metropolis m

Julie Mecoli
Julie Mecoli

DEAF opent de aanval op het meest gehate begrip in de kunst van dit moment: innovatie.

Er zit wel een zekere ironie in: DEAF betrekt voor het eerst een officiële museale ruimte met zijn centrale tentoonstelling en wijdt die meteen aan The Progress Trap. Alsof de reflectieve, historisch bepaalde museale omgeving, in dit geval van Het Nieuwe Instituut in Rotterdam, ook de apologeten van nieuwe technologie tot inkeer brengt over de waanzin van de doorgaans juist in technologische kringen aangehangen ideologie van de kracht van de eeuwigdurende vernieuwing.

Waar ik, om boze reacties van de organisatie voor te zijn, direct aan toevoeg dat DEAF nooit een blinde volger van de (technologische) vernieuwing om de vernieuwing is geweest, hoeveel computer er bij de door hun gepresenteerde kunst ook aan te pas kwam. DEAF was altijd al kritisch op de technologische wereld en plaatste er ook in eerdere edities van het festival graag de mitsen en maren bij die het samenstellende team in de maanden voorafgaand aan het evenement kon bedenken.

DEAF durft. Maar DEAF durft niet alles

In The Progress Trap, de term komt van Ronald Wright in zijn bestseller A Short History of Progress, wijdt DEAF zich aan een museale relativering van een begrip dat in beleidskringen momenteel extreem bon ton is en wordt voorgesteld als de ultieme oplossing voor al onze problemen:

INNOVATIE.

Ik denk dat geen kunstenaar dit ‘i-woord’ zonder kokhalsneigingen zijn strot uit krijgt, nu het alom wordt voorgesteld als het wondermiddel van een samenleving in crisis.

Innovatie is sinds 2008 uitgegroeid tot de onvermijdelijke toetssteen van alles wat de wereld, ook de culturele wereld, voorbrengt. Wanneer iets niet innovatief is heeft het geen recht van bestaan, zo lijkt het soms wel.

Ik hoor het de minister van cultuur althans week in week uit zeggen. Zolang iedereen zich maar tot het i-geloof bekeert komt alles goed, zegt ze in elke speech. En als we dat niet doen, wacht ons hel en verdoemenis. Zij die niet innoveren zijn verstoken van elke vorm van welvaart, zonder menselijk contact, zonder goed voedsel en al helemaal zonder het nieuwste model iPhone (help!).

De hardnekkigheid waarmee het i-geloof wordt uitgedragen mag opmerkelijk heten als je tegelijkertijd om je heen de verwording van de wereld ziet als gevolg van ruim 100 jaar ongebreidelde innovatie: de uitputting van de natuurlijke hulpbronnen, de opwarming van de aarde, de groeiende economische ongelijkheid – het zijn allemaal producten van datzelfde grote i-geloof. Het massale inleveren van onze privacy is daar als meest recente technologische verworvenheid bijgekomen.

In plaats van te denken dat al dat die innovatie misschien toch niet zo slim was, dat er misschien beter nagedacht moet worden over andere modellen van leven, gooit de overheid er nog een schepje bovenop, en legt zelfs de culturele wereld, toch een wereld die de tijd graag alle kanten op leeft (zowel voor- als achteruit), een verscherpt innovatie-corvee op. Alsof er nog maar één richting is waarin het leven zich mag voltrekken.

In dit licht mag de openlijk verwoorde twijfel van DEAF, op een plek die door het ministerie van cultuur ongetwijfeld wordt gezien als het Nationale Centrum van Culturele Innovatie, Het Nieuwe Instituut (dat overigens zelf een gelukkig wat bredere taakopvatting aanhangt), gewaagd heten.

DEAF durft. Maar DEAF durft niet alles.

Voor een tentoonstelling die twijfel wil zaaien over de hedendaagse innovatiedrift, blijft ze erg dicht bij haar oude stijl: apparatenkunst. Het was voor mij wel passend geweest als er alleen schilderijen te zien waren geweest, of tekeningen gewijd aan het onderwerp. Maar in Rotterdam is de bij dit festival gebruikelijke uitstalling van knipperende, flikkerende, piepende en bewegende apparaten waar ik als bezoeker iets mee moet doen, iets in moet roepen, iets voor moet opzetten – als de apparaten het tenminste doen want bij mijn bezoek was de robotarm van dienst op koffiepauze.

Toch biedt de tentoonstelling precies wat is beloofd: de hoognodige even speels als ernstig geformuleerde kanttekening bij een zich helemaal gek innoverende wereld.

Dat doet DEAF vooral door apparaten te humaniseren, te verzachten, kwetsbaar te maken om ze zo terug te voeren naar een andere maat, een met humane trekken, of misschien kan ik beter zeggen natuurlijke trekken. Ook een stofzuiger heeft een ziel.

Er zijn voor mij drie hoogtepunten: een mooie fotoserie van Lucas Foglia gewijd aan autarkisch levende gemeenschappen in Amerika; een fraaie video van Gabriele Golder die in Conversation Piece haar moeder het communistisch manifest, en de daarin verwoordde excessen van de industrialisatie, laat uitleggen aan haar kleinkinderen; en het ironische Departure-bord van Alicia Framis, die ons eigen vluchtbehoefte – vertaald in subtropische vakantieoorden – persifleert met allerhande van utopische bestemmingen.

Verder bracht The Progress Trap mij ook een primeur: voor het eerst in mijn leven ben ik in gesprek gegaan met een flinke hoeveelheid electrische apparaten, en kreeg direct ruzie met ze.

DEAF biennale 2014
Dutch Electronic ARts Festival
V2 & Het Nieuwe Instituut Rotterdam
21 mei t/m 24 mei / tentoonstelling t/m 9 juni

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen