metropolis m

 Golrokh Nafisi op Prospects & Consept, Art Rotterdam 2019, fotograaf Tom Postma, courtesy Mondriaan Fonds

Gaat het wel goed met jonge kunstenaars in Nederland? Ondanks grote investeringen lopen de structurele voorzieningen terug. Ook de markt laat het afweten, nu de ene na de andere ‘jonge’ galerie sluit. Heeft de jeugd nog wel de toekomst?

Voor jonge kunstenaars wordt het steeds moeilijker om aan de bak te komen. Het aantal kleine instellingen staat onder druk, de huurprijzen in de grote steden maken het moeilijk om zelf een ruimte te beginnen en het aantal jonge galeries die de start van een carrière zouden kunnen faciliteren, is de laatste jaren tot een minimum teruggelopen. Voor de oudere galeries zijn de jonge kunstenaars een manier om hun frisheid te tonen, of zich eenmalig aan de verse lichting te laven – eventueel in hun projectruimte – maar het leidt slechts bij uitzondering tot langdurige samenwerkingen. Ook zijn de criteria en definities van wat ‘jong’ eigenlijk betekent de laatste jaren verschoven en veranderd. Vroeger was het slechts leeftijd, tegenwoordig is het het moment van afstuderen, actief worden of zelfs het moment van zichtbaar worden. Jong is in die lijn steeds meer gelijkgesteld aan ‘nieuw’. Voor beginnende kunstenaars die in leeftijd jong zijn, is de competitie om de enkele toonplekken en mogelijkheden tot circulatie daarmee alleen maar meer onder druk komen te staan.

Samen opgroeien met een galeriehouder of curator is er nauwelijks nog bij. Het traject van samenwerking met een langzaam opkomende, jonge galerie met potentie is geen optie bij het gebrek aan dergelijke galeries, zoals Linda Köke in haar bijdrage over jonge galeries in dit nummer van Metropolis M beschrijft. Om samen te werken met een curator van dezelfde leeftijd en gezamenlijk te beginnen met een kleine solo, om vervolgens richting groepsshows en uiteindelijk grotere tentoonstellingen te werken, terwijl er door de tijd heen ook aan teksten wordt gewerkt die posities reflecteren, is een ideaal traject dat tegenwoordig moeilijk te bewerkstelligen is. Een relatie die zich verdiept en zowel kunstenaar als curator  in een gelijkwaardige verhouding kunnen ontwikkelen, is bijna onmogelijk geworden. Nu moeten jonge kunstenaars veelal met oudere directeuren of curatoren werken, waarbij de zeggenschap, beweegredenen en affiniteiten niet bij uitzondering verschillen. Bij instellingen worden de posities met zeggenschap voornamelijk ingenomen door oudere witte mannen. Zij geven de ruimte aan jongere curatoren voor onderzoeksprojecten of eenmalige tentoonstellingen om te laten zien dat ze wel degelijk ruimte bieden aan projecten die door beleidsmakers en de politiek van waarde worden gevonden. Maar deze projecten zijn veelal tijdelijk. De bestaande structuren met reeds aanwezige personen veranderen nauwelijks.

Deze structuren lijken extra te zijn verstevigd door de bezuinigingen van 2012. Deze sloegen een significant gat in de doorstroming. Initieel was er een last in first out’-beleid als het ging om het personeel; nieuwe vaste aanstellingen werden eigenlijk niet meer gegeven. Anderzijds was er de onzekerheid die de tanende budgetten met zich meebracht. Voor velen een reden om rustig op hun plek te blijven zitten terwijl de storm aan de gang was. Nu deze grotendeels is overgewaaid – en een aantal mensen met pensioen is gegaan – is er weer wat ruimte voor doorstroming te ontstaan, na bijna tien jaar van stilstand. Tijdelijke betrekkingen worden weer vast dienstverband; maar de jonge curatoren die de afgelopen paar jaar op banen solliciteerden, kregen veelal junior posities toebedeeld. Zij zijn grotendeels minimaal dertig jaar. Dat is jong als je voorganger 55 is, maar dit betekent ook dat er voor de net afgestudeerde échte junior curator geen plek is.

Ook beleids- en prijstechnisch zijn de officiële criteria van wat jong is de aflopen jaren opgeschoven. De leeftijd van de stimuleringsprijs voor jonge kunstenaars die de Prix de Rome voorheen was, is verschoven van 35 naar 40, het moment dat de midlifecrisis aanvangt. De grens van de Prijs voor de Jonge Kunstkritiek is vastgesteld op 35; waar andere programma’s en fondsen ‘jong’ laten ophouden bij 30 (onder meer De Buren). Tegelijk stelt Bart Rutten in het stuk over de projectruimtes in dit nummer dat hij inzet op jonge kunst, niet op jonge kunstenaars. Jonge kunst is zoiets als nieuwe kunst. Zie bijvoorbeeld Lubaina Himid die op haar 63ste de Turner Prize won. Zij was ondanks haar leeftijd voor velen nog onbekend, nieuw, en dus ‘jong’. Boris Groys stelt in zijn essay ‘Logik der Sammlung’ (1997) dat nieuwheid (voor een collectie) niks met tijd te maken heeft, maar alles met (bestaande) aanwezigheid en kennis. Een theorie uit de jaren zeventig of een object uit de Middeleeuwen kan even nieuw zijn als een kunstwerk dat gisteren is gemaakt. Zolang het nog naar niet getoond, bekend of ‘gedistribueerd’ is. De recente aandacht voor vrouwelijke en zwarte kunstenaars van post-middelbare, of soms bijna bejaarde leeftijd, kan in die lijn worden gelezen: ze waren nog niet bekend. De markt, musea en maatschappij zijn altijd op zoek naar het nieuwe. Zodat ze deze nieuwheid in kijken, denken, maken en doen tot zich te kunnen nemen, om het te canoniseren en te consumeren. Wat is dan jong? Jong is als je leeftijd een laag getal is. Jong is als mensen denken dat je onervaren bent. Maar jong is vooral als je nieuw bent.

De carrièreloop van de jonge kunstenaar

In Nederland bestaat er een supportsysteem voor jonge kunstenaars. Ruwweg zou je kunnen zeggen dat deze begint bij de academies die volop investeren in de eindpresentaties, gevolgd door Ron Mandos die elke zomer een Best of Graduates selectie van de afstudeerders organiseert. Aan het eind van de zomer volgen de Metropolis M Eindexamenbijlage en enkele andere tentoonstellingen met selecties uit de eindexamens. Een eerste schifting in zichtbaarheid en ondersteuning is reeds binnen zes maanden na afstuderen gemaakt. Zij die recent van de academies in het hele land komen, kunnen binnen vier jaar na hun afstuderen een Werkbijdrage Jong Talent (WJT) aanvragen bij het Mondriaan Fonds.

Een honorering behelst ook deelname aan de expositie Prospects & Concepts. Op deze manier toont het Fonds de mogelijke toekomst van de Nederlandse kunstwereld aan een groot publiek tijdens kunstbeurs Art Rotterdam. Daar moeten de verzamelaars, curatoren en galeriehouders hen zien en verder brengen, zodat ze een aantal jaar later met een sterk genoeg netwerk en een goed aantal exposities op hun conto in aanmerking komen voor een Werkbijdrage Bewezen Talent (WBT). Hoewel de benaming uiteenlopende connotaties kent, is de regeling dezelfde als de voorgaande: het basisstipendium. Dit basisinkomen voor de actieve kunstenaar kan worden aangevraagd vanaf vier jaar na afstuderen.

En dan zijn er de postacademische instellingen, waarbij vooral De Ateliers op jong inzet. De andere drie (de Jan van Eyck Academie, Rijksakademie én BAK) hebben een wat meer uiteenlopende selectie. Hier krijg je de ruimte je in relatieve luwte te ontwikkelen, terwijl je ook in de markt gezet wordt en in een netwerk geplaatst. Misschien dat er in de tussentijd nog een master is gevolgd. Daarna ben je niet jong meer, maar, zoals dat in beleidstaal heet, ‘een bewezen talent’.

Vincent van Velsen

is redacteur Metropolis M en conservator Stedelijk Museum Amsterdam

Recente artikelen