metropolis m

Het gaat in de kunst niet om wie maar om wat. (En hoe vaak is dat niet andersom?)

Wellicht het beste werk op de tentoonstelling staat in onhandig gefiguurzaagde, sierstaandertjes van gefineerd vurenhout op de vloer. Het is nog geen zeventig centimeter hoog en nog geen meter breed. Het is een fotoprint op een canvasachtig materiaal, dat echter bijna kunststofachtig oogt door de witte gronding, en dat op een aluminiumframe is opgespannen. De voorzijde toont een foto van een opslagruimte die doet denken aan een atelieropslag met ingepakt en ingelijst tweedimensionaal werk, en kokers om werk op papier in te kunnen transporteren of versturen. De sterke dieptewerking van de foto, met z’n perspectivische vertekening, afsnijdingen en schaduwwerking die objecten plasticiteit geven, wordt op sommige plaatsen teniet gedaan door opgestikt zwart en bruin fluweel. Hierdoor ontstaat een boeiende ambiguïteit. Het vlakke, het kunstmatige van de stiksels en het documentaire, realisme van de foto strijden om voorrang. Beter gezegd: het platte doorbreekt en verstoort de illusie van ruimte. Het zegt: Kijk maar, dit is een plat vlak en geen raam op een opbergkast in een atelier.

Het fotocanvas is als ruimtelijk object opgesteld, en de achterzijde blijkt ook bedrukt te zijn. Tussen het frame en de daarop geniete randen van het canvas door zien we een foto van een stuk wit plastic of dun papier, dat beschilderd is met gekleurde puntjes. Het hangt slordig aan een wand, deels losgetrokken, in plooien. Een deel hangt dubbel, en de achterzijde van het materiaal lijkt ook te zijn beschilderd met gekleurde punten. Dit schijnt erdoorheen. Maar ook de voorzijde van het werk dat we hier bekijken ‘schijnt’ door in de achterzijde. Want daar waar voorop het fluweel is opgestikt of genaaid, zien we hier aan de achterkant de afhechtingen en het garen zitten.

Een werk met een voor- en een achterkant. Het vraagt om beweging van de toeschouwer: fysiek en mentaal. Je neemt twee posities in, afwisselend, en probeert die beide kanten met elkaar te verbinden. Er zijn overeenkomsten: beide foto’s zijn gemaakt in een atelier. Maar het is niet per se hetzelfde atelier. De voorzijde toont ingepakt werk, de achterzijde toont werk dat deels zichtbaar is, en draagt sporen van de voorzijde. Andersom is dat niet het geval.

De titel van het werk is: ontcijfer de geest van de kunstenaar… (atelier KD). Nou… Ga er maar aan staan. En over welke kunstenaar gaat het eigenlijk? De geest van Strik, of die van KD? Het is een opdracht die natuurlijk onmogelijk is te vervullen, maar die je wel een denkrichting uitwijst. Samen met de titel van de tentoonstelling, het herdefiniëren van echtheid, en de in de werken gebruikte foto’s van delen van het atelier, wijzen de werken in deze tentoonstelling op de werkelijkheid van kunstenaars. Zowel die van Strik als die van de kunstenaars van wie hij foto’s gebruikt van hun ateliers. Er zijn nog twee werken die ruimtelijk staan opgesteld, en er hangen nog eens tien doeken aan de muren. En er zijn ook nog eens vijf extra werken in het kantoortje of ze staan in de opslag. Allemaal gemaakt volgens hetzelfde procedé en met dezelfde titel, afgezien van de initialen.

Hoe dubbelzinnig de vaststelling is, dat de werken wijzen op de werkelijkheid van kunstenaars, blijkt als je bedenkt dat we noch de kunstenaars zelf hier zien, of de werkelijkheid van hun ateliers. We zien foto’s die uitsneden maken van ateliers, soms van zelfs niet meer dan een detail, een enkele keer misschien van een werk in een atelier, of van een afbeelding die daar werd aangetroffen. En deze foto’s zijn niet alleen maar documentair, ondanks het toevallige karakter van hun composities (geen mooidoenerij of afgewogen, smaakvolle composities), want Strik heeft ze bewerkt met garen en textiel. De snel gemaakte snapshots zijn bewerkt, en daar zijn heel wat uurtjes zorgvuldig handwerk in gegaan. Handwerk dat het momentane, documentaire karakter van de foto’s overstijgt. Niet de kunstenaars zijn hier echt, en ook niet hun ateliers, maar alleen het werk van Strik dat hier hangt en staat.

Strik maakt met dit werk duidelijk dat alleen het kunstwerk zelf echt is, en niet dat wat de kijker misschien denkt te weten of erin denkt te zien van de geest van de maker ervan. De enige echtheid die we hebben is het autonome kunstwerk. Van de kunstenaars van wie hij foto’s van hun ateliers gebruikte, soms zelf gemaakt en soms gevonden, geeft Strik alleen de initialen in de titels. Dus het is vooral gissen, ik herkende zelf alleen Bas Jan Ader en Willem de Kooning, maar er schijnen ook minder bekende kunstenaars tussen te zitten. Hiermee is de persoon van de kunstenaar onbelangrijk geworden. Wie het is maakt niet uit voor het werk. Wellicht mogen we dit gegeven meteen oppakken als een kritische noot naar de kunstwereld, en daarbinnen vooral de kunstmarkt: het gaat in de kunst niet om wie maar om wat. (En hoe vaak is dat niet andersom?)

Maar ook dit begrip van het werk is dubbelzinnig. Want de echtheid van het werk staat wel in een betekenisvolle relatie tot de maker en de kunstenaars van wie iets van hun ateliers werd gefotografeerd. Natuurlijk maakt het uit voor de echtheid, de feitelijkheid, van het werk uit wiens atelier iets werd gefotografeerd doordat deze kunstenaar zijn of haar stempel drukte op diens eigen werkplek (en wellicht andersom). Daarmee kunnen we niet zozeer de geest van deze kunstenaar ontcijferen, maar wel zien wat Strik van betekenis vond in de werkplek van deze collega. Waar de voorzijden wijzen op de ander, lijken de achterzijden te wijzen op Strik zelf: dit werk ontstond door zijn kijk op zijn collega en wat hij vervolgens daarbij zocht. Dat op zichzelf is al een dialoog waar de echtheid van het werk het resultaat van is. Dat werk waar wij als kijkers vervolgens de dialoog mee aangaan.

De echtheid van het kunstwerk is een echtheid die voortkomt uit een aandachtige dialoog tussen de maker en zijn onderwerp en deze dialoog is de oorsprong van de dialoog tussen de maker en het werk. De precisie en de uitvoerigheid van de stiksels getuigen daarvan, samen met de keuzes van afbeeldingen en objecten aan de achterzijden. De echtheid van het werk vindt ook zijn bestemming in een aandachtige dialoog. Namelijk die tussen het werk en degene die het werk ervaart. Maar steeds opnieuw is het de echtheid van het werk zelf waar Strik naar terugkeert en waarin hij ons ondubbelzinnig wijst op wat ‘echt’ is. Zo herdefinieerd hij echtheid.

Alle foto’s Gert Jan van Rooij, courtesy galerie Fons Welters, Amsterdam

t/m 7.1.2017

Ton Kruse

is beeldend kunstenaar

Recente artikelen