metropolis m

Sander Breure en Witte van Hulzen

Vanavond wordt De Volkskrant Beeldende Kunstprijs uitgereikt, na een traject dat vele maanden in beslag nam. Het is niet de enige kunstprijs die moeite lijkt te hebben met kiezen. Wat is er aan de hand?

Was er vroeger – niet eens zo lang geleden – bij de kunstprijzen ineens een winnaar, als een donderslag bij heldere hemel – zeg maar à la de Nobelprijs die nog steeds plotsklaps in het najaar bekend wordt gemaakt vanuit een geheimzinnige Zweedse burcht. Tegenwoordig heeft de toekenning van een kunstprijs iets van een publiek uitgevente zwangerschap waar geen einde aan lijkt te komen.

Een beetje kunstprijs heeft een procedure met semiopenbare voorselecties na oproepen, selecterende scouts, pre-nominaties en definitieve nominaties, interne en externe jurybeoordelingen, tentoonstellingen van de genomineerden, besloten en openbare kunstenaarspitches, tv-interviews, speciale krantenbijlagen en feestelijke uitreikingen.

De toekenning neemt tegenwoordig al snel een half jaar in beslag. Die van de Prix de Rome zelfs bijna een heel jaar.

De vraag is waarom de prijzen dat doen. Durven jury’s niet meer te kiezen?

Bram de Jonghe

In 2006 schreef Hans den Hartog Jager in een opinietekst in Metropolis M dat het bij prijzen niet meer gaat om de winnaar, maar om aandacht voor de organisaties die haar toekennen. En dan vooral de donateurs van het prijzengeld, dat anders dan voorheen steeds vaker wordt opgebracht door commerciële partijen. Publiciteit is het codewoord geworden van de kunstprijs, en de publiciteit laat zich gelden. Prijzen zijn, zo meent Den Hartog Jager in 2006, het vehikel van slimme marketeers geworden.

Door de toename van de concurrentie tussen de kunstprijzen is publiciteit echter steeds minder een vanzelfsprekendheid. Kreeg je tien jaar geleden, in de vroege jaren van het tegenwoordige prijzencircus, aandacht door simpelweg de grootste prijs te zijn, intussen gelden andere wetten. Zo hebben bijvoorbeeld de Heinekenprijs en de Johannes Vermeerprijs onlangs nog mogen ervaren.

Deze twee grootste prijzen van kunstenland (elk goed voor een ton) dachten bij hun oprichting enkele jaren terug dankzij de enorme inleg gegarandeerd te zijn van aandacht op alle fronten, bij zowel media als het publiek. Intussen weten ze dat ze hun meerdere moeten erkennen in de aanzienlijk kleinere Prix de Rome en De Volkskrant Beeldende Kunstprijs, die met elkaar een veelvoud aan aandacht opeisen.

In vergelijking met de grootbetalers hebben deze twee prijzen voor jonge kunstenaars een maanden durend openbaar selectietraject, inclusief een presentatie van het werk van de genomineerden, dat van begin tot eind subtiel publicitair wordt uitgebuit. Er zijn slimme mediapartners en – in het geval van de Prix – uiteindelijke koninklijke goedkeuring (overigens net als de Koninklijke Prijs voor de Schilderkunst).

Toch is het niet enkel de zucht naar aandacht die deze prijzen hebben doen besluiten tot het volgen van deze toekenningsprocedure. Er speelt ook iets anders.

Dina Danish

Bij kunstprijzen als de Volkskrant Beeldende Kunstprijs en de Prix de Rome is ook de rol van de voorheen almachtige en alwetende jury veel kleiner gemaakt, ten gunste van allerlei andere belanghebbenden.

Van een jury die na geheim beraad tot een keuze komt, zijn ze overgestapt op een getrapt systeem, waarin de halve kunstwereld lijkt mee te beslissen over wie de prijs verdient.

En al die tussentijdse beslisrondes worden uitgebreid geduid en toegelicht, zowel intern als extern. Bij de Volkskrant Beeldende Kunstprijs krijgen de scouts zelfs meer aandacht dan de vakjury. De scouts staan uitgebreid geciteerd in de krant en op de titelkaartjes in het museum. Van de vakjury is vooral de voorzitter het gezicht – het is steeds een bekende van radio en televisie (deskundigheid van kunst is een pre, geen vereiste).

De prijzen profileren zich zo nadrukkelijk als open en transparant, gedragen door velen, niet enkel een klein clubje van professionele deskundigen die in achterkamertjes iets met elkaar bedisselen. Zij willen graag uitdrukken te staan voor een ander belang, een groter belang dan het toekennen van een lullige toelage aan een kunstenaar. Kunstprijzen willen anders dan enkel de winnaar graag een hele generatie dienen, door liefst zoveel mogelijk kunstenaars positief onder de aandacht te brengen.

Te veel aandacht voor een winnaar staat het goed uitdragen van dat belang in de weg. En zo zie je dat met de spreiding van de keuzes over meerdere beslissers en beslisrondes de winnaar geleidelijk aan uit zicht verdwijnt. Op het totaal aan publiciteit dat de prijzen weten te genereren is hij degene die (als winnaar) relatief gezien de minste aandacht krijgt (alle recensies zijn nu eenmaal al gepubliceerd tegen de tijd dat de winnaar bekend wordt).

Neem de toekenning van De Volkskrant Beeldende Kunstprijs van vanavond. Er wordt weliswaar een hele televisie-uitzending aan gewijd, met de juryvoorzitter Inez Weski en organisator en mede-jurylid Sacha Bronwasser op de bank. Maar meer dan de winnaar komen waarschijnlijk wederom vooral de genomineerden uitgebreid aan bod. Na een half uur waarin iedereen zich nog even de winnaar waant, wordt de échte winnaar aangewezen. Voordat die goed en wel in beeld gebracht is, wordt de uitzending alweer afgekapt.

Terwijl de eindtune loopt en het tv-publiek zich afvraagt welke kunst ook alweer bij dat gezicht met die bos bloemen hoorde, roept presentator Cornald Maas nog even snel op camera dat de kijkers vooral niet moeten vergeten ook zelf hun voorkeur kenbaar te maken in het kader van de publieksprijs die over een paar weken bekend wordt gemaakt.

Je moet er toch niet aan denken dat er straks maar één winnaar van deze kunstprijs zou zijn.

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen