metropolis m

Foto Jan Kempenaers, courtesy de Appel
Foto Jan Kempenaers, courtesy de Appel

Over de kwaliteiten van Lorenzo Benedetti als curator kunnen we kort zijn. Die zijn uitzonderlijk. De tentoonstellingen die hij afgelopen jaar realiseerde in de Appel aan de Prins Hendrikkade behoren tot de beste presentaties die er in het gebouw te zien waren. Waarom moet hij dan toch weg?

Zoals Lorenzo Benedetti tref je ze niet veel meer: curatoren die als een sparring partner van de kunstenaar tentoonstellingen naar grote hoogte weten te brengen. Er zijn intelligente curatoren genoeg, curatoren die kunnen praten als Brugman en teksten schrijven waar je oren van gaan wapperen, zo rijk en gelaagd als hun denken is. Er zijn curatoren die een gouden handje hebben in pr zodat hun projecten voortdurend overal in de media komen, en curatoren die haarfijn weten welke kunstenaars je op welk moment moet brengen om te scoren bij het grote publiek. Er zijn curatoren die fondsenwerven als de beste en daarmee enorme projecten kunnen realiseren. Maar – heel gek – er zijn bijna geen curatoren die goed zijn in het inrichten van een tentoonstelling.

Ik weet niet wat ze doen op al die curatorenopleidingen die je tegenwoordig in de wereld hebt, maar het presenteren van kunst lijkt er op de een of andere manier bij in te schieten. Het is maar zelden dat je een tentoonstelling bezoekt waarvan je het idee hebt dat de curator de kunstenaar en de kunst echt begrepen heeft en durft te exposeren op een manier die iedereen uitdaagt. Niet alleen henzelf, ik bedoel de curator en de kunstenaar, maar ook het publiek en uiteraard de plek van vertoning. Het is over het algemeen van een onvoorstelbare onbeholpenheid wat we in tentoonstellingen krijgen opgediend: te veel, te vol, te letterlijk en te saai gepresenteerd.

Lorenzo Benedetti weet hoe je een tentoonstelling inricht. Als de beste. Ik denk dat er sinds Rudi Fuchs, een algemeen erkend groot tentoonstellingsinrichter, geen betere inrichter in Nederland actief is geweest. Zoals Fuchs in zijn gouden jaren in het Van Abbemuseum de ene na de andere totaalinstallatie afleverde, zo zag ik dat Benedetti in de afgelopen jaren keer op keer doen, eerst in De Vleeshal in Middelburg, waar hij de ene na de andere schitterende presentatie afleverde, en nu alweer een jaar in de Appel in Amsterdam.

Michael Dean in de Appel was een tentoonstelling om met open mond doorheen te lopen. Michael Smith was radicaal en gewaagd, zoals een recensent op dit platform schreef de eerste tentoonstelling waarin de Appel het heeft aangedurfd ook zichzelf tentoon te stellen – met het even subtiele als briljante gebaar om alle werken alleen met daglicht te exposeren, in de voorruimte met de half gesloten luiken bij slechts een streepje licht. Over de net geopende gerlach en koop hoor ik ook alweer goede verhalen – ik heb de tentoonstelling zelf nog niet gezien.

Het is voor de niet-verstaander lastig uit te leggen waar Benedetti’s inrichtingstalent precies in zit. In de eerste plaats denk ik het goed begrijpen van de kunstenaar, een echte sparring partner te zijn op elk denkbaar niveau. Je moet de kunstenaar weten te stimuleren, maar ook weerwoord bieden, bijtijds durven in te grijpen, af te remmen en bij de les te houden. Een goede inrichter moet ook lef hebben. Niets zo lastig als het werken op een voorbestemde plek, die historisch belast verpakt zit in conventies, belangen en behoeftes. Het vraagt durf eigenwijs overal dwars tegenin te gaan, belangen opzij te schuiven, te breken met verwachtingen, niet in de laatste plaats die van het publiek. Meer dan de kunstenaar die mogelijk met het radicale inrichtingsplan komt om alles eens heel anders te doen, is de curator hier de durfal, want die zit met al die belangen in zijn nek hard te proberen het proces te beheersen.

Benedetti is in staat gebleken keer op keer samen met de kunstenaar iets inventiefs te verzinnen waardoor de kunst veel beter geëxposeerd werd dan voor mogelijk gehouden. Ik denk dat Michael Dean in de Appel de best ingerichte tentoonstelling uit zijn leven heeft gemaakt. Ik denk dat Michael E. Smith ook niet veel beter kan. Dat zijn prestaties van formaat.

Benedetti wordt internationaal erkend om dit talent. Ook door het bestuur van de Appel, dat hem in juni 2014 met gejuich binnenhaalde, juist vanwege zijn staat van dienst als tentoonstellingsmaker. Benedetti bracht de Appel in luttele maanden terug naar de jaren dat Saskia Bos op Prinseneiland kunstenaar na kunstenaar prachtige installaties liet realiseren. Dat waren installaties die je simpelweg gezien moest hebben, die als je ze gezien hebt nog altijd in het geheugen beklijven. Onder Benedetti bloeide in korte tijd in het zo lastige tentoonstellingspand aan de Prins Hendrikkade iets op van een genius loci, het gebouw kreeg langzaam een tentoonstellingsziel en een tentoonstellingsgeschiedenis. Het werd weer een plek waar je als kunstliefhebber naartoe moest.

Misschien waren de kunstenaars niet de meest aansprekende types voor een groot publiek, misschien spraken ze een taal die menigeen te formeel en beschouwend was, maar er werd wel kunst bedreven op het scherp van de snede. Kunst die je als kijker al je wapens, waarmee je gepokt en gemazeld de kunst gewoonlijk tegemoet treedt, uit handen sloeg. Dat vinden bezoekers niet leuk.

Nu moet Benedetti vertrekken. Bij hem overheerst het gevoel dat hij nauwelijks een kans gekregen heeft zich te bewijzen. Onder veel directe omstanders in de kunstwereld heerst een andere teleurstelling, omdat Benedetti een witte raaf is in het nieuwe ras der hedendaagse tentoonstellingsmanagers, die met het handboek ‘hoe scoor je bij een breed publiek’ een tentoonstellingsfabriek weten op te bouwen die in een mum van tijd dubbele bezoekcijfers realiseert. Benedetti’s aanstelling bij de Appel was een moment van hoop voor de kunstliefhebbers dat de artist’s curator in het marketingzieke tentoonstellingsbedrijf in Nederland nog een kans van slagen heeft.

Niet dus.

Ik hoor uit de Appel geluiden dat zijn leiderschap tekort schoot, dat hij te veel in het buitenland rondhing ter voorbereiding van nieuwe projecten, dat hij onvoldoende zijn eigen staf, de gemeente en instellingen in de stad in zijn plannen wist mee te voeren.

Ik ben er niet zo in geïnteresseerd. Managers genoeg in deze wereld. Er is vast iemand te vinden die voor hem de lokale politiek doet en wat er verder allemaal aan zakelijke contacten nodig is, zoals Paul van Gennip dat al jaren bij Witte de With doet.

Kunstenaarscuratoren van het type Benedetti zijn een zeldzaamheid. Daarvan vind je niet zo snel een tweede. Laten we ze in ons hart sluiten en koesteren.

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen