metropolis m

Tentoonstellingsoverzicht Öğüt -Macuga: Episode 1, met: Goshka Macuga, In Debt View (2015), Witte de With Center for Contemporary Art, 2017. Foto: Aad Hoogendoorn

Het stormt in Rotterdam. Witte de With ligt zwaar onder vuur sinds de aankondiging dat het zijn naam gaat wijzigen. Is dat wel terecht? 

Achteraf nog ‘een gelukje’ dat het huis van Thierry Baudet is besmeurd, anders hadden álle columnisten van dit land zich erop gestort: de naamswijziging van Witte de With. De mediastorm kwam er niettemin, en bleek fors in omvang.

De meeste reacties waren redelijk voorspelbaar en vallen samen te vatten als: blijf met je poten van ‘onze’ geschiedenis af! Of dat verleden nu stinkt of niet, je blijft er van af. Er is in de commentaren van alles uit de kast gehaald om de personen die het proces bij Witte de With in gang hebben gezet te diskwalificeren. De actievoerders die een open brief schreven, Wendelien van Oldenborgh die de discussie met Cinema Olanda het Rotterdamse kunstcentrum binnenbracht, de ‘slapjanussen’ in de leiding van het kunstcentrum die gezwicht zijn voor de kritiek; als je de columns leest lijkt geen van de betrokkenen volledig toerekeningsvatbaar. De columnist van Elsevier doet zelfs een oproep aan de gemeenteraad dit wanbeleid direct af te straffen, alsof de politiek en niet de stichting over haar beleid gaat.

De meest gehoorde klacht (ook op Facebook) is: hoe kun je het verleden onder ogen komen als je er tegelijkertijd censuur op pleegt. Er wordt gesproken van een beeldenstorm.

Ik zie toch vooral een ander achterliggend motief. De naamswijziging maakt het verleden niet onzichtbaar, maar stelt het juist op een veel ruimere schaal aan de orde, meer dan welke tentoonstelling of debatreeks in Witte de With ooit had kunnen doen. Zij is daarom niet een vorm van ontkenning, maar juist een historische erkenning, namelijk van het feit dat vrijwel niemand in Nederland een idee had wie deze figuur eigenlijk was. Dat wijdverspreide onbenul tekent een land dat de zwarte bladzijdes uit zijn verleden nog lang niet voldoende onder ogen durft te komen, laat staan er consequenties aan wil verbinden.

[blockquote]De naamswijziging maakt het verleden niet onzichtbaar, maar stelt het juist op een veel ruimere schaal aan de orde

Pas nadat actievoerders er op wezen dat Witte Corneliszoon de With een moordenaar was, is het kunstcentrum zich gaan afvragen wie het al die jaren in de eigen naam heeft geëerd. Intussen weet iedereen die de media volgt dat de man een zeebonk van het hardvochtige soort was, met niet alleen zeeslagen maar ook massaslachtingen op zijn naam (‘maar hij was nog heel jong tijdens die massamoord’, hoorde ik een historicus vergoelijkend zeggen op de radio). En iedereen snapt nu dat het gebruik van de naam van de man minder neutraal is dan door velen gedacht. Het schrappen is alleen om die reden volgens mij meer een teken van een verhoogd dan een verminderd historisch besef.

Natuurlijk is er, zeker in de kunstwereld zelf, de vraag of dit plotse inzicht bij de leiding van het kunstcentrum niet tot een andere conclusie had kunnen leiden, of het schrappen van de naam en daarmee ook de eigen geschiedenis niet wat ver gaat. Is het niet een iets te snel genomen beslissing, in het vuur van de discussies van deze zomer?

De leiding achtte het kennelijk noodzakelijk om toch nu al een krachtig gebaar te maken. Zij heeft gehandeld wetend dat de naamswijziging een storm van kritiek zou opleveren die zou reiken tot ver buiten het eigen circuit. Zij moet zich gerealiseerd hebben dat de politiek hevig zou gaan steigeren, dat in het huidige politieke landschap, zeker dat in Rotterdam, zo ook het eigen bestaan op het spel zou worden gezet, en toch heeft ze ertoe besloten, wat je dapper kunt noemen. Je zou kunnen zeggen dat Witte de With met het aanwakkeren van de controverse op deze manier, vol in de wind van de media, vijfentwintig jaar historische ontkenning in een klap heeft willen compenseren.

