metropolis m

Tim Hetherington
Simon Norfolk

Sinds 9/11 is het crescendo gegaan met de oorlogsfotografie. Van een zieltogend genre waar zeker de grote Amerikaanse tijdschriften weinig belangstelling meer voor hadden, is het big business geworden na 2001. 9/11 betekende haar wederopstanding, met dank aan George W Bush, die bereid is geweest ten oorlog te trekken, zodat er voor de Amerikanen ook wat te rapporteren viel.

Tijdens het debat dat Gemak op 10 september organiseerde in het kader van de tentoonstelling Generation 9/11, waarin oorlogsfotograaf Teun Voeten een indrukwekkend aantal oorlogsfotografen bijeen heeft gebracht, verbaas ik me over het rotsvaste geloof in de eigen functie en positie van de fotografen. De fotograaf dicht zich allerlei edele rollen toe, in de eerste plaats die van het geweten van de wereld. Awareness brengen, dat is het grote doel.

Curator Voeten voegt er aan toe dat het uiteraard ook spannend en fijn is om met elkaar op te trekken in de crisisgebieden, maar het gaat vooral om history in the making, getuigenis afleggen van iets dat anders onopgemerkt zou blijven. De oorlogsfotograaf levert forensic evidence.

Het publiek in Den Haag bleek daar anders over te denken. Eerst was er de opmerking of iemand ze nog uit elkaar houdt, al die oorlogsfoto’s van talloze conflicten waar verslag van wordt gedaan. Vervolgens werd er de vraag gesteld of de functie van oorlogsfotograaf niet is uitgehold door de komst van de smartphone. Iedereen klikt er vrolijk op los en zet het vervolgens op internet. De professionele oorlogsfotograaf is helemaal niet meer nodig.

Uiteraard zagen de fotografen dat zelf anders. Ze zien de kiekjes van de amateurs liever als complementair aan hun eigen werk, zoals Voeten in de tentoonstelling in Den Haag ook zichtbaar maakt. Tussen het werk van de professionals, hangen foto’s van amateurs, zoals Karim Ben Khelifa die verslag doet van zelfmoordbomaanslagen in Karbala in Irak. En er is een video van Bagdad Calling te zien, het project van Geert van Kesteren met amateurfoto’s uit Irak.

De fotografen gaven tijdens het debat wel toe dat bij de oorlogen in Irak en Afghanistan lokale personen veel dichter op de gebeurtenissen zitten dan zij, als westerlingen, die op veel plekken niet eens kunnen komen.

Ook dat is terug te zien in de tentoonstelling. Waar de lokale fotografen met gevaar voor eigen leven het echte gevecht in beeld brengen, volstaan de westerlingen met esthetische beelden van de effecten achteraf. Voetens fraaie serie van beschoten portretten van Saddam mag als voorbeeld dienen. Of Marc Bijls videoregistratie van een onheilspellend New York, gefilmd in 2005. Verder zijn er veel mooi in beeld gebrachte ruïnes, die het gevoel geven dat de westerse fotograaf overal steevast te laat arriveert, na de actie, na het gevecht.

In de tentoonstelling en het debat mis ik een belangrijk inzicht dat 9/11, met zijn wereldwijde live-verslag van de aanslag, heeft gebracht: de terrorist als de nieuwe oorlogsfotograaf.

Als 9/11 iets duidelijk heeft gemaakt dan is het dat het in de moderne oorlogsvoering niet de oorlogsfotografen zijn die met gevaar voor eigen leven de momenten kiezen om verslag van te doen. Het zijn anderen die bepalen wat het spreekwoordelijke ‘juiste moment’ is om vast te leggen. De terroristen doen dat, en ook de voorlichters in dienst van het leger die de embedded fotografen rondleiden en controleren.

De fotograaf is in feite niet veel meer dan een apparaat dat de door anderen geregisseerde evenementen registreert. Soms is hij zelfs daar niet meer voor nodig en nemen automatische bewakingscamera’s de rol van ooggetuige over.

Als je het zo bekijkt betekent 9/11 niet de wederopstanding, maar het eindpunt van de oorlogsfotografie.

Generation 9/11
Gemak, Den Haag
10 september – 30 oktober

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen