metropolis m

Blu, muurschildering Spaans-Marokkaanse grens, 2012

Waar vechten wij als kunstenaars tegen?
En waar vechten wij als kunstenaars voor?

Het antwoord op deze vraag ligt deels in de geschiedenis van progressieve kunst zelf.

In het jaar twee rolde het hoofd van de Franse koning Louis de 16e van de guillotine af. De Franse Republiek was uitgeroepen. Een leven zonder de ketenen van de kerk of aristocratie leek mogelijk.

Executie van Louis XVI, 1793
Jacques Louis David, Serment du Jeu de Paume, 1789-91

Kunstenaars als Jacques Louis David stonden vooraan tijdens de Franse Revolutie. Hij schilderde de iconen van de revolutie. Maar hij verklaarde tevens koninklijk kunstbezit publiek kunstbezit: hij droeg bij aan het openen van de eerste openbare musea zoals het Louvre, stelde subsidies in voor kunstenaars en streed voor de toegang van vrouwelijke kunstenaars tot de academie.

Het idee van zogeheten ‘autonome kunst’ en ‘artistieke vrijheid’ danken wij aan dit revolutionaire moment. Wij danken haar aan een revolutie die kunst verloste van de ketenen van de heersende machten, om zich toe te wijden aan het algemene belang.

Deze nieuw gewonnen autonomie van de kunst diende dus niet alleen de kunstenaar, maar het belang van de samenleving als geheel.

Dit is een lijn die door onze Europese geschiedenis kan worden getrokken. Van de Parijse Communes tot de vereniging van studenten en arbeiders in mei 1968, van Los Indignados tot Occupy tot de recente sociale bewegingen en bezettingen van pleinen en universiteiten, inclusief het Maagdenhuis.

Atelier Populaire, La Beauté est dans la Rue

Elk van deze politieke momenten trok kunstenaars naar zich toe. Kunstenaars die weigerden hun werk nog langer te reduceren tot decoratie voor de heersende machten, het politieke of economische systeem. Kunstenaars die hun artistieke verbeelding verbonden aan de politieke verbeelding van een nieuwe wereld.

Vandaag staan de waarden van deze progressieve kunstgeschiedenis op het spel: Europa wordt getekend door diepe crises.

Een politieke crisis, gevormd door de opkomst van fascistoïde regimes in Hongarije en Polen, en ultranationalistische en racistische bewegingen als het Front National in Frankrijk en de Partij voor de Vrijheid in Nederland – in de peilingen vandaag de grootste partij in ons parlement.

Een economische crisis, gevormd door antidemocratische structuren in onze zogeheten ‘unie’ die onze vrienden in Griekenland hebben uitgebuit, en de Griekse regering rabiaat neoliberale doctrines door de strot heeft geduwd.

En een humanitaire crisis, gevormd door honderdduizenden vluchtelingen die pogen oorlogen te ontkomen die in onze naam worden gevoerd, mede dankzij de steun van Nederland aan de invasie in Irak, en het huidige bombarderen van Syrië.

Ultranationalisme, rabiaat neoliberalisme, fetisjisme van het militaire apparaat… Tezamen hebben deze drie elementen een naam, een naam gedragen door onze eeuwige vijand: het fascisme. De kracht van haar gif is nog immer sterk, haar mythes nog altijd verleidelijk.

Moslims willen onze cultuur corrumperen; vluchtelingen onze banen stelen; fundamentalisten onze steden bombarderen; links wil ons verzwakken en heeft onze grote natie in de uitverkoop gedaan. De grenzen moeten dicht, onze nationale trots hersteld, dissidenten beschimpt door GeenStijl en voor de rechter gedaagd door rattenkoningen als Wilders, of LePen. Sterke leiders! Autoritarisme! Politiegeweld!

In antwoord op wezenlijke crises voedt het fascisme ons leugens van een mythisch verleden, een authentieke bloedlijn, een ziekelijk cultus van bruut geweld en uitsluiting.

En dat gif raakt aan het hart van de kunst: de verbeelding. Wanneer wij ons geen andere wereld kunnen voorstellen, dan kunnen wij deze andere wereld ook niet verwerkelijken. Dat wisten kunstenaars die zich verbonden aan het verzet in de Franse revolutie, de Russische revolutie, Mei ’69, Los Indignados en Occupy, de hedendaagse studentenbewegingen…

Dus wanneer wij ons de vraag stellen:

Waar vechten wij al kunstenaars tegen?
En waar vechten wij als kunstenaars voor?

Dan biedt de geschiedenis van de progressieve kunst ons een antwoord.

Wij vechten tegen fascisme, in al haar vormen en uitingen.
Wij vechten voor de verbeelding en noodzaak van een nieuwe wereld.

Tijdens de studentenbezetting in Amsterdam vorig jaar liepen studenten van de afdeling kunstgeschiedenis met een spandoek: Art History is Present – “de kunstgeschiedenis is present.” Op het spandoek waren de contouren zichtbaar van de leidende strijdster in Delacroix’ schilderij La Liberté guidant le peuple – “De vrijheid leidt het volk.”

Ja, de progressieve kunstgeschiedenis is present. Haar waarden zijn present. Zoals zij dat altijd geweest is voor hen die hun trouw betuigen aan politieke en artistieke emancipatie.

Maar de urgentie en de taak die ons nu wacht is om ook de hedendaagse kunst present te maken. Om de verbeelding van de kunst te verbinden aan de progressieve bewegingen die in het hier en nu een andere wereld mogelijk willen maken: progressieve politieke partijen, studentenbewegingen, vakbonden, vluchtelingenorganisaties, journalisten die strijden voor transparantie, activisten die strijden tegen racisme.

De plek van de Akademie van Kunsten is aan deze frontlinie van de verbeelding.

Tegen fascisme, altijd.
Voor de verbeelding, altijd.

Blu, muurschildering Spaans-Marokkaanse grens, 2012

Inauguratie speech Jonas Staal, Academie van Kunsten Amsterdam. Op 1 april 2016 werden dertien nieuwe leden geïnstalleerd. Hier alle leden.

Jonas Staal

Recente artikelen