metropolis m

Eerst het ene nieuwe kunstcentrum na het andere dat opent. En nu ook nog een bloeiende kunstgemeenschap. De Nederlanders worden langzaam stikjaloers op de Belgen.

Jimmy Robert, Non-scene, 2008

Jimmy Robert heet welkom in de tentoonstelling Un-Scene in het Brusselse kunstcentrum Wiels, met een performance die indrukwekkend geweest moet zijn.

Jimmy Robert, Non-scene, 2008

Ook de sporen ervan geven goed weer hoe Wiels hier bezig is een scene in te kleuren, die zich erop voorstaat geen scene te zijn. Ze waant zich zelfs un-scene, verblijvend in verborgenheid.

Is deze scene werkelijk onzichtbaar, zoals de titel Un-scene suggereert? En wordt hier door Wiels het ongeziene zichtbaar gemaakt? Of faalt Wiels in zijn poging zin te geven aan een verband dat niet is.

Uiteraard doet het kunstcentrum zijn best niks verborgen te houden. Het heeft alle belang bij een goede zichtbaarheid van de eigen kunstgemeenschap. Ook in Nederland leren de internationale kunstcentra langzaam de les dat hun voortbestaan en bloei nauw verweven zijn met het vermogen een lokale gemeenschap aan te spreken. Instellingen die ergens hoog boven de hoofden uit blijven zweven zijn tot mislukken gedoemd.

Wiels doet wat De Appel, Witte de With of BAK ook eens wat vaker zouden mogen doen: kijken naar wat speelt in het gebied waar ze gevestigd zijn. Het vorig jaar geopende nieuwe Brusselse centrum hoeft niet ongerust te zijn over het resultaat. Hier geen hemeltergend provincialisme, de Belgische kunst mag er zijn. Ze heeft er, in de termen van de tentoonstelling, alle recht toe ‘seen’ te worden.

Vincent Geyskens, diverse werken
Vincent Geyskens, Zelfportret, 2002

Geen echt grote namen in Brussel, juist veel nieuwe gezichten.

Op de eerste verdieping is er veel sculptuur en ruimtelijk werk.
Gert Robijns is opvallend ruim vertegenwoordigd met zijn typische sculptuur die moeite doet ding te lijken.

Koenraad Dedobbeleer doet even verderop precies het omgekeerde. Hij toont dingen die er alles voor over hebben als kunst te worden gezien. In een diaserie toont een papiertje zich op zijn bevalligst, volumineus en elegant.

Koen Dedobbeleer, Find The Perfect Way To Keep You Busy, 2008
Koen Dedobbeleer, Find The Perfect Way To Keep You Busy, 2008

Er is meer goede, licht raadselachtige kunst, zoals van Valérie Mannaerts.

Valerie Mannaerts, diverse werken

Haar gedateerd ogend nieuwe werk roept reminiscenties op aan kunst uit de jaren tachtig, toen theater grip kreeg op sculptuur, en de huid van het object centraal werd gesteld. Kunstig, überkunstig was het, nep en illusoir.

Als rekwisieten uit een circus liggen Mannaerts objecten in de arena van Wiels, waar ook van bovenaf op neer te zien is.

De eerste, aan sculptuur gewijde etage is het hoogtepunt van Un-scene en biedt een uiteenzetting die enige verband tussen de Belgische kunst suggereert. Op de overige etages is het echter iets harder zoeken naar werk van die kwaliteit. De schilderkunst is matig. De samenhang geleidelijk aan zoek.

Het is hier waar de titel ‘un-scene’ helder wordt, en de tentoonstelling tot het zoekplaatje maakt dat ze zo graag wil zijn. Hier wordt de tentoonstelling een opsomming van sterk gevarieerd werk dat elkaar enkel verdraagt dankzij dikke witte scheidingswanden.

Bij alle verschillen rijst de vraag: hoeveel intern onderscheid kan een tentoonstelling verdragen?

Xavier Mary, Higway Rottor, 2008
Simona Denicolai & Ivo Provoost, Informal Corporate Culture, 2008
Geert Goiris, Ice Rock, 2004

Met een stevige architectuur, aardig wat, zo blijkt. Maar die extreme variatie roept ook vragen op. Vertoeven in een samenhang zonder impliciete meerwaarde, wat is de zin daarvan? Waarom een ‘scene’ tonen, die zich liever ‘un-scene’ waant. Waarom iets zichtbaar maken, dat uiteindelijk onzichtbaar blijft, als het überhaupt al bestaat?

Naar impliciete connecties zoeken heeft weinig zin op deze bovenste etages. Alleen met zachte dwang opeengepakt, kan deze kunst tot scene worden bestempeld. Nog voor het eind van de tentoonstelling valt alles uiteen. De toeschouwer ziet het voor zijn ogen gebeuren. Het parcours dat eenduidig begon, wordt allengs chaotischer.

Gert Robijns
Gert Robijns, In Concert, 2007

Aan het eind van de rit weet je nog niet hoe het staat met de Belgische kunstscene. Wat er nu precies wel of niet is. Iedereen lijkt er dik tevreden mee.

Un-scene bewijst dat de Belgische kunst alleen als niet-groep kan bestaan, als verzameling individuen. Daar in die voortwoekerende eenzaamheid toont de Belgische kunst zich euforisch. Eindelijk bevrijd van de bekende platitudes over Belgisch surrealisme, eindelijk verlost van de verhalen over Magritte’s en Broodthaers’ erfenis. Hier in de betonnen voormalige brouwerij van Wiels kan de hedendaagse Belgische kunst ordinair zichzelf zijn, en dus grillig, divers, soms ongrijpbaar, even vaak kitscherig als elegant. En het moet gezegd, veel kunst is van onverwacht hoge kwaliteit.

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen