metropolis m

Wie bij de stad Florence slechts denkt aan annunciaties, piëta’s en De geboorte van Venus van Botticelli kan nog wel eens bedrogen uitkomen. Al sinds 1905 is er de Villa Romana, een Duitse particuliere instelling, die jaarlijks de oudste Duitse kunstprijs uitreikt aan in Duitsland wonende en werkende jonge kunstenaars. Recente winnaars zijn onder anderen Olivier Foulon, Gregor Schneider en Markus Vater. Daarnaast organiseert de Villa tentoonstellingen van hedendaagse beeldende kunst en biedt atelier- en woonruimte aan kunstenaars en curatoren van diverse nationaliteiten.

Op dit moment is er de tentoonstelling Pulp Machineries van de Nederlandse kunstenaar Klaas Kloosterboer te zien. Hij maakte deze op uitnodiging van de huidige directeur van de Villa Romana, Angelika Stepken, met wie hij in 2003 al eens samenwerkte voor zijn solo in de Badischer Kunstverein in Karlsruhe.

Kloosterboer (1959) is vooral bekend door zijn schilderijen met abstracte vormen, die zeer fysiek zijn geschilderd. Nu weer is de verf op het doek gesprayd, dan weer in dikke klodders erop gegooid. Ook het geverfde doek zelf wordt vaak geperforeerd of weer tot andere vormen gevouwen. Maar de eigen beeldtaal die Kloosterboer gedurende lange tijd heeft ontwikkeld, lijkt hem nu minder te interesseren. Zijn kenmerkende manier van werken is nog wel aanwezig in deze tentoonstelling, maar lijkt zich naar de achtergrond te bewegen en voorrang te geven aan schilderijen waarin hij geen gebruik maakt van de van hem bekende technieken en aan installaties en videowerken.

De tentoonstelling strekt zich uit over drie zalen op de begane grond van de Villa Romana. Opvallend in de eerste zaal is een paars jurkje, waarin onder de rechterborst een ander stuk kleurige stof is ingezet. Het hangt wat eenzaam aan de muur, alsof het wacht tot het door iemand van de muur wordt gehaald en wordt aangetrokken voor een feestelijke gelegenheid. Naast de jurk hangt een groot formaat schilderij met dik aangebrachte olieverf waar de kunstenaar zijn vingers doorheen heeft gehaald. Het werk draagt de titel Make-up en de vrolijke lichte kleuren sluiten aan bij het feestelijke gevoel dat de jurk oproept. De enige die ontbreekt is de ander, degene die de jurk aantrekt en de make-up opbrengt. En dat is juist degene tot wie de kunstenaar zich lijkt te willen verhouden; hij lijkt de ander uit te nodigen om deel te nemen aan een onbestemd avontuur. Die ander is nodig om het geheel leven in te blazen. Ook de twee stoelen in de ruimte die met elkaar zijn verbonden door een touw met aan elke kant een zandzak lijken te zijn neergezet voor een nog onbekend spel voor twee personen.

In de volgende zaal wordt de toeschouwer geconfronteerd met de zogeheten Archieman, die iets wegheeft van de tinnen man uit de Wizard of Oz. De installatie is gebaseerd op ‘Archie, de man van staal’, een serie stripverhalen uit de jaren zestig. In de installatie van Kloosterboer is de heldhaftige man van staal echter opgetrokken uit schilderslinnen en zit hij uitgezakt en levenloos op de vloer naar een televisiescherm te staren.

Op het scherm wordt een video getoond van een houten transportkist, waar met een stuk hout ritmisch maar doelloos op wordt ingebeukt. Op de kist staan de teksten ‘keep dry, works of art, fragile’ en ‘drawings sunny side up’. Het lijkt op een onmogelijke poging tot iconoclasme. Onmogelijk, omdat de kracht waarmee op de kist wordt gebeukt niet groot genoeg is om deze open te breken en iets van de inhoud van de kist te vernielen. Aan de andere kant kan het ritmische geluid worden opgevat als een hartslag, iets dat de man van staal ontbeert, maar waar hij intens naar verlangt. Ook in deze installatie verleidt de kunstenaar ons mee te spelen in een spel wat zich beweegt tussen ‘pulp’ en ‘hoge’ kunst en tussen bezieling en zielloosheid.

In de derde zaal die uitkijkt op de tuin van de Villa Romana wordt de blik direct getrokken naar een groot formaat overall van zwartgeverfd schilderslinnen. Witte cirkels bevinden zich op plekken van knieën en ellebogen. In de video ernaast zien we eenzelfde soort overall in een kleiner formaat heftig op en neer gaan. Deze beweging wordt in gang gezet doordat de kunstenaar zich over een stalen cirkel beweegt met een paal in het midden, waaraan de overall met een draad is bevestigd. Door de bewegingen waarmee Kloosterboer zich over de cirkel beweegt lijkt hij zich op een woeste zee te bevinden en een gevecht aan te gaan met het kledingstuk en indirect met het schilderslinnen en de verf waarvan deze is gemaakt. Afwisselend lijkt hij het tot leven te willen wekken, dan wel op te willen knopen. De video vormt een ontroerend commentaar op Kloosterboer’s innerlijke drang om zijn beeldtaal en de daarmee gepaard gaande identiteit van zich af te schudden. ‘Wat ik ben valt niet samen met wat ik doe. Als kunstenaar kun je niet continu je eigen dingetje blijven doen. Je moet je kwetsbaar op durven stellen en durven spelen. Wanneer je niet kunt spelen, zet je geen daad.’

De vreugde van het spel is duidelijk aanwezig in de tentoonstelling, maar de schilderijen waarin Kloosterboer geen gebruik maakt van zijn kenmerkende technieken lijken op het eerste gezicht als een soort bijzin aan de tentoonstelling te zijn toegevoegd. Deze schilderijen bestaan uit ogenschijnlijk neutrale begrippen, zoals begin, show, figure en camouflage die gedeeltelijk worden bedekt door verf. Ze zouden door elke willekeurige kunstenaar kunnen zijn gemaakt, tonen geen individuele toets en nodigen de beschouwer niet uit tot voltooiing van het beeld. Toch is er wel degelijk iets dat ze wel doen en dat is invulling geven aan de drang van Kloosterboer om de aan hem klevende beeldtaal van zich af te schudden en daarmee ruimte te creëren voor zichzelf en de beschouwer.

De werken geven woorden aan de processen waar zowel kunstenaar als beschouwer doorheen gaan. ‘Het laatste wat ik wil is geloven in mezelf: een ander weet meer, ziet meer en voelt meer dan ik doe. Ik weet het niet beter dan anderen. Het minste wat ik kan doen is de ander serieus nemen’. Opvallend is dat Kloosterboer er voor kiest terug te keren naar de basis van het opgespannen doek, maar misschien draagt dat er mede aan bij dat juist deze werken tot de meest persoonlijke van de tentoonstelling behoren. Waarschijnlijk zijn dit de werken waarin de beschouwer de identiteit van Kloosterboer het dichtst kan benaderen en het spel een serieuze ondertoon krijgt.

  • Alexander Mayhew

Klaas Kloosterboer, Pulp Machineries, is t/m 13 juni 2010 te zien in Villa Romana

Alexander Mayhew

Recente artikelen