metropolis m

Helen Verhoeven, Hoge Raad, 2015

Met het wisselen van het jaar en van regering komen de vragen als vanzelf: wat moet ik gaan doen om iets te betekenen? Nous Faes schrijft over de noodzaak niet te zwijgen.

Eind van het jaar heb ik van griep doorwoelde nachten. Vlak voor kerst droom ik dat me een oeuvreprijs van 50.000 euro is toegekend die de koning me zal overhandigen. Als ik me in het paleis voorbereid, zie ik dat ik door een haarkleurspoeling als twee druppels water op Julia Roberts lijk. Nieuwjaarsnacht droom ik dat ik word uitgenodigd om in New York een prestigieuze lezing te geven tegen een bescheiden honorarium van 1.000 dollar. Voorafgaand eet ik met de organisatie in een overdadig gedecoreerd restaurant – iets met rode tinten, gouden accenten, walnotenhouten lambrisering…. Beide dromen eindigen wat teleurstellend: het paleis verandert in een Philips fabriekshal waar de koning op werkbezoek is en bij terugkeer uit Amerika wordt mijn COS regenjas het onderwerp van spot.

In dromen zoals deze worden financiële en sociale erkenning en fysieke en materiële schoonheid ingehaald door noties van middelmatigheid. Het is alsof ik mezelf voordat de kalender een blad omslaat de vraag stel of wat ik dat jaar heb gedaan wel iets voorstelt, of mijn zijn wel iets betekent, of dat het allemaal zinloos is. Het is een vraag die ik mezelf ook stel als ik klaarwakker ben.

Bijvoorbeeld wanneer Platform BK me uitnodigt voor een openbaar gesprek in W139 over de toekomst van de kunstsector in een rechts politiek klimaat om ‘gezamenlijk de potentiële impact van deze (verkiezing)resultaten op de kunstsector te onderzoeken en een strategie te bedenken voor een effectieve reactie.’

Eerder had ik ingeschat dat de verkiezingsuitslag en de verwachte kabinetsformatie desastreus zouden uitpakken voor de sector, en nu ik had nagedacht zag ik wat dat betreft geen andere optie dan de storm uit te zitten. Want een gedoodverfde zondebok die zich openlijk tegen een democratisch verlopen proces keert wacht enkel hoon en zweepslagen.

Voor de lange termijn had ik wel een effectief antwoord en ik moet erbij zeggen dat het een persoonlijke en instinctieve strategie betreft.

Allereerst vind ik het hoog tijd voor actief lidmaatschap van een of meer (want dat mag) politieke partijen. Daar wordt het beleid voorgekookt dat over het land wordt uitgerold. En hun ledenaantallen zijn schrikbarend laag, dus elke stem telt al snel mee. Terwijl we ons allemaal opwinden over wat er in Den Haag gebeurt en de politiek ons dagelijks leven en de toekomst van zoveel méér mensen bepaalt, schitteren we zelf door afwezigheid op een plek waar alle ruimte is om invloed uit te oefenen, een plek die er notabene speciaal voor gecreëerd is en een plek waar we ook nog eens compleet mens zijn, over beleidsterreinen en sectoren heen ons tegen alles dat ons interesseert kunnen aan bemoeien.

Mijn pleidooi voor partijpolitiek engagement zorgde tijdens de bijeenkomst voor verwarring; dacht ik soms de koers van rechtse partijen te kunnen veranderen? Via partijpolitiek kan je inderdaad het formatieproces frustreren. Maar de enige juiste vraag lijkt me is hoe we de politiek kunnen heruitvinden, die conservatieve xenofoben die het zondebokprincipe met succes zullen hanteren om een belangrijk deel van de bevolking mee te krijgen en criticasters de mond te snoeren, de pas af gaan snijden. De verkiezingsuitslag interpreteer ik als een dwingende oproep tot een andere politiek dan de Ruttiaanse erfenis van opportunistische deals en het wegschuiven van verantwoordelijkheid. Partijpolitieke inzet en focus is dus één.

Punt twee ligt in het verlengde. Nu er met scherp geschoten gaat worden, is het nodig om duidelijke kaders te stellen waar niet mee wordt gekwartet, om met hoogleraar staats- en bestuursrecht Wim Voermans te spreken. Dat gaat over grondrechten en sociale rechten, over bescherming bieden en eisen en vooral niet van je principes afwijken – een opdracht voor politieke partijen en voor ieder individueel: geen concessies doen. Het betekent dat er ook sectoraal scherper moet worden gehandeld, want wie eenmaal gaat meebuigen eindigt met een gebroken ruggengraat. Beleidsbepalers zullen ongetwijfeld met voorstellen komen waarmee enige houtje-touwtje kunstproductie mogelijk te financieren valt. De afgelopen decennia zijn paden om aan hun eisen tegemoet te komen geïnternaliseerd. Denk bijvoorbeeld aan intensieve en invasieve inzet van sociale media die giftig en ondoorzichtig zijn, de opgelegde kongsi met private ‘weldoeners’ en grootkapitaal en een maatschappelijke dienstbaarheid die niet iedereen past. Ik denk dat we juist nu grenzen conform onze principes moeten aangeven en de hakken in het zand moeten zetten. Althans, daar zal ik zelf aan werken.

Er zit een limiet aan de schaamte die ik met me mee wil dragen en wijzen naar politici als schuldigen volstaat niet meer

Punt drie is de buitenparlementaire ruimte die voeding en veiligheid biedt in kleine verbanden, vaak ongezien of incognito. Ik wil mijn ‘coming of age’ in de jaren tachtig niet romantiseren, toen solidariteit en creativiteit het leven binnen de vrouwen- en kraakbeweging vormgaven in een combinatie van pragmatiek en plezier, maar het voelt als een vergelijkbare situatie. Ik verlang naar groepsgewijze verkenning, theorie en vinger-aan-de-pols feitenonderzoek, als onderlegger voor systeemverandering en daar heeft bijvoorbeeld ook Platform BK een rol te vervullen, door een podium te bieden voor weerwoord, analyse en discussie. Niet op zijn smalst, volgens de armetierige agenda van belangenbehartigers, die slechts het geloof in polderen en compartimentering van de samenleving overeind houden, waarin elke sector zijn eigen specifieke belangen in een procentje meer of minder uit onderhandelt, zonder ruimte voor fundamentele systeemkritiek. Waar zelfs geen discussie mogelijk is over de keuze van beleidsinstrumenten, over middelen die daarvoor worden ingezet, over wie daar nu echt de vruchten van plukt en welke agenda’s dat dient. Zó houd je mensen in het gareel. Zó houd je politiek als iets waar een klein clubje anderen, namens jou, verantwoordelijk voor is (en niets van bakt). Er zit een limiet aan de schaamte die ik met me mee wil dragen en wijzen naar politici als schuldigen volstaat niet meer.

Dit is het drieluik voor samenhangende actie die in mijn optiek zinvol en effectief zou zijn: institutioneel (partijpolitiek), moreel (principes) en sociaal (voeding). En die actie is hoognodig, want NRC kopt op 28 december weliswaar ‘Het hele systeem omverwerpen? Goed idee, vindt 20 procent van de Nederlanders’. Maar die alarmerende aanhef is slechts bedoeld om de fantasie op hol te doen slaan en veel clicks te krijgen; de omzet van het uitgeefconcern à 1.2 miljard (2022) moet ergens vandaan komen. Als je het artikel leest of het oorspronkelijke rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau erbij pakt zie je hoe suf het land er in werkelijkheid bij ligt: maar 12% van de Nederlanders zou mogelijk (sic) bereid zijn te demonstreren of een petitie ondertekenen als er een wet wordt behandeld die zij als onrechtvaardig zien. Ik zie de conservatieve xenofoben al een vreugdedansje maken over de ik zwijg (en stem toe) Nederlander. 12% zet zijn handtekening… zelfs het verzet op de Grebbeberg in 1940 had meer om het lijf.

Nous Faes

is eigenaar van The Sociological Studio for Policy and Research

Gerelateerd

Recente artikelen