metropolis m

Inside The Pride England – dcoumentaire, still

Nous Faes ontdekte tijdens corona haar liefde voor voetbal, een sport die voelt als een warm bad, maar waar de kunstwereld zich vaak verheven boven voelt.  

Geruime tijd geleden was er een crisis die corona heette en toen ik opgesloten in mijn huis niet meer naar het museum en de film kon, ging er een wereld voor me open die voetbal heet. Aanvankelijk waren internationale competities stilgelegd, maar toen er weer gespeeld werd kon ik via een online stream wedstrijden volgen en buiten verwachting emotioneerde het me enorm, die volle of halfvolle stadions met lichtshows, bombastische muziek, en fans die de teams toejuichten als ze vanuit de spelerstunnel het veld op marcheerden. Een Champions League wedstrijd van Chelsea tegen Servette FCCF werd bijvoorbeeld vanwege corona gespeeld voor 5.000 wild-enthousiast krijsende Zwitserse schoolkinderen en dat het me zo raakte om van een afstand maar toch live deelgenoot te kunnen zijn van een happening zoals deze kwam ongetwijfeld door eenzaamheid en een algemeen gebrek aan externe impulsen.  Ik ontdekte in corona-tijd dat voetbal live performen is, met alle spanning en sensatie waarmee dat gepaard gaat, en – als bonus – hoe belangrijk voor speelsters de participatie van het publiek aan de wedstrijd is. 

Vanuit stilstand weer in beweging komen viel me zwaar en ik denk dat dat voor veel mensen geldt, want pas sinds een maand of twee zie ik filmvoorstellingen in redelijk gevulde zalen. Ondertussen zitten de voetbalstadions hoog en breed stampvol; belangrijke wedstrijden spelen de vrouwen nu regelmatig in hoofdstadions en mijn club Arsenal verkoopt dan gerust 40 à 50.000 kaarten. 

Natuurlijk heb ik nagedacht over dat opmerkelijke verschil in publieke aantrekkingskracht. Voetbal is spannend en opwindend omdat er allerlei lastig beheersbare factoren spelen en dat maakt het onvoorspelbaar: de juiste voorbereiding, tactiek en instructies, teamgeest en onderlinge afstemming, het wel of niet in vorm zijn en individuele spelersbeslissingen, transfers, wissels, blessures en overtredingen. Het is een puzzel die supporters na afloop proberen te ontwarren en ook als je met zekerheid weet waar het goed of fout ging, had het toch best anders kunnen eindigen. Kunstenaars begrijpen: een wedstrijd is als een creatief proces.

Voetbal is ook een mega-sociaal evenement: het wordt gedragen  door brede gemeenschappen die elkaar over generaties, gender, kleur, nationaliteit en sociaal economische achtergrond vinden. Ieder kan er zonder verdere poespas zichzelf zijn, mits de clubwaarden worden nagevolgd; het enige dat op de tribune of in de supportersgroep telt is de liefde voor het team. Die liefde is wederzijds, want speelsters en fans zijn loyaal aan elkaar, komen in weer en wind op een vooraf bepaald moment voor een wedstrijd opdraven – of loggen online in – en laten altijd merken elkaar voor hun inzet en steun dankbaar te zijn. Dat live aspect, het samen meemaken, is belangrijk. Dit seizoen zijn vanwege de populariteit van het vrouwenvoetbal uitzendrechten aan commerciële zenders verkocht waardoor niet langer alle wedstrijden rechtstreeks en gratis te zien zijn, en dat sluit een deel van de mondiale fanbase uit, maar in zijn algemeenheid is voetbal breed voorhanden, toegankelijk en betaalbaar. Kaarten zijn goedkoop en online is er door het hele jaar heen nieuw aanbod.      

Uit de mond van kunstliefhebbers hoor je nogal eens dat voetbal emotie is en dat klinkt al gauw denigrerend. Er wordt dan verwezen naar een volk dat genoeg heeft aan brood en spelen, sport als iets waar je je hersens niet bij nodig hebt, ‘dom tijdverdrijf.’ Cultuur en vooral kunst worden daarmee vergeleken voorgedaan als iets voor intelligente mensen, die beschaafd zijn en verdieping nastreven. Jammer is dat. 

Want het hameren op een dergelijk onderscheid tussen ‘emotie’ en ‘geest’  en tussen ‘dom volk’ en ‘intelligentsia’ bestendigt de relatieve afstand tussen kunst en publiek. Ik ben het er ook niet mee eens – maar dat komt omdat ik inmiddels als voetballiefhebber weet hoe complex en dapper het is om een wedstrijd te spelen en omdat ik emotionele, fysieke en sociale bevrediging niet lager acht dan intellectuele. Ik zie geen verschil tussen een operazanger en een voetballer: beiden hebben jaren van intensieve training achter de rug waarin technisch kunnen en spelgevoel zijn gevormd, zijn dagelijks professioneel gecommitteerd, spelen in een competitieve en veeleisende omgeving waar ze publiekelijk kunnen falen en kans lopen om hard afgerekend te worden. Het enige verschil lijkt me is dat publiek zich in een stadion vrij kan uiten, terwijl het in een schouwburg stil zit – dat was trouwens niet altijd zo, want pakweg 250 jaar geleden was het even rumoerig als tegenwoordig in het stadion en werd er gevochten, geschreeuwd, gedronken en met bier gegooid in het theater. Een kaartje voor een internationale topwedstrijd kost verder 7.50 en voor de opera al gauw 30 euro, het is een opzettelijk gecreëerde financiële kloof.

Verschil is er in wat je de transpositie van de beleving kunt noemen; in voetbal is die beleving direct en moment gebonden, en al houden euforie, blijdschap en chagrijn bij mij soms dagenlang aan, opera of kunst in algemene zin raakt aan andere ervaringen en (on)vervulde verlangens; het roept herinneringen op en legt zo verbanden tussen verleden, heden en toekomst, waardoor je de emotie en het inzicht dat volgt multidimensionaal zou kunnen noemen. Toch is het ene niet meer waard dan het andere. 

Wat ik daarmee zeg is dat ik me niet thuis voel of nog langer wil horen tot een omgeving die mensen uitsluit en dat kunst zolang zij dat doet haar status als miskend buitenbeentje aan zichzelf te wijten heeft. En vanzelfsprekend ligt daar een opdracht. 

Vandaag houdt Kunsten ’92, dat door de overheid als belangenbehartiger van de kunst- en cultuursector wordt voorgesteld, haar algemene ledenvergadering. Daarvoor heeft zij een luitenant-generaal b.d. uitgenodigd die mogelijk tips heeft hoe de sector zich in wat als een tsunami van crises wordt voorgesteld kan weren. Het is genoegzaam bekend dat ik geen fan ben van Kunsten ’92 vanwege haar verraad van zzp’ers in coronatijd. Ik voel me er op geen enkele manier door vertegenwoordigd, hekel de opportunistische toonzetting van hun lobby en hun gebrek aan moed en voorstellingsvermogen.

Zorg ervoor dat de doelen van kunst- en cultuurbeleid expliciet in de wet staan. Dat betekent dat de overheid breeduit zorgt dat creatief talent kansen en mogelijkheden tot ontwikkeling heeft; zij zorgt dat iedereen toegang heeft tot cultuur; zij zorgt voor een pluriform aanbod, van het nieuwe en het bestaande; en zij zorgt dat cultuur een veilige haven is voor reflectie en kritiek

Om de wal het schip te laten keren is volgens mij iets anders nodig. Radicaal verzet. Radicale solidariteit. Radicale keuze, geen compromis. 

De opdracht is deze: allereerst, zorg ervoor dat de doelen van kunst- en cultuurbeleid expliciet in de wet staan, want de taken en verantwoordelijkheid van de overheid zijn nu volstrekt onduidelijk en iedere bewindspersoon doet slechts een losse greep. Dat betekent dat de overheid breeduit zorgt dat creatief talent kansen en mogelijkheden tot ontwikkeling heeft; zij zorgt dat iedereen toegang heeft tot cultuur; zij zorgt voor een pluriform aanbod, van het nieuwe en het bestaande; en zij zorgt dat cultuur een veilige haven is voor reflectie en kritiek. Borg zo het zelf maken van kunst en cultuur van wieg tot graf, in participatie en educatie. Dat aanbod moet gratis zijn, want gelijke toegang is een recht. Tot slot: kunst bestaat vanwege de kunst. Al het andere aan functies en opbrengst is hartstikke leuk en nuttig, maar leidt alleen maar af van waar het om draait: de beleving en het inzicht, dat komt met het maken en genieten van kunst, alleen of samen. 

Pas als Kunsten ’92 dit voor elkaar krijgt is kunst publiek eigendom en bevrijd van stupide elitarisme. Eerst dan mag zij de woorden ‘moreel kompas’ in de mond nemen. 

Nous Faes

is eigenaar van The Sociological Studio for Policy and Research

Recente artikelen