metropolis m

Lilian Kreutzberger

Bij binnenkomst in de Van Eyck, kom je eerst de tentoonstelling When Attitudes Become Multiform tegen, samengesteld door Van Eyck deelnemer Tim Hollander. Met de titel van zijn groepstentoonstelling turned installatie geeft Hollander een knipoog naar de iconische tentoonstelling When Attitudes Become Form (Kunsthalle Bern 1969), maar de gekozen titel verwijst ook naar hoe de Van Eyck zichzelf tegenwoordig noemt: een multiform institute for fine art, design and reflection. De Van Eyck is er niet alleen voor kunstenaars – ook dichters, schrijvers, (grafisch) vormgevers, architecten, curatoren en critici vinden er hun plek. Dit resulteert in een pluriforme waaier van artistieke benaderingswijzen en resulterend werk.

In de groepstentoonstelling, waar werk wordt getoond van Koenraad Dedobbeleer, Frank Koolen, Lilian Kreutzberger, Radna Rumping, Pieter van der Schaaf, Ola Vasiljeva, Lina Viste-Gronli en Hollander zelf, wordt het artistieke vooronderzoek op gelijke voet met de daadwerkelijke kunstwerken getoond. De scheidslijn tussen beide lijkt niet langer belangrijk. Opvallend zijn de vele boeken en flesjes en glazen met drank – er staat ergens een glas rode wijn op een stapeltje boeken en elders een glas melk, alsof het creatieve proces niet zonder kan, van ’s morgens vroeg (melk) tot ’s avonds laat (wijn). Er liggen stapels boeken, naast elkaar op de plank, op stapeltjes ergens tegenaan, of ze zitten vastgemetseld tussen kleine muurtjes, als literaire bouwstenen. De (openings)tentoonstelling bevestigt hiermee het beeld van de Van Eyck als een sterk theoretisch georiënteerde instelling. Maar, tot mijn verbazing – en plezier – blijken de Open Studios dit jaar vol met materiaal- en vormonderzoek te zitten.

Vooral op het gebied van sculptuur tonen de residenten veel experiment en een voorliefde voor materialiteit (er zijn dit jaar nagenoeg geen schilders). Fabio Roncato toont in zijn atelierruimte sculpturen van gesmolten was, die hun bijzondere vorm ontlenen aan water dat er doorheen stroomde en een afdruk achterliet. De werken zijn fragiel, maar tegelijkertijd vol leven. Dimitris Rentoumis, die aan de Van Eyck zijn praktijk (die vooral was gestoeld op tekenen en bewegend beeld) verbreedde met sculptuur, presenteert een wit landschap van gips en klei, een poëtische puinhoop, waarbij het onduidelijk blijft of er wordt opgebouwd of afgebroken. Lilian Kreutzberger – die met stip de mooiste atelierruimte tot haar beschikking heeft – presenteert een rijk onderzoek naar materialiteit en oppervlakte. In haar werk speculeert ze over een toekomstige wereld, die steeds meer overheerst wordt door het digitale en waar volume, vorm en materialiteit plaats moeten maken voor een toegenomen eendimensionale omgeving (en de tweedimensionaliteit van het scherm). Hoewel de wereld die Kreutzberger verbeeldt evenzeer best plat is, toont deze zich rijk aan detail en wordt er in het oppervlak veel geëxperimenteerd. Haar buurvrouw, Raewyn Martyn, werkt met slechts één materiaal, plantaardige cellulose, dat zich in verschillende vormen manifesteert: vloeibaar in een fles, als opgedroogde plas op de grond en als teer hangende sculpturen vanaf de muren en het plafond. Het doet denken aan het plastische werk van Eva Hesse uit de jaren zestig. Ook Julie van de Vaarts werk getuigd van een interesse in materialiteit. Zij experimenteerde in de doka, waar ze foto’s handmatig bewerkte met chemicaliën. Ze creëerde een serie mysterieuze fotografische prints, getiteld Beyond Time, waarin weke naakte menselijke lichamen lijken op te lossen in de kosmos.

Opvallend is dat vooral de (grafisch) ontwerpers meer sociaal-politiek geladen werk presenteren. De presentaties van collectief Fazed Grunion, Iván Martínez López en Sulsolsal (Hannes Bernard en Guido Giglio) zijn noemenswaardig. Iván Martínez López presenteert onder andere verschillende zelfgemaakte kranten, waar het nieuws telkens net even anders wordt gepresenteerd. Het werk schippert tussen feit en fictie, nieuws en leugens, onderzoek en associaties en als bezoeker probeer je wijs te worden uit het geheel aan ‘bewijs’ dat López ter tafel brengt.

Hoogtepunten zijn de presentaties van Grace Schwindt, Orr Menirom, Santiago F Mosteyrín en de kitsch-guru-wunderkammer van Simon Wald Lasowski, wiens oog voor banale schoonheid eruit knalt en wiens presentatie fantastisch, maar tegelijkertijd ook wat ongemakkelijk aanvoelt. Grace Schwindt presenteert verschillende sculpturen die bestaan uit zowel fragiele, zachte materialen zoals was en kaasdoek, als harde materialen zoals hout en staal. In de tentoonstellingsgids, geschreven door Merel Bem, lees ik dat het werk tot stand kwam tijdens een onderzoek naar de olie-industrie en de verwoestende invloed ervan op vogels. Schwindts sculpturen tonen ons breekbaarheid en de dubbelzinnige schoonheid die hierin besloten ligt. Geestig en goed gedaan is het werk van Orr Menirom, met de geweldige titel Clinton and Sanders Looking at the World and Naming Things for the First Time. Ze gebruikt verknipte speeches en verbindt woorden en zinnen van Clinton en Sanders met verrassend beeldmateriaal, zoals filmopnamen van diverse dieren. Het werk maakt op deze manier nieuwe associaties, werkt soms vervreemdend, maar is vooral erg grappig. Santiago F Mosteyrín presenteert enkele textielwerken en een sculptuur van billen, die losjes gerelateerd worden aan de sculpturale, ambachtelijke dimensie van bondage, maar hun oorsprong vinden in een gevonden foto waarop het halfvergane lichaam van George Mallory te zien is, een bergbeklimmer die in 1924 omkwam op de Mount Everest.

Naast aandacht voor materialiteit zijn er dit jaar verschillende andere interesses aanwezig onder de residenten. Er is veel aandacht voor het sociale en het gemeenschappelijke, voor nieuwe vormen van samenzijn en samenkomen en vragen omtrent collectiviteit. Grafisch ontwerperscollectief Fazed Grunion presenteert een gewoven tapijt dat een beeld geeft van hun collectieve manier van werken en de vraagstukken die daarbij komen kijken, zoals: hoe werken we samen, wanneer we ons in verschillende tijdzones bevinden? Alessandra Covini (Studio Ossidiana) presenteert samen met Francesco Apostoli en Manfredi Villarosa een intieme, bed-achtige ontmoetingsplek, waar de rituelen van het bed onderzocht worden en plaats maken voor een creatieve werkplaats. Dit is overigens niet het enige werk waar de bezoeker wordt gevraagd om onderuit te zakken, om te gaan liggen – ‘to bed down’, om professor Pamela M. Lee te quoten, die recent nog deze ontwikkeling besprak in haar lezing ‘Lying in the Gallery’, tijdens een symposium bij het Stedelijk Museum te Amsterdam (zie: Lose Yourself ). Ook bij het werk van resident Ju Hyun Lee, wordt de bezoeker gevraagd om te gaan liggen, ‘to go horizontal’. Voor het project Cut & Care verdiepte Ju Hyen Lee zich samen met kunstenaar Ludovic Burel in de ontwikkeling waarin werk, als gevolg van de groeiende technologische mogelijkheden (laptoppen, telefoons, tablets), steeds ‘horizontaler’ wordt. In haar studio presenteert Ju Hyun Lee een groene, ‘immersieve’ omgeving voor deze nieuwe ‘horizontale’ werker.

[figure Eyck24,Eyck26,Eyck27,Eyck28,Eyck29,Eyck30] 

Door plaats te nemen in bovenstaande installaties word je als bezoeker deel van het werk. Deze uitnodiging om deel te nemen, om te participeren, is volop aanwezig tijdens de Open Studios van dit jaar en kan gezien worden als een derde tendens. Zo zijn er verschillende een op een performances en performances voor kleine groepjes, die plaats vinden achter gesloten deuren. Ook zijn er studio’s met instructies (en vrijheden) op de deur, zoals bij de presentatie van Marco Balesteros. Bij het project van Meri Linna, getiteld Pillow Talk, (waar ook een bed staat) kun je als bezoeker meeschrijven aan het script van de uiteindelijke performance. Soms word je ook ongevraagd deel van een werk, zoals bij de presentaties van Jungsheng Zhou of Daan Gielis, waar je bij het betreden van de studio’s gefotografeerd, dan wel gefilmd wordt, en zodoende deel wordt van het werk.

Er is ook aandacht voor diepgravend onderzoek, zoals bij Katrin Kamrau en Matthew C. Wilson. Maar de vierde grote tendens ligt in een andere hoek besloten, namelijk in de interesse voor natuuronderzoek, ecologische vraagstukken en landschapskwesties. Tijdens een rondgang door de studio’s zie ik veel natuur; planten, takjes (Maria Pääkönen), stenen (Kristina Benjocki) en zelfs een klein irrigatiesysteem (Daan Gielis) en blijken veel kunstenaars zich bezig te houden met ecologische vraagstukken en natuur (o.a. Jessica Segall, bovengenoemde en Fabio Roncato). De academie heeft deze interesses goed voelen aankomen en speelt hier tijdens de Open Studios op in met de opening en presentatie van een nieuw laboratorium, het Jac. P. Thijsse Lab, genoemd naar de befaamde Maastrichtse ecoloog Jac. P. Thijsse – dat zich uitsluitend richt op natuuronderzoek. Op de website van de Van Eyck lees ik: Het Jac. P Thijsse Lab is ‘een modulerend expertisecentrum dat kunstenaars in de gelegenheid stelt hun werk in relatie tot de natuur te verdiepen, actief onderzoek te doen en zich te verhouden tot het landschap in relatie tot ecologische en urbane vraagstukken’. Het nieuwe lab bestaat uit een mooie, houten kas in de moestuin van de academie en een kleine projectruimte die er vlakbij ligt.

[figure Eyck31,Eyck32,Eyck33,Eyck35,Eyck36,Eyck37] 

Tijdens de Open Studios opent het Jac. P. Thijsse Lab met werk van resident Fabio Roncato (die voor dit project samenwerkte met kunstenaar Ryts Monet) en gastkunstenaar Marcus Coates. Roncato, wiens sculpturen al boven genoemd zijn, levert ook hier sterk werk af. In de kas toont hij mystieke blauwe bakstenen (geïmpregneerd met vloeibaar blauw pigment) en een gegalvaniseerde meteoriet die er sprankelend tegen af steekt. Met hun installatie, nodigen Roncato en Monet ons uit om te reflecteren op het onbekende, het magische, waar de natuur en wereld zelf bol van staan. Met de opening van het lab, dat vanaf deze maand, vol in werking zal zijn, richt de Van Eyck zich nadrukkelijk op de toekomst en op het huidige en toekomstige experiment. Ik ben benieuwd wat ik volgend jaar allemaal zal aantreffen, want het is duidelijk, voor spannend experiment ben je bij de Van Eyck aan het juiste adres. 

Vanavond, vrijdag 10 maart, is de feestelijke opening van de Open Studios van 17:00 – 19:00. Zaterdag 11 maart is de Jan van Eyck te bezoeken vanaf 10:00 – 17:00. 

Debbie Broekers

is kunstcriticus en kunsthistoricus

Recente artikelen