metropolis m

Peter Saul, The Art Lover, 1995

Het is moeilijk om niet in een onbedaarlijke giechel-bui te schieten bij een bezoek aan Exile on Main Str, de jubileumtentoonstelling van het Bonnefantenmuseum in Maastricht.

Enkele Amerikaanse krasse knarren tonen werk dat overloopt van de testosteron en een navenante hoeveelheid poep- en piesgrappen. Vrouwen tonen wellustig hun borsten en kutten, mannen steken hun pikken (of dat wat ervoor doorgaat) in elk gat dat ze tegenkomen.

HC Westermann, See America First, 1968 (6 delen)
Steve Gianakos, Untitled, 2001

In de publiciteit wordt plechtig gesproken over het taboe doorbrekende werk van een generatie Amerikaanse kunstenaars die volwassen werd in de hoogtijdagen van de pop-art, in de jaren zestig van de vorige eeuw. Bad painting avant la lettre, die niets moest hebben van de mores van de hoge cultuur, de heersende esthetische norm, de verhevenheid van de daar geldende thematiek, en liever de banaliteit van het alledaagse bestaan belichtte, de wereld van de onderbuik en van dat wat daar nog onder zit en hangt.

William Copley, Betsy (Ross), 1975

Helemaal van de straat zijn de kunstenaars uiteraard niet. De kunst mag vulgair zijn, maar ze is niet flinterdun. Het anti-intellectualisme is een pose, tegen de dominante cultuur in de kunstwereld, waaraan veelvuldig gerefereerd wordt.

Te herkennen: Duchamp, Picasso, Van Gogh, om slechts een paar van de gerenommeerde kunstenaars te noemen met wie de draak gestoken wordt.

Peter Saul, The Art Lover, 1995
Peter Saul, Vincent van Dawgh, 1985

Vooral Peter Saul loopt helemaal leeg op de kunstgeschiedenis, in schilderijen die in technisch opzicht zeer verfijnd zijn. Robert Crumb meets Francis Bacon. Niets of niemand is heilig voor hem.

De virtuositeit van Sauls werk is een reden waarom hij al jaren in grote musea en galeries exposeert. Misschien haalt hij qua bekendheid niet het niveau van de kunstenaars die hij persifleert, maar hij hoeft niet ontevreden te zijn.

De suggestie van Joost Zwagerman, genoteerd in een bij de tentoonstelling verschenen tekst, dat het museum enig risico neemt met deze selectie zogenaamd onbekende kunstenaars, is in dit licht ietwat overtrokken. Deze vermeende anti-kunst is al lang ingekapseld door het systeem waar ze zich ooit tegen afzette.

De tentoonstelling is groot. Enkele levende zeventigers krijgen de meeste ruimte (Peter Saul, Steve Gianakos, Richard Artschwager, John Tweddle, Joe Zucker), enkele inmiddels overleden gangmakers van ooit (Alfred Jensen, John Wesley, William Copley, HC Westermann) dienen als referent die de kiem van het getoonde plaatst in de jaren zestig.

John Tweddle zaaloverzicht
John Tweddle, Untitled, 1967

Exile on Main Str is onderhoudend en biedt een aantal goede kunstwerken in een context die hen past. Toch is het beeld dat het geheel oproept potsierlijk, zoals de Rolling Stones en Bruce Springsteen op leeftijd ook potsierlijk zijn in de manier waarop ze (miljonairs op leeftijd) vasthouden aan de jeugdige rebelse thema’s en looks van toen.

Hetzelfde kan gezegd worden van het museum. Na 125 jaar wil Bonnefanten kennelijk breken uit de verstikking van het artistieke establishment. Maar om echt te ‘rocken’ zal het toch iets anders moeten aanrichten dan een gedateerd rock ‘n’ roll feestje met een paar stoute zeventigers.

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen