Landbezit en land-art: over de dekolonisatie van de Amerikaanse Dia Art Foundation
De Amerikaanse Dia Art Foundation staat bekend om de iconische werken uit de Land Art-beweging die het beheert. Nooit eerder waren er twijfels over de geschiedenis van de grond waarop deze werken zich bevinden. Tot vandaag: met twee bijzondere projecten van stanley brouwn en vooral Cameron Rowland reflecteert de stichting op haar koloniale verleden.
Waar kunstinstellingen in Australië al enkele jaren openlijk het land van de oorspronkelijke bewoners middels Welcome to Country-ceremonies erkennen, is daar in de Verenigde Staten en in het gehele Amerikaanse continent nog weinig van te merken. Als het aan de huidige directeur van Dia Art Foundation Jessica Morgan en de recentelijk aangestelde curator Jordan Carter ligt komt daar snel verandering in. Samen zoeken zij naar manieren om de instelling te dekoloniseren. Toestemming vragen voor het gebruik van land dat aan oorspronkelijke bewoners toebehoort is daar onderdeel van.
De Dia Art Foundation werd in 1974 in Manhattan opgericht door Philippa de Menil (dochter van de beroemde kunstverzamelaar Dominique de Menil en erfgename van het olieveldbedrijf Schlumberger), haar man Heiner Friedrich (kunsthandelaar) en Helen Winkler (kunsthistorica). De stichting heeft vooral naam gemaakt met grootschalige, site-specific installaties, zoals The New York Earth Room van Walter de Maria in Soho (1977) en diens The Lightning Field (1977).
Daarnaast beschikt ze over negen permanente tentoonstellingsplekken voor canonieke Land Art werken, zoals Robert Smithsons Spiral Jetty (1970), verworven in 1999 en Nancy Holts Sun Tunnels (1976), verworven in 1998. Lang hadden ze geen eigen tentoonstellingsplek, behalve de locatie in Chelsea waar sinds de jaren tachtig kleinere installaties en wisseltentoonstellingen werden georganiseerd. In 2003 opende Dia Beacon: een museale ruimte in een enorme voormalige fabriek aan de Hudson, waar grootschalige museale installaties te zien zijn. Later kwam daar ook Dia Bridgehampton bij.
Nancy Holt, Sun Tunnels, 1973–76. Great Basin Desert, Utah. Dia Art Foundation with support from Holt/Smithson Foundation. © Holt/Smithson Foundation and Dia Art Foundation/Licensed by VAGA at Artists Rights Society (ARS), New York. Photo: ZCZ Films/James Fox, courtesy Holt/Smithson Foundation
Robert Smithson, Spiral Jetty in 2004, Rozel Point, Great Salt Lake, Utah, courtesy Dia Art Foundation
Aan de aanvankelijke focus op overambitieuze en megalomane kunstinstallaties kwam met de aanstelling van de huidige directeur Jessica Morgan in 2015 en de aanstelling van curator Jordan Carter in 2021 een einde. Dia Art is een stuk zelfkritischer geworden, ook bij Dia Beacon. Lange tijd waren de ruimtes vooral met minimal art gevuld, maar de laatste jaren worden ze steeds vaker voorzien van werken met een politieke en soms dekoloniale laag.
De stichting kocht werken aan van verschillende Afro-Amerikaanse kunstenaars, zoals Charles Gaines, Sam Gilliam, Jack Whitten, Melvin Edwards en Senga Nengudi. Inmiddels lijkt deze erkenning van Afro-Amerikaanse kunstenaars gepaard te gaan met een erkenning van de oorspronkelijke bewoners van de grondgebieden die de Dia Art Foundation bezit. Afgelopen juni publiceerde de stichting een statement op haar website, waarin directeur Morgan zichzelf hardop afvroeg: 'Hoe erkennen we de geschiedenis van kolonialisme en inheemse onderdrukking op al onze locaties, in het bijzonder onze Land Art kunstwerken, en hoe kunnen we werken aan dekolonisatie?’1
Het valt op hoe Noord-Amerika achterloopt op Australië, waar vrijwel iedere kunstinstelling openlijk het land van de oorspronkelijke bewoners erkent, vaak middels Welcome to Country ceremonies. Zulke ceremonies vormen voor Inheemse volken een eeuwenoud protocol. Voordat je het land van een ander betreedt, kondig je je aankomst aan; uit respect voor de mensen wier land je betreedt, en om je eigen geest te beschermen, ga je pas naar binnen als zij je welkom hebben geheten. Het is opvallend dat de Dia Art Foundation nog nooit eerder de noodzaak voelde om haar toe-eigening van andermans grondgebied onder de loep te nemen.
Bij Dia Art is sprake van een inhaalslag, die momenteel aan kracht wint door twee bijzondere, gelijktijdige projecten. Recentelijk opende in The Art Institute in Chicago de eerste grote institutionele tentoonstelling van stanley brouwn in de VS. Dia Beacon presenteert in het kader daarvan onder andere brouwns radicale werk how empty is this space? (1970). Vrijwel tegelijkertijd kondigde Dia Art aan dat Cameron Rowland de organisatie het beheer heeft gegeven over zijn wellicht meest radicale werk: Depreciation (2018).
In een witte en overwegend mannelijke collectiepresentatie wijkt het werk van zowel brouwn als Rowland op verschillende manieren af van de bekende omgang met minimal art. De kunstenaars politiseren de kunstbeweging. Rowland doet dat expliciet, door deze te voorzien van dekoloniaal commentaar. In het geval van brouwn zijn het vooral de curatoren en kunsthistorici die zijn werk dekoloniaal hebben geduid. De interpretatie van brouwns werk beweegt mee met de tijd; waar critici nu geneigd zijn hem dekoloniaal te duiden, werd hij vroeger juist als een strikte modernist gezien.
Zijn benadering is uiterst abstract en breekt met vormen van rationalisatie die het westen oplegt aan de internationale kunstwereld. Het werk how empty is this space? dat nu in het Dia Beacon ‘te zien’ is bestaat uit iets dat voor het blote oog geheel onzichtbaar is: kosmische straling. De tentoonstellingszaal is geheel verlaten, op een enkele muurtekst na. Zo weet brouwn de nadruk te leggen op een zogenoemde ‘onzichtbare aanwezigheid’.
Hij maakte how empty is this space? voor het eerst ter gelegenheid van de gelijknamige tentoonstelling in het Städtisches Museum in Mönchengladbach in 1970. Met het werk pleitte brouwn voor nieuwe vormen van focus en reflectie. In plaats van de tentoonstellingsruimte te gebruiken voor de installatie van een tastbaar, door de mens gemaakt kunstwerk, presenteerde brouwn haar als een plek voor meditatieve betrokkenheid. Hij suggereerde dat haar enige echte doel is om de aandacht te richten op het ultieme kunstwerk van kosmische straling: iets dat in feite overal ervaren kan worden. De tekst leest als volgt:
how empty is this space?
all the planets, thus including planet earth, constantly find themselves in a "shower" of cosmic rays
in this space, as in every building on earth, it is also "raining cosmic rays"
walking consciously through the invisible cosmic rays in this space confirms, intensifies the presence of this space
stanley brouwn 1970/2009
De grootschalige, autonome kunstinstallaties waar Dia Art Beacon haar bekendheid aan heeft te danken waren wars van reflectie op hun productiewijze of de plek die zij innamen. Cameron Rowland is dat niet: de kunstenaar neemt een expliciet economisch perspectief in met zijn werk, dat hij verbindt met het Amerikaanse slavernijverleden.
Depreciation bestaat uit een stuk opgekocht grond dat niet door de bezoeker dient te worden bezocht of betreden. Het belangrijkste onderdeel van het werk is een enkele hectare land op Edisto Island in South Carolina, VS, en de bijbehorende juridische status ervan. Het perceel, dat deel uitmaakte van de voormalige Maxcy Place-plantage, was een van de stukken land die twee jaar na de formele afschaffing van slavernij aan voormalig tot slaaf gemaakte mensen werden gegeven. Deze handeling viel onder Generaal William Tecumseh Shermans Special Field Orders in 1865, die elke ontvanger veertig hectare en een muilezel toestond (de bekende ‘Forty acres and a mule’).
Cameron Rowland, Depreciation, 2018. © Cameron Rowland, courtesy Dia Beacon
Restrictive covenant; 1 acre on Edisto Island, South Carolina
Extended loan, Dia Art Foundation
40 acres and a mule as reparations for slavery originates in General William Tecumseh Sherman’s Special Field Orders No. 15, issued on January 16, 1865. Sherman’s Field Order 15 was issued out of concern for a potential uprising of the thousands of ex-slaves who were following his army by the time it arrived in Savannah.1
The field order stipulated that “The islands from Charleston south, the abandoned rice fields along the rivers for thirty miles back from the sea, and the country bordering the St. Johns River, Florida, are reserved and set apart for the settlement of the negroes now made free by the acts of war and the Proclamation of the President of the United States. . . . Each family shall have a plot of not more than forty acres of tillable ground.”2
This was followed by the formation of the Bureau of Refugees, Freedmen, and Abandoned Lands in March 1865. In the months immediately following the issue of the field orders, approximately 40,000 former slaves settled in the area designated by Sherman on the basis of possessory title.3 10,000 of these former slaves were settled on Edisto Island, South Carolina.4
In 1866, following Lincoln’s assassination, President Andrew Johnson effectively rescinded Field Order 15 by ordering these lands be returned to their previous Confederate owners. Former slaves were given the option to work for their former masters as sharecroppers or be evicted. If evicted, former slaves could be arrested for homelessness under vagrancy clauses of the Black Codes. Those who refused to leave and refused to sign sharecrop contracts were threatened with arrest.
Although restoration of the land to the previous Confederate owners was slowed in some cases by court challenges filed by ex-slaves, nearly all the land settled was returned by the 1870s. As Eric Foner writes, “Johnson had in effect abrogated the Confiscation Act and unilaterally amended the law creating the [Freedmen’s] Bureau. The idea of a Freedmen’s Bureau actively promoting black landownership had come to an abrupt end.”5 The Freedmen’s Bureau agents became primary proponents of labor contracts inducting former slaves into the sharecropping system.6
Among the lands that were repossessed in 1866 by former Confederate owners was the Maxcy Place plantation. “A group of freed people were at Maxcy Place in January 1866. . . . The people contracted to work for the proprietor, but no contract or list of names has been found.”7
The one-acre piece of land at 8060 Maxie Road, Edisto Island, South Carolina, was part of the Maxcy Place plantation. This land was purchased at market value on August 6, 2018, by 8060 Maxie Road, Inc., a nonprofit company formed for the sole purpose of buying this land and recording a restrictive covenant on its use. This covenant has as its explicit purpose the restriction of all development and use of the property by the owner.
The property is now appraised at $0. By rendering it legally unusable, this restrictive covenant eliminates the market value of the land. These restrictions run with the land, regardless of the owner. As such, they will last indefinitely.
As reparation, this covenant asks how land might exist outside of the legal-economic regime of property that was instituted by slavery and colonization. Rather than redistributing the property, the restriction imposed on 8060 Maxie Road’s status as valuable and transactable real estate asserts antagonism to the regime of property as a means of reparation.
8060 Maxie Road is not for visitation.
notes
1 Eric Foner, Reconstruction: America’s Unfinished Revolution, 1863–1877, updated ed. (New York: Harper & Row, 1988; New York: HarperCollins, 2014), p. 71.
2 Headquarters, Military Division of the Mississippi, Special Field Orders No. 15 (1865).
3 Foner, Reconstruction, p. 71.
4 Charles Spencer, Edisto Island 1861 to 2006: Ruin, Recovery and Rebirth (Charleston, SC: The History Press, 2008), p. 87.
5 Foner, Reconstruction, p. 161.
6 Foner, p. 161.
7 Spencer, Edisto Island 1861 to 2006, p. 95.
De tegemoetkoming was een van de vele die een jaar later, na de moord op Abraham Lincoln in 1866, door president Andrew Johnson teruggedraaid zou worden. Johnson bood voormalig tot slaaf gemaakte landeigenaren twee opties: óf zij zouden het land gaan delen met de witte herbezitters óf zij zouden het land uitgezet worden, waarop arrestatie naar alle waarschijnlijkheid zou volgen. Deze herroeping trof alleen al op Edisto Island tienduizend bevrijde mensen.
Rowland reageerde op deze geschiedenis door in 2018 een non-profit bedrijf op te richten en daarmee een perceel te kopen. Het adres van dat perceel, 8060 Maxie Road Inc, vormde tevens de naam van het bedrijf. Na de aankoop werd het aangekochte land onder een beperkende overeenkomst geplaatst, die alle toekomstige ontwikkeling en gebruik ervan verbood, om zo de waarde terug te brengen naar nul dollar. De beperking blijft van kracht, ongeacht of het perceel op andere handen overgaat. Zo breekt Rowland de eindeloze, vernietigende cyclus van eigendom.
Depreciation is inmiddels in beheer van de Dia Art Foundation en daarmee officieel de negende site-specific locatie van de stichting
Depreciation is inmiddels in beheer van de Dia Art Foundation en daarmee officieel de negende site-specific locatie van de stichting. Dia’s beheer van het werk neemt de vorm aan van een langdurige bruikleen. ‘We zijn verheugd om deze lange termijn-overeenkomst met Cameron Rowland aan te gaan om de integriteit van het werk te behouden en een belangrijke dialoog over de conceptuele grondbeginselen ervan te bevorderen’, zegt Dia-directeur Jessica Morgan in een verklaring2.
Curator Jordan Carter en associate-curator Matilde Guidelli-Guidi voegen toe: ‘Als een site die vragen stelt bij begrippen als eigendom, landbezetting en de kunstpelgrimage, vormt Depreciation zowel een aanvulling op, als een productieve uitdaging voor, Dia's bestaande sites. In deze context verschuift het [werk] op kritische wijze de voorwaarden voor engagement van Land Art en stelt het nieuwe urgenties, belangen en mogelijkheden voor binnen de instelling en het veld.’
Het land zal niet toegankelijk zijn voor het publiek; in de officiële berichtgeving van Dia wordt een bezoek eraan ontmoedigd. De bijbehorende documenten – een landmeting en officiële papieren die de aankoop van het perceel en de wettelijke status ervan bevestigen – zullen binnenkort te zien zijn in de Dia Chelsea vestiging in New York. Dia Beacon zal in het voorjaar van 2024 een tentoonstelling van Rowland organiseren, wederom samengesteld door Carter.
Rowlands werk bevraagt het idee dat land in bezit genomen kan worden; een idee dat ook veel Inheemse volkeren een al te vreemd concept vinden: de mens kan het land niet bezitten, stellen zij, maar er enkel mee samenleven. De regeneratieve relaties die Indigenous peoples met hun land aangaan zijn gebaseerd op vormen van kennis die van generatie op generatie worden overgedragen en vaak onderwezen worden aan de hand van kosmologieën, ceremonies en Inheemse talen.
Volken als de Wappingers erkennen dat deze voortdurende verbindingen met het land verantwoordelijkheden ten opzichte van de natuurlijke wereld met zich meebrengen, en offeren en bidden daarom voor de genezing van het land. De Wappingers of Wappani bewoonden ooit een gebied ten oosten van de rivier de Hudson, dat strekte van het toenmalige ‘Nieuw-Amsterdam’ (nu bekend als New York en Manhattan heet) tot aan de staat Connecticut. De Britten namen hun land in en in 1683 kochten Francis Rombout (een Vlaamse handelaar die onder de Engelsen burgemeester van New York was) en Gulian Verplanck (een Amerikaanse advocaat, politicus en schrijver) het land, dat later de stad Beacon zou omvatten, weer van hen over.
