Schwob-leesclub, waarbij vergeten klassiekers opnieuw onder de aandacht worden gebracht. Ik sprak voor de honderdste keer over mijn grote liefde voor Clarice Lispector. De natuurlijke leider achterin de klas stak weer zijn vinger op. ‘Mevrouw’, vroeg hij, ‘zijn die schrijvers niet allemaal dood?’ 

[blockquote]Ik vreesde voor een inhoudsloze toekomst wanneer niemand meer geïnteresseerd leek in het verleden. Maar deze jonge mensen hadden juist zin in alles wat stond te gebeuren. Aan wat geweest was hadden ze weinig, het zou ze nergens brengen

Ik knikte min of meer beschaamd. Dat de maker dood is, zegt in het geval van een kunstenaar niet zoveel. Ik opperde dat de boeken hun tijd overleefd hadden. Dat we hier in dit klaslokaal zitten en denken zoals we doen vanwege de context die geschapen is door de geschiedenis. Dat het consequenties heeft voor hun manier van denken als zij uit gemak (of ongemak) laten verdwijnen wat niet bij hen meer lijkt te passen. ‘Jullie bestaan vanwege alles wat er ooit was. En veel van wat ooit was blijft tijdloos,’ probeerde ik nog.

‘Maar is tijdloosheid niet ook achterhaald?’, vroeg de jongen. Ik begon me op te winden. Wanhopig probeerde ik de klas uit te leggen waarom sommige woorden, sommige boeken, sommige kunstwerken en mensen en gebeurtenissen herinnerd moeten worden, moeten blijven bestaan. Ik dacht, zo dachten we vroeger toch niet. En net toen ik dat dacht herinnerde ik me een zin van Karel van het Reve: ‘De zo vaak gehoorde bewering dat alles vroeger beter was dan nu, en vooral dat alles tegenwoordig veel slechter is dan vroeger, berust geloof ik op een misverstand. Naarmate je ouder wordt, wordt je leven minder leuk, en daarom ben je geneigd te denken dat alles minder leuk wordt: de literatuur, de veiligheid op straat, de godsdienst en het weer. De meeste van die beweringen zijn niet erg juist.’ Kijk, die man was zijn tijd ver vooruit. En ja, ook hij is dood.

DEZE COLUMN IS VERSCHENEN IN METROPOLIS M NR 6 VIJF INTERVIEWS & DEPOT.

Eerder schreef ik op deze plek al eens over vergeten woorden. Zo was er een project van kunstenaar Vibeke Mascini die het woord ‘doodsreutel’ terug in de Dikke van Dale wilde hebben. Ik weet niet of het haar gelukt is maar ik gok dat er sinds haar poging dit woord te reanimeren alweer een nieuw arsenaal aan vergeten woorden bij is gekomen die om eerste hulp vragen. Het probleem met woorden die we vergeten, is dat we ze niet gebruiken en omdat we ze niet gebruiken sterven ze uit. Vergeten is vrijwel nooit zonder consequenties. Het voordeel van vergeten is dat er (meestal) tijd en ruimte vrijkomt voor iets nieuws. Als je zoiets simpels als een afspraak vergeet, heb je bijvoorbeeld tijd over. Aan de andere kant raak je op hetzelfde moment achter op de tijd, want de kans is groot dat je de afspraak in moet halen.

Ik denk steeds vaker dat we steeds meer vergeten en dus steeds meer in moeten halen. Of misschien komt het eerder neer op achterhalen. Wat je niet vergeet is vanzelfsprekend. Maar voor sommige woorden, ideeën en kunst moet je wat beter je best doen om het terug te vinden of te begrijpen. Omdat we zo hard vooruit gaan en daardoor steeds verder achterraken, vergeten we langzamerhand meer en meer, zoals het bestaan van het woord doodsreutel, maar ook boeken, mensen, kunst en ideeën. Ikzelf vergeet vaak dat met het vergeten, zoals dus zelfs bij zoiets als het vergeten van een afspraak, een nieuwe tijd ontstaat. En dat er op die manier dus altijd iets nieuws kan gebeuren.

Onlangs was ik op een middelbare school om over literatuur te praten. In het klaslokaal hingen posters van schrijvers die allang overleden waren.‘Wie van jullie heeft een boek gelezen van een van de schrijvers op de poster?’, vroeg ik. Een jongen die achterin de klas zat stak zijn vinger op. De anderen keken naar hem, hij was de natuurlijke leider van het gezelschap. ‘Strafwerk’, zei hij. Bevlogen begon hij te vertellen. Hij zei dat hij het idee had dat hij dat boek had moeten lezen om een taal te leren begrijpen die niet de zijne was. En dat hij daar het nut niet van inzag. Ikzelf vind dat eigenlijk een prima reden om een boek te lezen maar voordat ik dat onder woorden kon brengen, sprak de jongen verder. Halverwege raakte hij me al kwijt omdat hij op zijn beurt een taal sprak die ik niet kende. Zijn levende woorden verwezen mijn taal naar het verleden, reduceerden ze tot een dode taal, een taal die stilstond. En precies in die stilstand leken de jongeren niet bepaald geïnteresseerd.

Ik kwam daar in het leslokaal om te vertellen over dingen die voorbij zijn. Nou ja, niet zozeer voorbij maar, zo bleek nu, al dan niet moedwillig vergeten. Ik vreesde voor een inhoudsloze toekomst wanneer niemand meer geïnteresseerd leek in het verleden. Maar deze jonge mensen hadden juist zin in alles wat stond te gebeuren. Aan wat geweest was hadden ze weinig, het zou ze nergens brengen. Iets in hen had er bewust of onbewust voor gekozen om te vergeten dat er woorden bestonden die zij niet meteen konden plaatsen, een context die niet van nu was, ideeën die voor hen warrig leken ー wat betekende dat schrijvers en filosofen die in een tijd ver voor hen hadden geleefd met het grootste gemak vergeten konden worden. Tegen beter weten in stond ik daar voor de klas te vertellen over de Schwob-leesclub, waarbij vergeten klassiekers opnieuw onder de aandacht worden gebracht. Ik sprak voor de honderdste keer over mijn grote liefde voor Clarice Lispector. De natuurlijke leider achterin de klas stak weer zijn vinger op. ‘Mevrouw’, vroeg hij, ‘zijn die schrijvers niet allemaal dood?’
Ik knikte min of meer beschaamd. Dat de maker dood is, zegt in het geval van een kunstenaar niet zoveel. Ik opperde dat de boeken hun tijd overleefd hadden. Dat we hier in dit klaslokaal zitten en denken zoals we doen vanwege de context die geschapen is door de geschiedenis. Dat het consequenties heeft voor hun manier van denken als zij uit gemak (of ongemak) laten verdwijnen wat niet bij hen meer lijkt te passen. ‘Jullie bestaan vanwege alles wat er ooit was. En veel van wat ooit was blijft tijdloos,’ probeerde ik nog.

‘Maar is tijdloosheid niet ook achterhaald?’, vroeg de jongen. Ik begon me op te winden. Wanhopig probeerde ik de klas uit te leggen waarom sommige woorden, sommige boeken, sommige kunstwerken en mensen en gebeurtenissen herinnerd moeten worden, moeten blijven bestaan. Ik dacht, zo dachten we vroeger toch niet. En net toen ik dat dacht herinnerde ik me een zin van Karel van het Reve: ‘De zo vaak gehoorde bewering dat alles vroeger beter was dan nu, en vooral dat alles tegenwoordig veel slechter is dan vroeger, berust geloof ik op een misverstand. Naarmate je ouder wordt, wordt je leven minder leuk, en daarom ben je geneigd te denken dat alles minder leuk wordt: de literatuur, de veiligheid op straat, de godsdienst en het weer. De meeste van die beweringen zijn niet erg juist.’ Kijk, die man was zijn tijd ver vooruit. En ja, ook hij is dood.

Maartje Wortel

is schrijver

Recente artikelen