metropolis m

Doet de nationale identiteit – en de kunst en populaire cultuur die hieraan verbonden is – er nog toe? En zullen we ooit, of moeten we ooit, het concept ‘nationaliteit’ als categoriseringsprincipe verlaten? 10 en 11 juni vond het symposium Visual Culture & National Identity plaats in het Van Gogh Museum Amsterdam.

Aanleiding voor dit symposium vormde de onlangs verschenen publicatie Overal Vincent. De (inter)nationale identiteiten van Van Gogh (Amsterdam University Press, 2010). De anthologie gaat in op het gegeven dat Vincent van Gogh sinds zijn dood door landen en gebieden van over de hele wereld is ‘geadopteerd’ of ‘geneutraliseerd’. Is het werk van de in Brabant geboren en in Frankrijk gestorven kunstenaar Nederlands, Frans of misschien wel Japans, of Amerikaans? Welke rol speelt Van Gogh en zijn werk in deze landen? Redacteuren Rachel Esner en Margriet Schavemaker waren ook verantwoordelijk voor de conceptontwikkeling van het seminar, samen met Hendrik Folkerts, de initiator en organisator.

Mascha Roesink en Griselda Pollock. Foto: Margriet Talstra

Met Van Gogh als beginpunt ging het symposium in op het debat over nationale identiteit in relatie tot visuele cultuur. Het is een veelbesproken onderwerp de laatste jaren door de alsmaar toenemende mondialisering en als reactie hierop het teruggrijpen naar de eigen roots. Voorbeelden hiervan zijn de plannen van de politiek voor een Nationaal Historisch Museum en de hiermee samenhangende introductie van de canon van Nederland.

Nationalisme en nationale identiteit in de kunstgeschiedenis en visuele cultuur

Neil McWilliam. Foto: Margriet Talstra

Welke visuele beelden zijn van belang voor deze denkbeeldige constructies van nationale identiteiten? Neil McWilliam (professor Art & Art History aan de Duke University, North Carolina, VS) behandelde in zijn pakkende en dikwijls grappige lezing Homeland Security: Visualizing Belonging, de ‘popular and consumer art’ in de VS waar onderzoekers veelal aan voorbij gaan. Zeker kunsthistorici laten deze kunstvormen links liggen: selecties op kwalitatieve gronden zijn inherent aan de discipline kunstgeschiedenis en de meer inheemse producties worden veelal uitgesloten, aldus McWilliam. Het onderzoeken van populaire kunstvormen kan volgens hem helpen om ideeën en denkwijzen bloot te leggen, om voorbij de vaak hardnekkige vooroordelen te komen die men associeert met sentimenten van de inlandse bevolking. Hij hoopt een debat te openen over alledaagse denkbeelden over nationale identiteit in tegenstelling tot diversiteit (hybridity) en postnationalisme.

Wessel Krul. Foto: Margriet Talstra

Wessel Krul reageerde op deze lezing met zijn stuk getiteld: Belonging and Bad Art. Krul (professor moderne, cultuur- en kunstgeschiedenis aan de Universiteit Groningen) ging in op de term ‘kitsch’ die McWilliam geen enkele keer heeft laten vallen. Hij verdedigt echter niet het standpunt dat er een sterk onderscheid is of zou moeten zijn tussen goede en slechte kunst, of high en low art. Evenwel, als de kunst (als het kunst kan worden genoemd) die McWilliam naar voren haalt een enorme invloed heeft op de hedendaagse kunst en cultuur – wat Krul niet gelooft – dan moeten we de hele kunstgeschiedenis herschrijven.

Nationale identiteit in het tijdperk van globalisatie

Thomas DaCosta Kaufmann (professor in kunst en archeologie aan Princeton University en vice-president van het National Committee of the History of Art) verdedigde in zijn lezing Reflections on World Art History de mogelijkheid van het schrijven van een World Art History, al spreekt hij liever over een Global Art History. Een onderverdeling in geografische thema’s heeft hierbij niet zijn voorkeur aangezien overkoepelende vragen dan lastig beantwoord kunnen worden.

Thomas DaCosta Kaufmann. Foto: Margriet Talstra
Kitty Zijlmans. Foto: Margriet Talstra

Professor hedendaagse kunstgeschiedenis en kunsttheorie aan de Universiteit Leiden Kitty Zijlmans vertelde in haar reactie dat haar ideeën overeenkomen met die van Kaufmann. Volgens Zijlmans is National Identity en globalisatie sterk met elkaar verweven. Veel geleerden doen onderzoek naar de nationale kunst, toch kijkt geen enkel land enkel en alleen naar binnen. Ook haar conclusie luidt dat er hoop is voor World Art History.

Een interessante en nuttige vraag kwam uit het publiek van een docent van de Universiteit van Amsterdam. Zij wilde graag weten welke punten uit de World Art History belangrijk zijn voor educatie. Waar Kaufmann enigszins verzandde in een theoretisch verhaal en enkele basisvaardigheden opperde bij het kijken naar kunst, kwam Zijlmans met zeer praktische en bruikbare tips: 1. Neem naast een overzichtsboek over de ‘wereld kunstgeschiedenis’ een ander boek ter vergelijking om de constructies bloot te leggen. 2. Bespreek thema’s die wereldwijd zijn en niet slechts westers, zoals portretten. 3. Bespreek hedendaagse kunst, analyseer dit en ga in op de globale noties die erachter zitten.

Perspectieven op de notie van een nationale identiteit

Anthony Smith. Foto: Margriet Talstra
Susan Buck-Morss. Foto: Margriet Talstra

De laatste lezing van dit symposium was van historisch-socioloog en emeritus hoogleraar Nationalisme en Etniciteit aan de London School of Economics: Anthony D. Smith. Hij wordt beschouwd als een van de oprichters van het interdisciplinaire Nationalism Studies. In deze voordracht ging hij in op ideeën en gevoelens van nationale identiteit in de beeldende kunst – en in het bijzonder schilderkunst –, het gevoel van nationale verbondenheid van kunstenaars en het zogenoemde nationale karakter van de kunst. Hij vraagt zich af of kunstenaars niet slechts verbonden zijn met, maar ook gaan ‘behoren’ (belong) tot de gemeenschap waar ze zijn geboren of als hun eigen zijn gaan zien. Volgens Smith spelen thuisland, geschiedenis en nature (nog steeds) een uiterst belangrijke rol in de categorisering en de vorming van de kunstenaar.

Susan Buck-Morss merkte in de discussie op dat identificatie niet zo sterk landgebonden is, dat niet elke bevolkingsgroep zijn eigen territoriale grenzen heeft. Het zou dus verbonden moeten zijn aan de bevolking zelf. De sterke politieke en culturele verbintenis met het land is volgens haar typisch voor het christelijke Westen of West-Europa.

Volgens Smith kunnen we niet zonder de notie van nationale identiteit, volgens prinses Máxima bestaat het niet, in ieder geval niet voor dé Nederlander. De overheersende mening van het symposium was dat nationale identiteit in ieder geval niet een gefixeerde notie is, maar zeer dynamisch. Mogelijk wordt de term in de toekomst, dankzij de toenemende migratiestromen en het openen van de landsgrenzen (zoals binnen de EU), steeds minder bruikbaar. Al zullen sommigen er krampachtig aan blijven vasthouden.

– Cathelijne Dapiran

Recente artikelen