metropolis m

Het gebouw van het Fonds BKVB aan de Brouwersgracht

Op 1 juli is de fusie van de Mondriaan Stichting en het Fonds BKVB een feit. Het nieuwe Mondriaan Fonds wordt gevestigd in het gebouw van Fonds BKVB aan de Brouwersgracht. Floor Tinga sprak met de directeuren van beide fondsen. Dit artikel is gepubliceerd in Metropolis M Nr 2.

Het idee voor de fusie is volgens de directeuren Gitta Luiten (Mondriaan Stichting) en Lex ter Braak (Fonds BKVB) niet ontstaan in het kader van de aanstaande bezuinigingen, maar puur op inhoudelijke gronden gestoeld. ‘Toen het Fonds BKVB en de Mondriaan Stichting werden opgericht, bestond er nog een duidelijk onderscheid tussen de twee fondsen. Grof uitgedrukt is het Fonds BKVB in het leven geroepen om kunstproductie mogelijk te maken, terwijl de Mondriaan Stichting de presentatie ervan ondersteunt. Dit onderscheid is vandaag de dag niet meer zo scherp te stellen’, vertelt Ter Braak. ‘Musea werpen zich steeds vaker op als opdrachtgever voor individuele kunstenaars, terwijl kunstenaars op hun beurt exposities organiseren. Doordat het werkveld is veranderd, is het logisch om de twee organisaties te bundelen’, vult Luiten aan.

Ondertussen heeft het kabinet aangekondigd één groot cultureel investeringsfonds in het leven te willen roepen voor onder meer film, beeldende kunst en letteren. Die ontwikkeling vinden Luiten en Ter Braak zeer onwenselijk. ‘Doordat het Fonds BKVB en de Mondriaan Stichting fuseren, ontstaat er een expertisecentrum die alle (inter)nationale ontwikkelingen binnen het veld scherp in de gaten heeft. Voeg je alle kunstdisciplines samen, dan ontstaat er een fonds van appels en peren. De specifieke expertise die we hebben opgebouwd gaat dan verloren’, aldus Ter Braak.

De fusie van het Fonds BKVB en de Mondriaan Stichting lijkt vooral strategisch van aard te zijn. Ze wachten niet af tot de overheid tot maatregelen dwingt, maar steken liever de hand in eigen boezem. Die houding sprak ook al uit de omstreden essaybundel Second Opinion die de fondsen in 2007 gezamenlijk publiceerden. De kunstwereld werd door sommige auteurs in die bundel een gebrek aan institutionele zelfkritiek, een neiging tot conformisme en een tekort aan maatschappelijk engagement verweten. De kritische toon waarop het subsidiebeleid werd gehekeld, kon bij het gros van de gevestigde kunstorde op weinig steun rekenen. Luiten schreef dat vooral de relatie tussen productie en presentatie helemaal is scheefgegroeid. Ze opperde in haar essay dat het verstandiger is de subsidies aan individuele kunstenaars te verschuiven naar subsidies aan instellingen.

In 2011 wordt er niet langer gesteigerd bij een mogelijke vermindering van de subsidieafhankelijkheid. Ter Braak is er zelfs van overtuigd dat wanneer de sector destijds meer ‘zelfreinigend vermogen’ had getoond, ze nu niet voor zo’n gedwongen bezuinigingsronde had gestaan.

Hoewel de directeuren zich nog niet willen uitspreken over veranderingen op lange termijn, zou de fusie kunnen betekenen dat de productie van kunst meer en meer gekoppeld wordt aan haar zichtbaarheid. Het roept de vraag op of het nieuwe fonds de relatief kwetsbare positie van individuele kunstenaars nog voldoende zal beschermen. Gaat de koppeling aan zichtbaarheid niet ten koste van het experiment? Juist het Fonds BKVB is uniek in het verstrekken van onder meer de basisstipendia, die het kunstenaars mogelijk maakt om zich te concentreren op hun artistieke ontwikkeling zonder dat er harde eisen worden gesteld aan de resultaten ervan.

Volgens de fondsen loopt het zo’n vaart niet. Hoewel het samengaan vanaf 1 juli 2011 een feit is, blijven de huidige regelingen van beide fondsen nog tot 2013 overeind. In de tussentijd wordt wel alvast gewerkt aan een integraal beleid dat vanaf 2014 zal worden uitgevoerd, waarin ook nieuwe verdienmodellen zoals crowdsourcing een plaats moeten krijgen.

Voor een monopoliepositie van het nieuwe fonds hoeft volgens Luiten en Ter Braak niemand te vrezen. ‘Een aantal jaren geleden was mijn bezwaar nog geweest dat er bij een fusie nog maar één loket is waar kunstenaars en instellingen zich tot kunnen wenden. De tijden zijn echter veranderd. In het huidige kunstklimaat is de overheid immers niet meer de enige financiële partner van een kunstenaar of instelling’, aldus Luiten.


Floor Tinga is freelance projectleider en journalist, Haarlem

Floor Tinga

Recente artikelen