metropolis m

Het Nederlands Paviljoen tijdens afgelopen Biënnale van Venetië, 2017

De huidige benoemingsprocedure voor de curator van het Nederlands Paviljoen op de Biënnale van Venetië voldoet niet, stelt Krist Gruijthuijsen. In deze opinietekst doet de directeur van KW in Berlijn een oproep aan het Mondriaan Fonds af te zien van de huidige competitieve procedure en terug te keren naar een benoeming die gaat over ‘erkenning en waardering’ voor de curator, de kunstenaar en de kunst.

Toen in 2010 de gesprekken begonnen tussen de Mondriaan Stichting en het Fonds voor Beeldende Kunst, Vormgeving en Bouwkunst om te fuseren werd het duidelijk dat het nieuwe fonds, voornamelijk onder druk van de politiek, een andere koers zou gaan varen. Onder het mom van transparantie en democratische structuren zou de zogenaamde ‘vriendjespolitiek’ worden bestreden, iets waar de kunstwereld zo vaak van beticht van wordt. Zo ook bij de procedure bij de Nederlandse inzending voor de Biënnale van Venetië. Voorheen was dat een eervolle aanstelling van een curator die het belang en waarde van zijn praktijk en de kunstenaars met wie hij werkt onderstreepte. In het nieuwe model is de benoeming ‘verpakt’ in een transparant format. Na een openbare oproep worden enkele kandidaten uitgekozen die met elkaar in competitie gaan en tegenover een jury hun (uitgewerkte) voorstel verdedigen. Dit semidemocratisch systeem veroorzaakt ongemakken, voornamelijk bij de meer gevestigde curatoren en kunstenaars, die door de jaren heen een enorme staat van dienst hebben opgebouwd en voorheen daarom de beoogde doelgroep waren gekandideerd te worden. Dat ongemak schuilt vooral in het feit dat de curator en de kunstenaar bijna desperaat en geforceerd opportunistisch op zoek moeten gaan naar een partner-in-crime om zo eventueel in aanmerking te kunnen komen voor de inzending. Ze moeten prematuur een expositieplan presenteren, dat is opgesteld met het oog op het winnen van een competitie. Verschillende curatoren van naam besluiten om die reden geen voorstel in te dienen. Het wordt door hen als bijna denigrerend ervaren gezien hun staat van dienst en aantoonbare relevantie in binnen en buitenland. De gang van zaken staat bovendien in scherp contrast met hun dagelijkse praktijk, die niet draait om het elkaar vliegen afvangen in pakkende pitches, maar om de nauwe samenwerking tussen curator en kunstenaar bij het verdiepen van de presentatie van kunst.

Het gegeven om alles in een competitieve vorm te gieten is een vreemde ontwikkeling binnen de beeldende kunst. Er gaat de suggestie van uit dat beeldende kunst een democratisch systeem is dat iedereen in gelijke mate een kans biedt aan bod te komen. De werkelijkheid is anders. Kunst is een systeem waarbinnen de regels worden bepaald door de kunst zelf en degene die deze produceert en representeert. Sinds de instelling van het ‘nieuwe’ systeem voor de Nederlandse inzending is die balans tussen erkende kunstenaar en curator verdwenen en wordt er duidelijk vanuit een voorstel geopereerd. Het vertrouwen in de ervaring van de curator en de kunstenaar blijkt niet langer voldoende.

Interessant om hiermee te vergelijken is de ontwikkeling van de Nederlandse inzending van het Eurovisie Songfestival, waar juist een tegenovergestelde beweging heeft plaatsgevonden. Waar eerst de gevestigde orde van Nederlandse muzikanten zich te goed voelde mee te dingen in de openbare competitie en de Nederlandse bijdrage vaak werd ingevuld door voornamelijk onbekende muzikanten, zijn het nu deze muzikanten van naam die vechten om een plek die zij plots als eervol zien. Net als bij muzikanten, bouwen kunstenaar en curator samen vaak gedurende vele jaren een relatie op die elkaars visie en praktijk aanvult en versterkt. Dus niet projectmatig, in een gelegenheidscombinatie, maar vanuit een langdurige inhoudelijke en emotionele interesse die voortkomt uit een voortdurend gesprek. Dit heeft in het verleden sterke presentaties opgeleverd in het Nederlandse paviljoen.

Ik weet dat het huidige format dat voor de Nederlandse inzending wordt gehanteerd door de jaren heen meer regel dan uitzondering is geworden op de Biënnale van Venetië. Op enkele paviljoens na (onder andere Duitsland, Amerika en Engeland) worden in veel landen vergelijkbare procedures opgezet om zo de besluiten zo democratisch en transparant mogelijk te doen lijken. Maar het zijn juist de paviljoens die opereren op basis van het geven van vertrouwen aan een curator en een kunstenaar waar de presentaties vaak het sterkst blijken. De reden is simpel, er wordt geopereerd vanuit een ander uitgangspunt, een van erkenning en waardering.

Ik zou willen pleiten voor een beleid waarbinnen de kwaliteit van kunst centraal staat en niet de meerderheid van stemmen. Een beleid gebaseerd op vertrouwen waarbij tijd voor onderzoek essentieel is. Op deze wijze kunnen zowel de curator als de kunstenaar onderzoeken welke urgenties er leven, zowel in Nederland als daarbuiten. Alleen zo worden de kunst en de kunstenaar het best geëerd, en is er sprake van een vrijheid van opereren die de presentatie in het paviljoen tot grote hoogte kan brengen.

LEES HIER DE REACTIE VAN HET MONDRIAAN FONDS

Krist Gruijthuijsen is curator en momenteel directeur van KW Institute for Contemporary Art in Berlijn

Krist Gruijthuijsen

Recente artikelen