Wat, kunnen we stellen, goed is gelukt. De open brief van de actievoerders mag de indringende aanstichter geweest zijn, het komt door dit besluit van Witte de With dat het verleden nu onderwerp is van een breed publiek debat, precies zoals eerder al eens het Van Abbemuseum met een anti-Zwarte Piet-mars de gemoederen in beroering bracht. Iedereen weet nu dat de namen van de zeehelden van weleer niet meer volkomen onschuldig gehanteerd kunnen worden.

En dat wordt tijd. We moeten erkennen dat de zeehelden uit onze geschiedenis opereerden in een gewelddadig systeem dat mensen doodde en extreem uitbuitte. En de grote vraag is of we dit systeem wel helemaal achter ons hebben gelaten, zoals we gemakshalve graag denken. In recente literatuur van onder anderen Gloria Wekker wordt die vraag indringend aan de orde gesteld. Maar toch lijkt het besef over de mogelijke doorwerking van de verhoudingen uit het verleden nog nauwelijks doorgedrongen, zeker niet tot op het niveau van de straat.

Witte de With acht het gezien deze bredere discussie in de maatschappij duidelijk tijd met deze historische verdoezeling te breken. Hun trotse met een praalgraf in de Laurenskerk geëerde Witte de With is geen neutrale ‘straatnaam annex naam van kunstcentrum’; het is niet iemand met wie iemand zich nu nog op deze manier zou inlaten, zelfs niet als grap. De naam mag ooit bedacht zijn als halve geuzennaam voor een prestigieus internationaal kunstcentrum in een destijds nog zeer groezelige caféstraat, in een poging de hele straat cultureel te gentrificeren, maar niemand die dat in het huidige multiculturele Rotterdam op die manier en onder die noemer nog eens zou doen.

[blockquote]Witte de With laat zien niet alleen over de kwestie te willen praten, maar er ook naar te willen handelen

Witte de With laat zien niet alleen over de kwestie te willen praten, maar er ook naar te willen handelen. Het schrappen van de naam dwingt het centrum tot een veel ingrijpendere herziening van het eigen beleid – waar overigens door veel critici die dat betreuren ook tegen wordt geprotesteerd. Juist in de kunst, ook binnen het beleid van Witte de With zelf, is er afgelopen decennia veel oog geweest voor de gevolgen van koloniale overheersing. Er zijn stemmen aan bod gekomen die erop gewezen hebben hoe de machtsstructuren die Nederland en de westerse wereld hun welvaart brachten nog altijd het maatschappelijk verkeer bepalen en economische achterstelling in de wereld in stand houden. Door het huidige besluit te stoppen met het gebruik van de naam, laat het kunstcentrum zien de overtuiging te hebben dat het aankaarten van deze opvattingen alleen niet langer voldoende is. 

Witte de With neemt in die zin een schot voor de boeg. De naamsverandering is een sprong in het duister, want zij stort het centrum feitelijk in een identiteitscrisis. Het centrum dacht dat het wist wat het was, maar dat wat het was blijkt het toch niet helemaal te zijn geweest. Het moet zichzelf gaan omdenken naar een nieuwe werkelijkheid in een, voor hem, nieuw gedefinieerde stad, een gekleurde stad waar het als gekleurd centrum onderdeel van wil uitmaken. De crisis waarin het zich nu vrijwillig begeeft op zoek naar die nog ongewisse toekomst doet denken aan die van De Appel, die al twee jaar geleden werd geconfronteerd met een vergelijkbare plotse identiteitsvraag als gevolg van de snel veranderende verhouding tussen kunstcentrum en de hedendaagse stad. In de grondig verkleurde steden worden toenemend alle mogelijke en ook heel veel onmogelijke eisen aan de presentatie-instellingen gesteld, vooral door de politiek, maar, zoals hier blijkt, ook door andere belanghebbenden. Er zijn groepen in de samenleving die hier al heel lang leven en die zich hoognodig in het cultuurbeleid gerepresenteerd willen zien, en terecht.

Het valt op hoe bij deze sociale dynamiek in de kunstwereld vooralsnog de presentatie-instellingen de volle laag krijgen, en musea buiten schot blijven, ook al hebben juist de presentatie-instellingen zich in de afgelopen jaren gecommitteerd aan sociaalmaatschappelijke kwesties die spelen in de samenleving. Zij hebben meer dan de musea gekleurde stemmen het woord gegeven. Maar het is niet genoeg geweest. De kwestie Witte de With maakt duidelijk hoe belangrijk het is in deze centra kunst uit meer hoeken van de samenleving aan bod te laten komen, maar nog belangrijker is het om meerdere visies een stem te geven in de organisatie. Het gaat uiteindelijk om medezeggenschap. De naamswijziging van Witte de With is er een eerste voorbeeld van. 

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen