metropolis m

sessie #4 HOMES FOR PEOPLE NOT PROFIT

Hoe kan kunst ervoor zorgen niet gedegradeerd te worden tot slechts een opfleuring van de ruïneuze restruimte van globaal kapitalisme? In het gevecht om (de vormgeving van) ruimte, gaan zowel vastgoedontwikkelaars als activistische bewonersorganisaties samenwerkingen aan met kunstenaars en het culturele veld. Lietje Bauwens en Jack Segbars geven hun visie op verschillende initiatieven aan beide kanten van het politiek-economische spectrum en zetten uiteen welke opvattingen over artistieke operaties hieraan ten grondslag liggen. 

De afgelopen jaren is Rotterdam een strijdtoneel geworden van stedelijke organisaties en actoren, die met entrepreneurial of juist antikapitalistische leuzen de stad tegenstrijdige richtingen op proberen op te duwen. Opvallend is dat hiervoor zowel corporaties als bewonerscollectieven, en zowel stadsvernieuwers als zij die zich hiertegen verzetten, samenwerkingen aangaan met het culturele veld. Want wordt kunst enerzijds via welbekende gentrificatieprocessen ingezet voor het ‘opwaarderen’ van buurten, en daarmee het verdringen van diens huidige bewoners, zoeken kunstenaars, activisten en bewonerscomités anderzijds elkaar juist op om hier weerstand aan te bieden. Wanneer je inzoomt op het complex van relaties tussen stedelijke actoren en kunstenaars of kunstprojecten in Rotterdam, komen verschillende opvattingen over artistieke operaties en hun potentiële politieke handelen naar voren. Dit artikel biedt geen volledig overzicht, maar een inkijkje in de netwerken en praktijken die wij het afgelopen jaar in Rotterdam [1] zijn tegengekomen en die de volgende vragen bij ons opriepen: welke kunstpraktijken hebben nog kritisch potentieel binnen in het huidige veld van culturele productie, en hoe verhouden deze zich tot het politiek-maatschappelijke debat in ‘de stad’? 

Zoals vele critici, waaronder sociaalgeograaf David Harvey in The Art of Rent [2], al hebben laten zien, zijn kunstenaars vaak de voorlopers in gentrificatie-processen. De exorbitante stijging van huizenprijzen en woonlasten hebben geleid tot een woon- en huisvestingscrisis die mensen in precaire situaties hard raakt. Met de komst van de creatieve klasse wordt de waardering voor verwaarloosde wijken opgekrikt en stijgt de financiële waarde van grond en huizenvoorraad. Het uiteindelijke gevolg hiervan is bijna altijd dat de oorspronkelijke, minder draagkrachtige bevolking genoodzaakt is te verhuizen – een uitkomst die veelal ondersteund en mede vormgegeven wordt door gemeentelijke politiek en woningcorporaties, die beide belang hebben bij waardestijging. Deze economie is de resultante van een nauwe verwevenheid tussen politieke en particuliere belangen, gestoeld op de privaat-publieke indeling van onze maatschappelijke ruimte. De sociale functie van kunst en de wijze waarop deze gestalte krijgt, wordt binnen deze publiek-private bestuurlijke politiek dan ook integraal verbonden aan gebiedsverbeteringen. Dit uit zich in subsidies voor lokale artistieke projecten, maar ook, op grotere schaal, in het geven van – tijdelijke – korting op de huur van atelier en presentatieplekken voor kunstenaars die feitelijk fungeren als stimulerings- en investeringsmaatregelen binnen stadsplanning.[3] Ook het broedplaatsbeleid is hier, met haar instrumentele politiek, onderdeel van.

[blockquote]Zoals vele critici, waaronder sociaalgeograaf David Harvey, al hebben laten zien, zijn kunstenaars vaak de voorlopers in gentrificatie-processen

Courtesy Het Nieuwe Instituut, gesprek na presentatie WTC A Love Story, Het Nieuwe Instituut, Thursday Night Live!, augustus 2021

Kunstenaars en hun praktijken zijn dus op economische en structurele wijze verbonden aan die van de gemeentelijke grondpolitiek en de overkoepelende politieke economie daarachter. Zeker binnen de huidige Rotterdamse politiek waarbij de demografische samenstelling van de stad actief onderwerp is van politieke regie met een duidelijk discriminerende ondertoon (zie de Rotterdamwet)[4] wordt de wijze waarop de creatieve klasse zich binnen deze opstelt en haar praktijken vormgeeft, politiek dus van het grootste belang. De creatieve stad is hierbij, zoals socioloog Willem Schinkel en het onderzoekcollectief BAVO hebben laten zien, de materialisatie van de beoogde nieuwe economische orde. De idee van de inrichting van de wereld is daarmee direct verbonden aan die van de creatieve industrie die gevormd wordt door de hoogopgeleide – overwegend welvarend en witte – klasse, die de arme – en overwegend niet-witte – klasse moet vervangen.[5] [6]

De vormgeving van kunstenaarspraktijken – als organisatie van plaats en van werk – wordt daarmee dus ook automatisch een positionering ten aanzien van de ideologisch bestemde economische inbedding die ruimte reduceert tot financiële objectwaarde – van de commodificatie van ruimte. De (zelf)organisatie van de condities van werk en ruimte kunnen daarmee met Rancière als esthetische politiek van weerstand. Volgens Rancière scheppen kunst en politiek als domeinen die met elkaar verstrengeld zijn en in gesprek staan, namelijk beide de esthetische kaders die bepalen wat wel en wat niet zichtbaar is. Kunst kan zo uitdrukking geven aan haar positionering (van weerstand of bevestiging) ten opzichte van de druk die de ordende politiek van buitenaf uitoefent. In deze tekst wordt de notie van zo’n praktijk-idee – hoe kunstenaarspraktijken worden georganiseerd en vormgegeven – verkend binnen de ideologie en complexiteit van de publiek-private organisatie van ruimte. Hoe kunnen esthetische praktijken begrepen worden als acterend in de ruimte, om met Rancière te spreken: tussen de ordende politiek en een levende politiek? Wat is de breedte ervan, welke actoren dienen tot zo’n praktijk gerekend te worden en wat is het medium waaruit het onderhandelingsveld bestaat?

Courtesy Fucking Good Art, presentatie Rotterdam Cultural Histories #19 Homes for People not Profit in Shared SpaceTENT/Melly Rotterdam, september 2021, foto FGA

Commodificatie van kunst en ruimte

In de context van Rotterdam is Stichting Droom en Daad een goed voorbeeld van de druk die het private aandeel uitoefent op de cultuurpolitiek. Dit filantropisch vermogensfonds van de familie Van der Vorm is, door de banden die het heeft met zowel het gemeentelijke bestuur als culturele instellingen en actoren, een grote speler geworden in het vormgeven van de Rotterdamse culturele en stedelijke infrastructuur. Met haar vele miljoenen om te investeren heeft de stichting een ondoorzichtige stem in veel van de gemeentelijke besluitvormingsprocedures en draagt het bij aan de deregulering en privatisering van die culturele infrastructuur. De stichting heeft sinds kort zelfs een kunstenaarsloket waarvoor het zelf de criteria bepaalt en aanvragen selecteert; een systeem van verdeling waarop geen publiek toezicht of controle bestaat. Het mecenaatsmodel is uiterst voordelig voor de familie van der Vorm: ze hoeft minder vermogensbelasting te betalen (schenkingen zijn aftrekbaar) terwijl ze toch hun invloed op de stedelijke ontwikkeling kunnen doen gelden, en zodoende hun belangen kunnen waarborgen. Door te kunnen sturen op de ontwikkeling van gebieden en activiteiten die voor de fondsen aantrekkelijk zijn, wordt de waarde van vastgoed dat al in bezit is of van de bedrijfsactiviteiten zelf, gewaarborgd.[7] De mecenaatsstructuur leidt dus tot verminderde belastinginkomsten voor rijk, provincie en gemeente, en daarmee tot nóg minder structurele onderbouwing voor kunst en cultuur vanuit deze bestuursorganen. De logica van het mecenaatsmodel wordt zo alleen maar aantrekkelijker terwijl die van de bestuurlijke politiek afneemt. Dit past in een neoliberaal model waarin overheidssturing teruggeduwd wordt, en private inbreng door deregulering wordt gestimuleerd; een problematische beweging die eveneens ten grondslag ligt aan de huidige wooncrisis. Cultuurpolitiek en vastgoedpolitiek, zo wordt nog maar eens duidelijk, zijn in deze zin dus niet van elkaar te scheiden.

Er bestaan verschillende strategieën om de oplopende kosten van kunstproductie tegen te gaan, en om überhaupt je bestaan als kunstplatform te garanderen. Eén daarvan is een voet tussen de deur van het vastgoed proberen te krijgen, zoals zichtbaar in de initiatieven Huidenclub en Brutus (Joep van Lieshout/Red Company). Beide zijn gevestigd in de voormalige haventerreinen (zoals het Westelijke Havengebied) die momenteel onder regie van ‘stadsvernieuwer’ M4H ontwikkeld worden tot woon- en werkgebied. Daarmee proberen ze, met behulp van investeerders, zélf locaties in beheer of eigendom te krijgen en die te gaan exploiteren. In plaats van direct verzet wordt hier gekozen voor het in eerste instantie naleven van de economische logica (die juist zorgt voor gentrificatie en instrumentalisatie van kunst), om daar vervolgens, zoals geclaimd wordt, van binnenuit weerstand tegen te kunnen bieden.

Er bestaan verschillende strategieën om de oplopende kosten van kunstproductie tegen te gaan, en om überhaupt je bestaan als kunstplatform te garanderen. Eén daarvan is een voet tussen de deur van het vastgoed proberen te krijgen, zoals zichtbaar in de initiatieven Huidenclub en Brutus

Rotterdam

Huidenclub is een nieuw tentoonstellingsplatform dat is opgezet binnen het ontwikkelconsortium en vastgoedbedrijf Diepeveen.[8] De Huidenclub profileert zichzelf op zijn website als volgt:

De Huidenclub, een nieuw experimenteel platform voor hedendaagse cultuur dat plaatsneemt in een gerenoveerde leerlooierij, gaat na de bouwwerkzaamheden in februari 2022 weer open. Tijdens de Rotterdam Art Week in juli 2021 verwelkomde het tijdelijk het publiek met drie tentoonstellingen onder het algemene thema SELF-ASSEMBLE, waarbij werd ingegaan op de vraag hoe niet-institutionele bottom-up instellingen strategisch kunnen werken aan sociale en ecologische rechtvaardigheid. [9]

Diepeveen, het ontwikkelbedrijf waarbinnen Huidenclub gehuisd is, afficheert zichzelf en zijn bewoner de Huidenclub als volgt:

Welkom op Diepeveen! Dit terrein in Rotterdam-West wordt ontwikkeld tot een levendig stukje stad. Met vijf nieuwe woongebouwen aan het park en het iconische Diepeveenpand als bedrijvige werkplaats. De eerste bewoner is de Huidenclub, een club van creatieve changemakers die samen met buurtgenoten een inclusieve mini-maatschappij vormen. Diepeveen is sinds 8 november 2021 in verkoop met de woningen die nog niet gereserveerd zijn.

Huidenclub zal als apart onderdeel van het woon -werkcomplex Diepeveen exposities en artistic research-projecten opzetten met de ambitie om sociaal-maatschappelijke thema’s te belichten waarvoor ze kunstenaars, ontwerpers en denkers uitnodigen. De koopappartementen van Diepeveen vallen in het luxe segment, en draagt zo bij aan de gentrificering van de direct omliggende armere wijken. Anders dan de Huidenclub wil Brutus als kunstplatform de koppeling tussen kunst, huisvesting en werk, zelfstandig ter hand nemen en vormgeven. In tegenstelling tot Diepeveen worden voor het plan van Brutus, dat bestaat uit een herontwikkeling van rafelrandgebieden, geen bestaande bewoners weggedrukt – althans niet binnen het project zelf. Samen met ontwikkelbedrijf Red wil Van Lieshout woontorens en werkruimtes tegen betaalbare prijzen realiseren, binnen het kader van een kunstpresentatieplek.[10] Alles valt binnen Van Lieshouts bekende idee van het Gesamtkunstwerk waarbinnen het leven begrepen wordt als de integratie van wonen, werken en kunst. Opvallend bij beide is echter hoe de retoriek van kunst, als zijnde het experimentele, het autonome, het kritische en het innovatieve, bijna naadloos samenvalt met die van de creatieve klasse in het algemeen. De Huidenclub is ingebed in commerciële organisaties waarbinnen ze fungeren als productieve actoren (als directe waarde vermeerderaar voor het vastgoedproject); Brutus presenteert zichzelf als een kongsi tussen commercie en kunst, hetgeen als natuurlijk verbond wordt gepresenteerd. Uit het persbericht van Brutus: [11],

BRUTUS breekt met het idee van kunst als gentrificatiemachine. Kunstenaar Joep van Lieshout (Atelier Van Lieshout) en projectontwikkelaar RED Company slaan de handen ineen om in het Rotterdams M4H-gebied een grootschalige cultuurcluster met woningbouw, horeca en werkruimtes te realiseren. BRUTUS presenteert een nieuw model voor stedelijke vernieuwing waarbij creatieven niet automatisch de wijk uit worden geduwd zodra die aantrekkelijk wordt.

Het zijn manieren van werken die weliswaar spelen met het idee van kunst als kritische praktijk, maar uiteindelijk niet ontsnappen aan het idee van kunst als commodity en creativiteit als ideologische spil. Huidenclub fungeert eenvoudigweg als galerie en Brutus is gedacht als tentoonstellingsplek van kunstwerken en atelierruimte, met de kunstenaar zelf als exceptionele schepper van die ruimte. Hoewel het zich positioneert als vrij van de nadelige orde van gentrificatie, is het in feite slechts gericht op het scheppen van een vrijruimte, een reservaat en enclave binnen die orde. Je kunt je bovendien afvragen of deze gevrijwaarde ruimte niet alsnog – en juist – een effect van waardeverhoging zal sorteren op de omliggende omgeving, en dus of Van Lieshouts affirmatieve strategie slechts uitstel betekent. De positie van de kunstenaar als bemiddelaar tussen de logica van de markt en de condities die zij zelf stelt, alsmede de positie van kunst als zogenaamd autonoom commentator op de inrichting en kwaliteit van plaats, wordt daarmee ingepast in bestaande en bepalendere economische tendensen. Kunst stelt zich hier dienstbaar of ondergeschikt op aan de bestaande logica van productie: creativiteit en kritisch vermogen zijn actieve onderdelen van de vigerende economische logica geworden.[12]

De beklemmende werking die uitgaat van deze overall economische orde, deze bezetting van plaats en deze zelf-appropriatie van kunst, wordt extra duidelijk in het project Pension Almonde van Stad in de Maak, een initiatief dat zegt te reageren op deze ontwikkelingen en op leegstandslocaties kunst organiseert en huisvesting biedt. Almonde presenteert zich als bestaande buiten de heersende economische orde, en werpt zich op als resort waar onderdak geboden wordt aan diegenen die buiten die orde vallen: daklozen, ongedocumenteerden, enzovoort. Juist het scheppen en openhouden en van een inclusieve ruimte voor deze nieuwe door Almonde gedefinieerde klasse, is de opgave die Almonde zich zegt te stellen.[13]  Tegelijkertijd wordt op hun website de precaire conditie van leven niet alleen kritisch als een conditie van buitenaf gepresenteerd maar ook als nieuwe behoefte van de mens die flexibiliteit en eigen-inrichting nastreeft. Dit wordt onder de romantisch aandoende noemer van ‘stadsnomade’ als veronderstelde nieuwe klasse aangeduid.[14]

In overleg met corporaties en de gemeente krijgen zij tijdelijke ruimtes die op lijst van sloop of renovatie staan – om ze vervolgens vrijelijk te kunnen gebruiken. Deze regelingen zijn echter tijdelijk en niet structureel; bij sloop dienen ze de woningen te ontruimen. In het geval van Pension Almonde hield het in dat zij sloopwoningen in de Almondestraat (Rotterdam Noord) van de corporatie Havensteder tot aan de dag van de sloop in beheer kregen – in afwachting tot alle bewoners vertrokken zijn – waarna een nieuwe projectontwikkelaar er nieuwbouwwoningen gaat realiseren. Het zegt zo weerstand te bieden tegen de politiek van gentrificatie, maar gaat in feite volledig mee in het primaat van de marktlogica. Kunst mag de tekortkomingen van de huidige systematiek oplossen, om uiteindelijk weer op te moeten krassen, en dit ten koste van het precariaat van kunst en ongedocumenteerden. De politiek van gentrificatie wordt hier uiteindelijk toch weer geaccommodeerd en die van de structurele uitsluiting van degenen voor wie de kunst zegt te strijden juist pervers bevestigd; het is juist kunst die hiertoe de creatieve scenario’s en vormgeving levert.[15]

De politiek van gentrificatie wordt hier uiteindelijk toch weer geaccommodeerd en die van de structurele uitsluiting van degenen voor wie de kunst zegt te strijden juist pervers bevestigd; het is juist kunst die hiertoe de creatieve scenario’s en vormgeving levert

Hoe kan kunst ervoor zorgen niet gedegradeerd te worden tot slechts een opfleuring van de ruïneuze restruimte van het globaal kapitalisme? Ten eerste door, wanneer het zegt het heersende economische regime kritisch te adresseren en een nieuwe orde voor te staan, te begrijpen hoe de eigen praktijk zelf een instrumenteel commodity is binnen de privaat-publieke tang. Ten tweede door een politiek te ontwikkelen die hieraan weerstand biedt.

Kunst als oefening in samenkomst

Hiertegenover staan initiatieven die bewust in het politiek stedelijk debat van Rotterdam interveniëren. Deze artistieke praktijken richten zich op sociale vormen van gemeenschap, maar hebben politieke interventie, een herordening van machten, als einddoel. Tijdens de recente protesten tegen de wooncrisis en de sloop van de Tweebosbuurt in Rotterdam, waarbij bewoners uit hun huizen werden gezet, vormden zich contingente allianties. Buurtorganisaties, actiegroepen, wetenschappers en onderzoekers, kunstenaarsinitiatieven en individuele kunstenaars trokken samen op om het verzet zichtbaar te maken, solidariteit vorm te geven, en de politiek dieper te kunnen doorgronden en pareren.

Een voorbeeld van zo’n alliantie is Recht op de Stad, “een initiatief van bewonersgroepen uit verschillende buurten en betrokken Rotterdammers.” Bestaande Rotterdamse bewonersverenigingen merkten dat ze ieder voor zich weinig politieke slagkracht hadden vanwege hun antagonistische imago[16] en besloten zich te verenigen. Tijdens zogenaamde Doordenkavonden, waarin de oorzaken van de wooncrisis met uitgenodigde gasten en experts uitgediept worden, bespraken zij alternatieven, zoals de ontwikkeling van zelfstandige wooncoöperaties (wonen in eigen beheer) en ontwikkelden ze zo “het betere plan”[17] voor de gemeentelijke Woonvisie, het huidige Rotterdamse woonbeleid.

Een groep die nadrukkelijk betrokken is bij de protesten en activiteiten rondom de woonprotesten is het kunstenaarsinitiatief Fucking Good Art

Courtesy Fucking Good Art, FGA-Radio WORM Open City Live, aflevering #3: Bewoners protest tegen huisuitzetting door Vestia, foto FGA

Om de zichtbaarheid van deze beweging te vergroten waren (en zijn) kunstenaars en culturele actoren actief in het organiseren en documenteren van protesten en bijbehorende activiteiten. Vanuit deze allianties is er een genetwerkt verzet ontstaan, waarbinnen wordt nagedacht over onderlinge en externe verhoudingen. Een inkijkje in dit netwerk, haar sociale acties en strategieën leert ons meer over het politieke potentieel van hedendaagse artistieke praktijen in de stad.

Een van de sleutelfiguren in Recht op de Stad is Mustapha Eaisaouiyen. Als bewoner van de Tweebosbuurt maakte hij uit eerste hand de ontwikkelingen in de buurt mee. Door de sloopplannen van woningcorporatie Vestia werden veel bewoners – waaronder Eaisaouiyen zelf – gedwongen te verhuizen naar duurdere woningen, vaak in een andere wijk. Al snel begon Eaisaouiyen, die door zijn werkervaring bij de bank financiële kennis had, zich voltijds in te zetten voor zijn buren, door brieven te schrijven, ze van juridisch advies te voorzien, en onderzoek te doen naar de sloopplannen van de tweebosbuurt en de mogelijk aanvechtbare juridische en legale gaten daarin. Met de initiatiefgroep Recht op de Stad werden krachten gebundeld, en de protesten in de tweebosbuurt kregen veel aandacht. Eaisaouiyen nam hierbinnen een leidende rol op zich, niet ten minste omdat hij over de acties schreef en sprak in de media. Deze publieke aanwezigheid heeft zich bewezen als politieke factor. Als een schakel tussen de politiek en verenigingen die maar al te makkelijk worden weggezet als te antagonistisch, maakt Eaisaouiyen zich met Recht op de Stad sinds die eerste uitzettingsberichten elke dag hard voor het woonbeleid in Nederland. Een van de belangrijkste taken op dit moment is volgens hem het formuleren van een sociaal statuut, zoals in Den Haag bijvoorbeeld al bestaat. Dit document beschermt bewoners/huurders tegen renovatie- en sloopplannen van verhuurders, corporaties en gemeente en garandeert terugkeer en redelijke huurprijzen. Een van de problemen was het ontbreken van zo’n algemeen wettelijk document waardoor protesterende huurders niets in handen hadden om hun eisen kracht bij te zetten.[18] Met het opstellen en in gang zetten van een Rotterdams Sociaal Statuut is Recht op de Stad is erin geslaagd een voet tussen de gemeentelijke deur te krijgen, stemmen zichtbaar te maken die voorheen niet gehoord werden en concrete en structurele invloed uit te oefenen.

Opvallend hierbij is dat Eaisaouiyen niet alleen samenwerkt met vele bewonersverenigingen, maar ook met spelers die wortels in het culturele veld hebben. Een groep die nadrukkelijk betrokken is bij de protesten en activiteiten rondom de woonprotesten is het kunstenaarsinitiatief Fucking Good Art,[19] opgericht door Nienke Terpsma en Rob Hamelijnck. FGA is een goed voorbeeld van sociaal engagement als artistic research, ze spreken zelf van een DIT (Do It Together), in plaats van een DIY, benadering.[20] Vanuit dit engagement maken ze reportages over, en onderzoeken ze de diverse pogingen tot, verzet in de stad. Vertrekkend vanuit hun eigen situatie hebben ze de laatste jaren op hun blog Side by Side 2020—2021 veel bericht over de wooncrisis in Rotterdam. Hun toon is vaak erg persoonlijk; zo vertellen ze over hun eigen financieel precaire situatie, gedwongen verhuizing en problemen met het vinden van een huis en werkplek – steeds ook erkennend dat hun kans om ruimte te vinden in de stad groter is dan die van vele anderen. Vanuit daar zet het onderzoek zich voort: hoe werkt de woningmarkt, welke bewegingen zijn er nu gaande, wat kunnen we leren van andere Europese steden? Afgelopen zomer resulteerde dit onderzoek in een presentatie voor Rotterdam Cultural Histories #19 in de Shared Space van TENT en Kunstinstituut Melly getiteld Homes for People Not Profit.[21] Al verkennend wordt de stedelijke infrastructuur van deze sociale bewegingen in kaart gebracht, de historische ondergrond van eerdere bewegingen uit de doeken gedaan (waaronder de democratiseringsbeweging in de stedelijke vernieuwing; succesvolle bewonersprotesten uit de jaren ‘70 waarbinnen net als nu brede allianties ontstonden; een utopisch manifest van Rotterdamse architect Jaap Bakema), en worden door en tijdens het onderzoek, nieuwe verbanden gesmeed. Zo raakten ze betrokken bij Recht op de Stad waaraan ze bijdrages zijn gaan leveren door actief deel te nemen aan protesten, deze te documenteren, erover te publiceren en elke vrijdagmiddag het radioprogramma Shelter for Daydreams op Radio Worm uit te zenden[22]. Op deze wijze wordt de te pas en onpas gebruikte term ‘artistiek onderzoek’ in het geval van FGA een begrip dat gestoeld is op concrete ervaringen, onderzoek naar condities en erop volgende acties. Het levert zo, als zichzelf documenterende en producerende praktijk, een bijdrage aan het culturele archief van de stad.

Fucking Good Art spreekt van een DIT (Do It Together), in plaats van een DIY, benadering 

Courtesy Fucking Good Art, het aanbieden van een petitie door de Bond Precaire Woonvormen aan wethouder Bas Kurvers, foto FGA

Een andere artistieke groep die op soortgelijke wijze betrokken is bij Recht op de Stad en ook voortouw nam in het organiseren van de Woonprotesten in Rotterdam, is Cultural Workers United. CWU is een grassroots organisatie die zich opstelt als een soort vakbond voor mensen die werken binnen de culturele sector, van makers tot suppoosten en barpersoneel. Het gaat hierbij vooral om gender en race-issues, maar ook om werk- en woonomstandigheden in de culturele sector, en dan met name gentrificatie. Hun initiatief de Anti-Gentrification School[23] is een school in wording, met een fluïde curriculum, gemaakt voor en door Rotterdamse culturele werkers, activisten, studenten en bewoners om collectief strategieën te laten groeien waarmee gentrificatie binnen Rotterdamse gemeenschappen kan worden tegengegaan. CWU vertrekt vanuit de gedachte dat we allemaal iets te leren hebben, en dat het delen van al onze vragen, verhalen en zorgen ons kan helpen om verstrikking of zelfs medeplichtigheid in het proces van gentrificatie in kaart te brengen. Welke gelaagde en onderling verbonden tactieken kunnen ervoor zorgen dat ‘cultuurwerkers’ gentrificatieprocessen niet verder versnellen, maar afremmen? De schoolsessies vinden plaats op steeds verschillende locaties: van kunstinitiatieven en kraakpanden tot buurtgemeenschapsruimtes. Dit draagt, net als het losse curriculum en het gebrek aan vaste definitie, bij aan het non-institutionele karakter van de school. Zo hoopt CWU weerstand te bieden tegen de instrumentele logica van gentrificatie die (zelf)identificatie vereist.

Een belangrijk verschil tussen de Anti-Gentrification School en eerdergenoemde initiatieven als Brutus en Huidenclub, is dat zij uitgaan van de in de verschillende buurten al bestaande cultuur. Om gentrificatie te weerstaan is een langetermijnengagement met een buurt, haar bewoners en al haar lokale complexiteit nodig. In een tekst voor nY, getiteld “Protest als Studie”, zetten ze uiteen dat ‘samen studeren’ voor hen verder gaat dan wat normaliter onder de noemer ‘school’ wordt geschaard; ook samen protesteren, samen banners maken, samen koken en samen muziek maken vallen hieronder. Collectieve daden verworden hier tot vormen van studie, je zou kunnen zeggen: tot artistieke anti-gentrificatiepraktijk. Of, in hun eigen woorden: “Wij komen bij elkaar als een vorm van protest tegen hyperindividualisering in de samenleving.”[24] De CWU, waarvan een aantal drijvende krachten betrokken zijn bij de Social Practices afdeling van de Willem de Kooning Academie, stellen met hun Anti-Gentrification School een artistieke praktijk voor die vooral bestaat uit een oefening in samenkomst. Deze vorm van praktijk levert geen objecten bedoeld voor de markt op. De verschijning van kunst als commodity is ten enenmale afgezworen. Kunst is hier een handelende praktijk, en daarmee een zaak die direct in verhouding tot het leven staat, en tot het socio-politiek acteren in die wereld.

Om gentrificatie te weerstaan is een langetermijnengagement met een buurt, haar bewoners en al haar lokale complexiteit nodig

sessie #4 HOMES FOR PEOPLE NOT PROFIT

Een belangrijke actor in het netwerk die het sociale verzet in de stad vertegenwoordigt en zichtbaar maakt is Joke van der Zwaard. Naast co-initiator van Recht op de Stad en onderzoeker en schrijver over de socio-economische ontwikkelingen van armere wijken in Rotterdam, is zij ook een van de drijvende krachten achter Leeszaal West,[25] een buurt-initiatief opgericht in 1993 als reactie op de sluiting van bibliotheken in de wijk. Het initiatief wordt zonder subsidies in eigen beheer gerund door vrijwilligers. Naast leeszaal fungeert het als buurtcentrum en presentatieplatform waar veel activiteiten worden georganiseerd. Het vormt zo, als plek, een concrete weerstand tegen de bezuinigingspolitiek gericht op de sociale functies in de stad. Leeszaal West dient ook als podium (samen met Gemaal op Zuid) voor de door Recht op de Stad georganiseerde Doordenkavonden. De structurele en zelf georganiseerde aanwezigheid van Leeszaal West kan op zichzelf al begrepen worden als een performance van weerbaarheid en reparatie.

Het weven van een gemeenschappelijk netwerk als politieke arbeid

Bovenstaande initiatieven kunnen worden verenigd onder één overkoepelende noemer: het verdedigen van het gemeenschappelijke en grondwettelijke recht op wonen en leven. Toch blijft er oog voor de specifieke eigen politieke idealen en belangen die al deze actoren hebben; sterker nog, ze worden gezien als de motor van de vele onderhandelingen en discussies die binnen het netwerk worden aangegaan. Het veld van politiek wordt derhalve niet versimpeld, maar beschouwd als een levende uitwisseling van ideeën. Kunst neemt binnen die idee van contingente politieke wording een bemiddelende rol op zich. De organisatie van werk en van plaats ligt hierbij in haar verlengde – zij vormen zo een alternatieve politieke economie kortom.

Deze benaderingswijze van kunst als zijnde in een directe verhouding tot politiek en leven contrasteert met die van de Huidenclub en Brutus. De laatste twee weten, elk op eigen wijze, niet te ontsnappen aan een louter indirecte en beschouwende opvatting van kunst en koppelen kunst bovendien op onkritische wijze los van haar productiecontext. In het geval van Almonde, het laatste initiatief dat we in het eerste deel van dit essay bespraken, wordt kunst vatbaar gemaakt om instrumenteel voor andere doeleinden ingezet te worden, iets wat voor Stichting Droom en Daad geldt als doelbewust nagestreefde politiek.

Hoewel Pension Almonde praktijkgericht opereert en net zoals Cultural Workers Unite een sociale interactie als kernwaarde ambieert, doet ze dit in samenwerking met financiële en politieke spelers die een heel ander raamwerk hanteren en ook een heel ander doel nastreven: het interessanter maken, en daarmee opwaarderen, van Rotterdam Noord. Hiermee wordt de initiële waarde van de buurt geapproprieerd en getransformeerd, om haar vervolgens volledig uit handen te geven.

Het bouwen en onderhouden van een netwerk, of de organisatie van de verzetsinfrastructuur, is hierbij de artistieke praktijk

Cultural Workers Unite nemen een autonomere positie in en zorgen ervoor dat het ontwerp van initiatieven als de Anti-Gentrification School niet op die manieren inzetbaar of verhandelbaar worden. Dit bereiken ze met name doordat ze niet ambiëren ergens cultuur te brengen maar deze als reeds aanwezig in de buurt in kwestie te erkennen. Ook Fucking Good Art waakt erover dat haar engagement met de stedelijke politiek van Rotterdam niet tegen haar gekeerd kan worden. De relatie tussen plaats, politiek en leven is ook duidelijk aanwezig in de activiteiten van Leeszaal West, dat binnen de heersende economische orde ruimte openhoudt voor een andere sociale orde. Voor al deze initiatieven is het van groot belang te blijven communiceren over de verschillende samenwerkingen en acties die er bestaan. Oppositie tegen de dominante politiek bestaat eruit elkaar op de hoogte te houden en te betrekken bij verschillende activiteiten.[26]

Met zijn publieke optreden weet Eaisaouiyens een brug te forceren naar de gemeentepolitiek; door zijn continue streven naar  het openhouden van de politieke ruimte te linken aan de ‘officiële’ politiek kunnen zijn activiteiten beter begrepen worden. Het zijn pogingen de basiscondities van wonen en leven te creëren en in stand te houden; het mede door hem geschreven nieuwe Sociale Statuut zal hiervan het politiek-esthetisch manifest zijn.

Alle betrokkenen bij Recht op de Stad breken de ruimte tussen werkelijke en ordenende politiek open. Hun netwerk laat zich met Rancière in het achterhoofd lezen als een web van praktijken die samen een schaduweconomie (voor)stellen ten opzichte van de economie zoals die door de politieke orde wordt voorgehouden. We kunnen de praktijken van Cultural Workers Unite, Fucking Good Art, Eaisaouiyen en Leeszaal West begrijpen als interventie gericht op het creëren van (een toolbox voor) betere levenscondities. Allen zijn daarmee betrokken in een esthetische politiek. Het bouwen en onderhouden van een netwerk, of de organisatie van de verzetsinfrastructuur, is hierbij de artistieke praktijk.

IN METROPOLIS M NUMMER 1 2022 SPREEKT ROEL GRIFFIOEN MET ENKELE BETROKKENEN OVER VASTGOEDINESTERINGEN/KUNSTPROJECTEN IN AMSTERDAM, DELFT EN ROTTERDAM. NU IN DE WINKEL OF BESTEL: [email protected]

Lietje Bauwens studeerde filosofie in Amsterdam. Zij woont in Brussel, waar ze samen met Wouter De Raeve onder de naam 431 onderzoek doet naar en intervenieert in het stedelijke debat, zoals recentelijk in de film WTC A Love Story (2020). Ze is co-redacteur van Perhaps it is high time for a xeno-architecture to match (Sternberg, 2018) en Speculative Facts (Onomatopee, 2020). Daarnaast schrijft ze en is redacteur van het literaire tijdschrift nY. In 2018-2019 was ze als resident verbonden aan de Jan van Eyck Academie. 

Jack Segbars is kunstenaar, onderzoeker en schrijver. Hij houdt zich voornamelijk bezig met de condities en parameters van de kunstproductie. In 2009 produceerde hij de publicatie Rondom-All around the periphery (Onomatopee) dat handelt over de overlap van kunstzinnige posities en domeinen. In 2012 bracht hij Inertia (Onomatopee) uit over de relatie tussen kunst en engagement. Hij is medeoprichter van Platform Beeldende Kunst. In 2021 promoveerde hij bij PhDArts.

[1] Op 23 september 2021 ging de film WTC A Love Story van Lietje Bauwens (auteur van dit artikel) en Wouter De Raeve in première in Nederland, in Het Nieuwe Instituut, Rotterdam. Deze film volgt de herontwikkeling in de Noordwijk in Brussel, en documenteert kritisch de hieruit voortvloeiende negatieve sociale effecten van gentrificatie-processen. Lietje Bauwens en Jack Segbars organiseerden rondom deze vertoning een openbaar gesprek met een hybride palet van activisten, kunstenaars en andere experts die zich binnen de Rotterdamse context organiseren tegen soortgelijke sociaal-politieke ontwikkelingen. Deze tekst werd geschreven als samenvattende, maar zeker niet sluitende, reflectie op het programma en de vele gesprekken die eraan voorafgingen.

[2] David Harvey, “The Art of Rent: Globalization, Monopoly and the Commodification of Culture”.

[3] Vaak zijn deze kortingen slechts enkele jaren geldig waarna de marktconforme tarieven gaan gelden. De productie van kunst is daarmee dus op gelijke wijze ingeschaald als eender welke bedrijfsvoering dan ook, niettegenstaande de kritiek dat kunst een andere economische ondergrond kent.

[4] https://www.versbeton.nl/2021/03/de-rekening-van-de-rotterdamwet/

[5] Willem Schinkel, De Voortzetting van de Stad met Andere Middelen, Open 2009/Nr. 18, Amsterdam. https://www.researchgate.net/profile/Willem-Schinkel/publication/259397362_De_voortzetting_van_de_stad_met_andere_middelen/links/0046353a89f007dde0000000/De-voortzetting-van-de-stad-met-andere-middelen.pdf

[6] Matthias Pauwels en Gideon Boie (BAVO) De creatieve stad – Stadsontwikkeling is politiek, in de Groene Amsterdammer nr.7, 2007. Zie: https://www.groene.nl/artikel/de-creatieve-stad–2

[7] zie de kritische noot van SKG TU Delft https://www.gebiedsontwikkeling.nu/artikelen/filantropie-gebiedsontwikkeling-een-kans-met-een-schaduw/

[8] Tekst afkomstig van de Diepenveen site: Welkom op Diepeveen! Dit terrein in Rotterdam-West wordt ontwikkeld tot een levendig stukje stad. Met vijf nieuwe woongebouwen aan het park en het iconische Diepeveenpand als bedrijvige werkplaats. De eerste bewoner is De Huidenclub, een club van creatieve changemakers die samen met buurtgenoten een inclusieve mini-maatschappij vormen… Diepeveen is sinds 8 november 2021 in verkoop met de woningen die nog niet gereserveerd zijn… https://diepeveen-rottHuidencluberdam.nl

[9] https://huiden.club, vertaald uit het Engels

[10] https://drive.google.com/drive/folders/1DTEX2mbsAKIphFhZ4rNeyYYN-BN0H2MJ?mc_cid=5bbed3de7d&mc_eid=d7293b916f

[11] BRUTUS wordt een uniek complex waar cultuur, wonen en werken samenkomen. Kloppende hart van BRUTUS is een cultuurcentrum van tenminste 7.000 vierkante meter. Het huisvest een museum, tentoon­stellingsruimtes, een publiek toegankelijke kunstopslag, een ruimte voor kunsteducatie, workshopruimtes, ateliers en woon/werkplekken voor kunstenaars. Op het buitenterrein komen een openluchtbioscoop, theater en beeldentuin.

Over RED Company: De in Rotterdam gevestigde RED Company wordt gedreven door een continu streven naar kwaliteit en innovatie in vastgoedontwikkeling. Waarde-optimalisatie staat hierbij central, zowel van gebouw en gebied als voor klanten, gebruikers en beleggers. RED Company is in 2015 opgericht door Niels Jansen en Nanne de Ru. Nanne de Ru is tevens eigenaar van architectenbureau Powerhouse Company, opgericht in 2005.

Over het M4H gebied: Het Rotterdamse M4H-gebied (Merwe-Vierhavens) dateert van 120 jaar geleden. Het begon als onderdeel van de Rotterdamse haven en huisvestte een van ’s werelds grootste fruitterminals. Verscheidene gebouwen zijn inmiddels erkend industrieel erfgoed. Vanaf de jaren ‘80 vestigden zich hier steeds meer kunstenaars en ontwerpers. Momenteel staat M4H aan de vooravond van een grootschalig stadsvernieuwingstraject dat het gebied zal transformeren tot cultureel centrum van internationale allure.

[12] Zie voor een analyse van hoe creativiteit is ingebed in de huidige economie, de kritiek van Gerald Raunig: Gerald Raunig, Creative Industries as Mass Deception, in Critique of Creativity: Precarity, Subjectivity and Resistance in the ‘Creative Industries’ Gerald Raunig, Gene Ray & Ulf Wuggenig (eds), MayFlyBooks, London, 2011

[13] Zie https://www.pension-almonde.nl

[14] Zie website Almonde: Rijk en arm, migrant en geboren & getogen Rotterdammer vormen er een gemeenschap die de wijk versterkt. In de plint vind je buurtinitiatieven, zoals een taalschool, koffiehuis, copy shop en een voedselcoöperatie. De woningen erboven huisvesten de oorspronkelijke bewoners van de straat en moderne stadsnomaden. De oorspronkelijke bewoners verlaten de straat langzaam. Degenen die er nog wonen leven samen met pensiongasten en moderne stadsnomaden. Tot aan de sloop vormen zij samen een community. Het pension zorgt dat er geen verlatenheid heerst, maar dat een behoefte van de stad vervuld wordt. Stadsnomaden zijn een groeiende groep mensen in de stad die behoefte hebben aan flexibele woonruimte: studenten, Rotterdammers in een scheiding of verbouwing, migranten of vrije geesten die niet het grootste deel van hun inkomen aan huur willen besteden. Ook staan de deuren van het pension open voor dagjesmensen, toeristen en kort verblijf. Gasten logeren in de pensionkamers of bij stadsnomaden thuis. De buurtinitiatieven verzorgen het ontbijt. https://www.pension-almonde.nl/over-pension-almonde/

[15] In Theorie van de Kraal argumenteren Willem Schinkel en Rogier van Reekum dat de individualistische subjectiviteit die door de liberale orde wordt voortgebracht, die orde juist stut.

[16]  Dit vertelde Mustapha Eaisaouiyen in een gesprek dat we me met hem hadden.

[17] https://rechtopdestad.nl/het-betere-plan/

[18] In het geval van Rotterdam was het opmerkelijk dat er een kritisch rapport van de VN over mensenrechten nodig was om deze lacune in het Rotterdamse politiek-bestuurlijk bestel naar boven te krijgen. In deze VN-brief wordt gesproken over schending van de mensenrechten vanwege de doelgerichte politiek om sociaal zwakkeren te weren uit de stad, een politiek die leidt tot uitsluiting en dakloosheid. https://rechtopdestad.nl/samenvatting-officiele-mededeling-vn-speciale-rapporteurs-over-mensenrechtenschendingen-door-woonbeleid/

[19] Hun gelijknamige tijdschrift bericht al sinds 2013 over de kunstwereld. In hun reportages worden de condities van het kunstenaarschap en internationale contexten van de kunstwereld besproken. https://www.fuckinggoodart.nl

[20] Fucking Good Art is a travelling magazine or editorial project founded in December 2003 by Dutch artists and non-academic free-style researchers Robert Hamelijnck and Nienke Terpsma. Fields of interest are: oral history, cultural anthropology, documentary, investigative art and journalism, anarchism, counter-cultures, self-organisation and do-it-together strategies, and models outside the art market. As an artists’ collective they are working with printed matter, text, digital media, video, and sound.

[21] https://www.tentrotterdam.nl/tentoonstelling/rotterdam-cultural-histories-19-homes-for-people-not-profit/?ref=shows

[22] Een selectie FGA radio- uitzendingen over de Rotterdamse woontoestanden (TITEL: Shelter For Daydreams) staan op  de webites van TENT en WORM. https://worm.org/2021/07/29/radio-worm-podcast-listing/ en https://www.tentrotterdam.nl/series/shelter-for-daydreams-houses-for-people-not-profit/

[23] https://antigentrificationschool.noblogs.org

[24] nY47, p. 21

[25] https://www.leeszaalrotterdamwest.nl

[26] Naast FGA, AGS, Leeszaal West en Eaisaouiyen, die hier ieder een eigen rol in opnemen, is dit netwerk natuurlijk groter en breder. Iemand als Florian Cramer bijvoorbeeld zet zich als betrokken waarnemer (zoals hij het zelf formuleert) in om deze onderlinge relaties, politieke manifestaties en artistieke praktijken te publiceren en becommentariëren op zijn blog en facebookpagina. In die zin kan ook dit essay, en onze ambitie, als zodanig worden begrepen.

Lietje Bauwens en Jack Segbars

Recente artikelen