metropolis m

Martha Colburn, Myth Labs (2008), Collage (animatiebeeld)
Wytske van Keulen, Onderweg richting Potes (2008). Uit:' We would come to doubt everything. And almost everyone would come to doubt'
Wytske van Keulen, 'Puentenansa, in het appartement, slaapkamer, Juan kust boek' (2008). Uit: 'We would come to doubt everything. And almost everyone would come to doubt'
Juergen Teller, Frozen Dead Dog, Czechoslovakia (1990), C-print
Juergen Teller Lily on the Rocks, Hydra (2007), C-print
Dirk Skreber, Art Artfons F U P 3.0 (2007), Olieverf en vinyl 120 x 180 cm, Particuliere collectie München
Dirk Skreber, It Rocks Us So Hard Ho Ho Ho 1.0 (2002) Olieverf op doek, 160 x 280 cm
Martha Colburn, Triumph of the Wild (2008), Studio-opname
Martha Colburn, Myth Labs (2008), Collage (animatiebeeld)

Museum De Hallen komt met vier exposities waar de dreiging vanaf druipt: een ‘kluizenaarsinstallatie’ van Wytske van Keulen, verontrustende modefoto’s van Juergen Teller, verleidelijk geschilderde ‘car crashes’ van Dirk Skreber en tenslotte Martha Colburns even maatschappijkritische als bizarre animatiefilms. Een vergelijking.

De installatie We would come to doubt everything. And almost everyone would come to doubt van Wytske van Keulen (1982) heeft een intrigerend uitgangspunt. De jonge Nederlandse fotografe maakte een documentair project over Juan (Jan), die zijn veilige bestaan als Brabantse tandarts opgaf om zich, alleen, in een afgelegen Spaans bergdorp te verschansen. Het drietal foto’s aan de wand, weet niet te overtuigen en de foto’s in het bijbehorende boek zijn nog een stuk minder boeiend. De landschappen, boekenkasten en beelden van het interieur van de zonderlinge Juan, zijn zonder kennis van zijn verhaal simpelweg niet erg bijzonder.

Dan is de tentoonstelling Teller van de Juergen Teller (1964) interessanter. De Duitse modefotograaf, op handen gedragen vanwege zijn ‘heroin chique’-campagnes voor grote modehuizen, werd vrij recent geadopteerd door de kunstwereld. Sindsdien vindt Teller dat hij, behalve modeplaatjes, ook statements moet maken, bijvoorbeeld over het vrouwelijke schoonheidsideaal. Zo zien we in zijn huidige expositie het Braziliaanse model Raquel Zimmermann, dat een levenloos onderdeel uit lijkt te maken van het kitscherig-Duitse interieur van zijn ouderlijk huis. Ook plaatst zelfbenoemd verteller Teller een beeldschoon jong meisje pal naast expliciete foto’s van ontbindende hondenkadavers, compleet met half vergane ingewanden, vliegen en uitpuilende organen. Tsja. Er zijn subtielere manieren om de relatie tussen schoonheid en vergankelijkheid af te beelden.

Zoals de tien schilderijen in Killer Wheels van Dirk Skreber (1961) bijvoorbeeld. In zijn realistische afbeeldingen van gecrashte auto’s contrasteert de gewelddadigheid van het onderwerp met het verleidelijk glanzende chroom en de precisie waarmee zelfs het profiel van de rondvliegende banden is weergegeven. Als een gehavend beest ligt een mammoettruck op zijn rug, maar door de gelikte achtergrond en de afwezigheid van mensen heeft Ohne Titel (up side down boy you turn me 1.0) nog het meeste weg van een glossy reclamebeeld. Zo ontstaat ook een ongemakkelijke spanning tussen de kracht van de Volkswagen Kevers die als een prop papier rond een lantaarnpaal zijn gefrommeld, en de verbluffende manier waarop ze zijn geschilderd. Toch, hoe goed Skreber ook slaagt in zijn opzet om te vervreemden, zijn werk dreigt een trucje te worden. Vooral omdat hij soortgelijke schilderijen al sinds zijn internationale doorbraak in de jaren negentig maakt.

Frisser, gelaagder en spannender zijn de animaties van de Amerikaanse filmmaakster Martha Colburn (1971). Collages van bedrieglijk kinderlijk geschilderde figuren, knipsels uit historische tijdschriften en allerhande knutselmateriaal zijn door Colburn samengevoegd tot snel gesneden films in stop-motion. De drie tentoongestelde werken hebben nog het meest weg van een crossover tussen een onheilspellende videoclip, een kleurrijk sprookje en een LSD-trip. De 16mm-beelden, die op een dromerige, associatieve wijze aaneengeschakeld zijn, staan bovendien bol van de maatschappelijke kritiek, kunsthistorische verwijzingen en zwarte humor. In het recente Myth Labs zien we bijvoorbeeld Maarten Luther met een crackpijp, Mozes die zijn stenen tafelen op een Amerikaanse ijssalon aan diggelen smijt en een zwarte junk die, nadat hij is gestenigd door bijbelse figuren, wordt gekruisigd onder een billboard met de tekst ‘Hell is real’. Dit alles vergezeld van een koortsachtige, bijna angstaanjagende soundtrack.

Colburns werk is niet alleen van een hoog esthetisch niveau, maar is ook op oneindig veel verschillende manieren te duiden. Het levert een genadeloos duister commentaar op zaken als politiek, religie, geweld en drugsproblematiek, zonder de kijker daarbij een eenduidige symboliek door de strot te duwen. Meer dan bij de beelden van Van Keulen, Teller en Skreber is de dreiging in Colburns werk voelbaar. En hoe vaker je het ziet, des te interessanter het wordt.

We have a winner.

Recente artikelen