Ruim honderd jaar later, in 1800, bestond het land van de inheemse volkeren enkel nog uit afgebakende reservaten. In verdragen werd vastgelegd dat deze Inheemse gronden door de federale overheid werden beheerd, wat betekent dat de overheid de eigendomstitels bezat en het laatste woord had over de gronden. Bijna een eeuw later veranderde de regering haar reservatenbeleid met de Dawes Act. Deze wet had als doel de Inheemse volken te dwingen om deel te nemen aan de ‘gewone’ cultuur. Het gaf de regering het recht om verdragsgronden van de Amerikaanse Indigenous op te delen in kleine percelen die werden toegekend aan individuele stamleden in plaats van aan de gehele stam. Alleen Natives die zich inschreven bij het Bureau of Indian Affairs konden hun stuk toegekende grond ontvangen. De overgebleven verdragsgronden werden als overtollig beschouwd en verkocht aan kolonisten, waardoor meer dan negentig miljoen hectare inheems land werd ontnomen van de oorspronkelijke bewoners.
De kolonisatie van Noord-Amerika herstructureerde de economie volgens de Europese standaard. De kolonisatie van Noord-Amerika herstructureerde de economie volgens de Europese standaard. Wat ooit een gevarieerd landbouwgebied was werd vervangen door een grootschalig monocultuursysteem van suiker-, katoen- en tabaksplantages dat schadelijk was voor de lokale biodiversiteit en waarvan de opbrengsten bedoeld waren voor de Europese markt. De Amerikaanse plantages hadden het voorzien op de uitbuiting van tot slaaf gemaakte mensen uit West- en Centraal Afrika, waardoor dit gebied van Afrika een soort dependance van Amerika werd, met als voornaamste functie het leveren van slavenarbeid van het continent. Ook werd hier epistemicide doorgevoerd; iedere vorm van bestaande culturele kennis zou moeten worden vernietigd, zo ook in het Zuid-Amerikaanse Suriname. In eerste instantie probeerden de kolonisten de inheemse bevolking van Suriname in te zetten als slaven. Dit mislukte door grote sterfte en verzet. Daarna besloot men tot slaafgemaakten uit West- en Centraal Afrika en andere kolonies te halen..
In 1935, een kleine zestig jaar na de afschaffing van de slavernij, werd in Suriname – destijds nog onderdeel van het Nederlandse rijk – stanley brouwn geboren. brouwn vertrok in 1957 naar Nederland om daar, na een introductie aan de Zero-beweging in de jaren zestig, uit te groeien tot het schoolvoorbeeld van het conceptualisme.
Vanaf 1972 gaf brouwn geen interviews meer en weigerde hij mee te werken aan iedere interpretatie over of documentatie van zijn werk of van hemzelf. Alle context en betekenis liggen besloten in het werk zelf, vond hij, en elke flard aan biografische of anekdotische informatie zou afbreuk doen aan de zeggingskracht daarvan. Hij tornde aan de door het westen opgelegde regels. Slim als hij was – en wellicht ertoe genoodzaakt – ontketende hij een stille revolutie door deze wetten van binnenuit aan te passen en ze naar de standaarden van zijn eigen wezen toe te snijden. Vanuit hier maakte hij een serie werken waarbij hij meeteenheden onderzocht aan de hand van de verhoudingen van zijn eigen lichaam. Hij ontwikkelde de stanley brouwn-foot van 26 centimeter, gebaseerd op de lengte van zijn eigen voet.
Ook Rowland breekt met bestaande verhoudingen. Hij onttrekt zich aan het koloniale rechtssysteem van eigendom en maakt een stuk grond met een gitzwarte geschiedenis van exploitatie via een beperkende overeenkomst waardeloos. De verantwoordelijkheid van deze site legde hij vervolgens neer bij de Dia Art Foundation; een noodzakelijke maar ook een slimme daad, die wellicht meer aandacht voor deze geschiedenis genereert dan een herschreven geschiedenisboek.
Mail naar:
karolien [at] metropolism.com
(€9,95 incl verzending)
Neem nu een abonnement op Metropolis M en bespaar 40%!