metropolis m

Kröller-Müller Museum

Gespeend van iedere kennis over vorm of inhoud, zetten ‘outsiders’ hun rauwe tekeningen op papier. Beeldhouwer Joost van den Toorn toont zijn collectie van deze schizofrenen, autisten en andere buitenstaanders in het Kröller-Müller Museum.

Vijftien jaar lang schrijft hij al brieven aan zijn moeder. Het briefpapier linieert hij – met onvaste hand – tot het zwart ziet. De brieven beginnen steevast met ‘Liebe Mutti’, maar om de rest van de teksten van de autistische kunstenaar Harald Stoffers (1961) te kunnen ontrafelen, dien je er wel een vergrootglas bij te houden. Stoffers is een van de kunstenaars die deel uit maakt van de tentoonstelling Joost van den Toorn en de outsiders in het prentenkabinet van het Kröller-Müller museum. De kunstenaars hebben een ding gemeen: ze zijn buitenbeentjes van de maatschappij.

Als in een 19e eeuwse museumopstelling is de wand van boven tot onder gevuld met tekeningen en schilderijen. Op het eerste gezicht lijken het net kindertekeningen, getuige de simpele vormen en het ongecontroleerde gekras. Wanneer je echter nauwkeuriger kijkt, zijn er veel duistere elementen in de beeldtaal te ontdekken. Wolfgang Hueber (1950-2008), aan wie de tentoonstelling is opgedragen, combineert flarden van teksten met afbeeldingen van revolvers, messen, bomexplosies, skeletten en grafkisten.

Grenzeloos

Wat Joost van den Toorn zo fascineert aan deze outsiders, zijn niet zozeer de persoonlijke achtergronden, als wel de bezieling en grenzeloosheid die ze met hun beelden uitdrukken. Behalve een klein naambordje van de kunstenaar, wordt dan ook geen uitleg gegeven over het verleden van de makers. Zo tekent Otto Prinz (1906- 1980) een tafereel dat verre van onschuldig lijkt. Een keurige vrouw in jurk met hoedje staat met een grote zeis in haar handen. Op de achtergrond staan vrouwen en kinderen met smekende ogen en gevouwen handen. Is dit soms een losgeslagen moeder? Door gebrek aan informatie over de achtergrond van de maker, laat je er onwillekeurig je eigen psychoanalyse op los.

Otto Prinz (Oostenrijk 1906-1980), uit de collectie outsiderkunst van Joost van den Toorn

Het bijzondere is dat er zich ongemerkt een belangrijke kunsthistorische lijn in het Kröller-Müller openbaart. De buitenstaanders van deze tentoonstelling delen in dit museum het dak met Vincent van Gogh, die het grootste deel van zijn meesterwerken maakte toen hij was opgenomen in de psychiatrische inrichting van Saint-Rémy. En van Jean Dubuffet staat het overweldigende Jardin d’émail in de beeldentuin van het museum. Dubuffet verzamelde vanaf de jaren ’40 van de vorige eeuw werk van outsiders en bracht ze in grote overzichtstentoonstellingen samen. Met zijn pionierswerk is Dubuffet bepalend geweest in de theorievorming rondom de outsiderkunst die hij als Art Brut op de kaart zette.

Innerlijke noodzaak

Net als Dubuffet, heeft ook Van den Toorn zich in zijn eigen werk laten inspireren door de outsiderkunst. Het is vooral de intuïtieve werkwijze die Van den Toorn zo fascineert aan deze outsiders. Waar de geschoolde beeldhouwer gehinderd wordt door kunstinhoudelijke kennis en een ratio die het maakproces bekritiseerd, maken de outsiders hun kunst uit innerlijke noodzaak zonder zich over het eindresultaat te bekommeren. Naar eigen zeggen maakt Van den Toorn zijn beste werk wanneer hij net als de outsiders zijn rationele keuzes loslaat en maar ‘wat doet’.

Joost van den Toorn, Boy George

Met zijn beelden van keramiek en brons legt Van den Toorn een bepaalde gekte aan de dag. Een hond en een pinguïn waken over een grafsteen (Friends of Jesus) en een mannetje met zotte blik en een hoofd als een soepstengel, heeft de veelzeggende titel Boy George meegekregen. Maar lang niet alles is absurdistisch. Veel van zijn werk is beladen met verwijzingen naar religie, oorlog en dood. Het bronzen beeld Europa toont drie kerken die zo bevestigd zijn dat ze verwijzen naar een swastika. En een onderzeeër die wordt getorpedeerd door een zeppelin draagt de titel It’s a long way back to Germany.

De kunstenaar ‘Theo’ verwijst ook naar oorlog, zij het op geheel eigen wijze. Zijn met viltstift getekende portret van Adolf Hitler – die hij steevast Attolf Hitler noemt – toont een man met een hele rij eerste prijzen en medailles op zijn borst gespeld. De wangen van Attolf zijn rood doorlopen, de blik is manisch. Zijn kostuum is voorzien van alle kleuren van de regenboog, alsof het een vrolijke kindertekening betreft. Slecht gespelde teksten als ‘alles für deutchlant’ en ‘der furrer Attolf Hitler’ omlijsten de tekening.

In dit geval is het jammer dat je als bezoeker geen achtergrondinformatie over deze kunstenaar krijgt aangereikt. In het werk van Theo (1918-1998) speelt Hitler namelijk altijd de hoofdrol. Honderden portretten en tekeningen maakte Theo van de man onder wiens dictatuur hij gecastreerd en bijna vergast werd. Informatie die een wrange nasmaak geeft aan een op het eerste gezicht ‘grappige’ tekening.

Hoewel van den Toorn direct geïnspireerd is door de grillige beeldtaal van de outsiders, heeft zijn werk over het algemeen een gepolijste en bedachtzame uitstraling. Dit geldt vooral voor zijn bronzen beelden, wat door het materiaal automatisch een monumentale uitwerking heeft. Met zijn keramiek raakt hij al dichter bij de beleving van de outsiders. Het materiaal is brozer en het werk lijkt hierdoor ‘spontaner’ te zijn ontstaan.

Toch gaat het in deze tentoonstelling niet om het vergelijken van de kunstenaar en zijn collectie. Het is een ode aan de outsiderkunst die dankzij een gepassioneerde verzamelaar als Joost van den Toorn even in de schijnwerpers komt te staan, om vervolgens weer te verdwijnen in de marge van de kunstwereld.

Bekijk hier een uitzending van De Wereld Draait Door waarin Joost en Dick van den Toorn vertellen over hun verzameling outsiderkunst.

Recente artikelen