metropolis m

Nest in Den Haag kampt met een hardnekkige ambivalente heimwee in Happy Like Yesterday. 

In het essay It never was golden van Alan Jay Levinovitz reflecteert de filosoof over de prijs van nostalgie in een tijdgewricht waar iedereen verlangt naar vroeger. Je hoort het in populistische leuzen (Make America great again!) en in de geïdealiseerde beeldvorming van ons verleden dat door nationalistische politici wordt gepropageerd. De tijd van weleer waar het gras fel groen kleurde, je de voordeur niet op slot hoefde te doen en er geen vreemdeling te bekennen was.

Tegenover deze collectieve nostalgie die gevoed wordt door een groeiende onzekerheid over onze toekomst is er een persoonlijker soort heimwee naar het verleden, waar Levinovitz over schrijft. Het is dat andere intiemere continent waar de media, bedrijven en marketeers nu op inspelen. De nostalgie voor het authentieke, het echte en het tastbare in een tijd van het vluchtige, virtuele en digitale. Geen ipod vol mp3’tjes, maar dan liever een goed gevulde platenkast met vinylpersingen!

Deze persoonlijke hang naar het verleden vormt grotendeels de basis voor Happy like yesterday. Een expositie die zich niet zozeer richt op de collectieve vlucht naar het verleden, maar eerder gaat over individuele regressieve strategieën die door de kunstenaars worden geanalyseerd en in beeld gebracht.

De nostalgische liefde voor oudere mediadragers komt terug in het indrukwekkende Video Palace #38 – The revolutionary potential of the outmoded (Storage I) van Joep van Liefland. In feite niets meer of minder dan een grote kast gevuld met oude videobanden, apparatuur, videorecorders en memorabilia zorgvuldig opgebouwd in de expositieruimte. Het is als een portret van een obsessie waar verzamelen het punt heeft bereikt dat objecten een leven overweldigen. Een mooi detail zijn de oude hoezen voor vhs-banden die de vorm hebben van boekkaften. Een ‘nieuw’ medium dat destijds in het jasje van een ouder en meer gerespecteerd medium werd verstopt. Een contrast met de felle kleuren van de kartonnen hoesjes waarin videobanden verkocht werden en die ook in de kast staan.

De video-obsessie is een vreemde nostalgische fetisj. Het is in feite een verlangen naar een inferieur product als je het vergelijkt met kwaliteit en het gemak van dvd’s en blu-ray’s . Voor Van Liefland bood video ondanks de tekortkomingen een werkbaar alternatief. Hij had een videotheek in Berlijn waar hij zijn op video opgenomen creaties uitleende. Als medium dat nu door grote bedrijven is onteigend (de productie van videorecorders werd recentelijk definitief stopgezet), biedt het een nieuw potentieel voor gepassioneerde gebruikers en verzamelaars.  

Het werk van Roman Štětina en Ingmar König zou je marxistisch van toon kunnen noemen. Beide kunstenaars kijken naar de veranderende rol en betekenis van productiemiddelen en arbeid. Centraal daarin staat het idee dat werk vroeger betekenis gaf aan je bestaan. Door ingrijpende industriële en technologisch ontwikkelingen is die zingeving veranderd in vervreemding.

Bij König uit zich dat in de spanning tussen objecten en films in zijn installatie Nostalgia. Fitness-benches waarvan de zittingen verschillende kleuren hebben worden vergezeld met een scherm waar je beelden ziet van oude hoogovens. Ooit de industriële trots van een regio, maar door globalisering en de vrije markt nu verworden tot ruïne, nu de werkzaamheden zijn uitbesteed aan lagelonenlanden. Fysieke arbeid wordt in de rijke landen alleen nog in de sportschool gedaan, als een manier om de verloren zingeving van arbeid te compenseren.

Voor Štětina is het verdwijnen van oud vakmanschap de rode draad van de films Souvenir en Tongue Twister en een bijbehorende sculptuur. Een film laat een cameraman gespecialiseerd in het gebruik van de steadicam zijn werk uitoefenen als een soort ritueel. Hij is inmiddels al overbodig geworden door nieuwe en preciezere filmapparatuur. De andere film toont een geluidseditor die nog met geluidsbanden in de weer is op een ouderwetse montagetafel.

Het popculturele toe-eigeningen van nostalgie zie je in Harold de Bree’s sculpturale Recognizer. Onlangs is er in de cinema en op tv (en in het Van Abbemuseum en Metropolis M) weer volop ruimte voor de jaren tachtig. Zie bijvoorbeeld het succes van de bovennatuurlijke tv-serie Stranger Things die een agglomeraat gebruikt van geliefde eighties stijlen en clichés. De Bree’s zwevende object heeft ook een link met de sciencefiction van dat decennium. Zonder die voorkennis zou je de vorm haast als classicistisch kunnen zien. Een soort façade van een tempel, maar dan iets strakker in rood en zwart. Het object is een recognizer en een kwade virtuele entiteit uit de film Tron uit 1982. Een door de Walt Disney studio geproduceerde sci-fi film die bekend zou staan om het toen revolutionaire gebruik van computeranimaties. Destijds een flop, maar gaandeweg een culthit die zelfs de sequel-behandeling kreeg in 2010. In het werk zit een loop tussen nostalgie en de toekomst. Een futuristische film die al dertig jaar oud is en waar met weemoed naar terug wordt gekeken. De toekomst van gisteren was verleidelijker dan de toekomst van nu.

Nostalgie op zijn meest solipsistisch en ondoorgrondelijk vind je terug in de werken van Yves Scherer die voor deze tentoonstelling een alter ego aannam: het personage Lian Li, een internetnerd die wordt belichaamd in een bomberjack die is samengesmolten met een oude computerkast. Scherer trakteert ons verder op een mysterieus memento van een sensuele ervaring met Sirens (Chain) en de video Almost 20 min. of cigarette fun, most of them are dark-haired. Nostalgie blijft hier op afstand en wordt niet erg invoelbaar.

Voor een tentoonstelling over een gevoel is er überhaupt weinig emotie te bekennen. Maar dat is misschien niet eens zo verkeerd. Levinovitz oppert in zijn stuk dat een  gevaar van nostalgie is dat het mensen blind maakt voor de problemen in het hier en nu. Het wordt door psychologen daarom in zijn meest extreme vorm wel eens gezien als een pathologische aandoening. De nuchtere, soms wat kritische blik die uit de werken op de tentoonstelling spreekt, maakt dat Happy like yesterday, ondanks een titel die de ambivalente heimwee naar ‘betere’ tijden predikt, toch vooral over het heden gaat.

Happy Like Yesterday, Nest, Den Haag, t/m 30 oktober

George Vermij

is criticus en journalist

Recente artikelen