metropolis m

Een samenwerking tussen Museum Catharijneconvent en het Centraal Museum in Utrecht, ter gelegenheid van het 550 (!)jarige bestaan van de eerste, loopt uit in een ontmoeting tussen hedendaagse kunst en historische religieuze objecten. En dat werkt. Niet vaak word je je zo bewust van museale framing en de verdiepende werking daarvan.

Zodra je afdaalt naar de eerste zaal van het Catharijneconvent in Utrecht, weerklinkt een ritmische gitaar en de zware stem van Johnny Cash tussen de minutieus versierde gebedenboeken, Christusbeelden en schilderijen van heiligen. Hij zingt het nummer ‘Your own personal Jesus’ (origineel van Depeche Mode), dat een verrassend hedendaags element vormt te midden van objecten die de lange historie ademen van eeuwen Christendom. Het nummer zet bovendien de toon voor de nieuwste tentoonstelling Shelter, het resultaat van een succesvolle samenwerking tussen het Catharijneconvent en het nabijgelegen Centraal Museum.

Shelter werd samengesteld door Bart Rutten, artistiek directeur van het Centraal Museum, ter gelegenheid van het 550-jarig bestaan van het monumentale kloostergebouw dat nu het Catharijneconvent is. Het voormalige klooster was eeuwenlang een toevluchtsoord voor hulpbehoevenden in de stad Utrecht, maar biedt nu onderdak aan een uitgebreide verzameling christelijk erfgoed. Tijdens Shelter vind je er ook hedendaagse kunst: tussen de vaste collectie van het Catharijneconvent plaatste Rutten hedendaags kunstwerken uit de collectie van het Centraal Museum. Daarnaast presenteert hij in en rondom de tentoonstellingszalen op de bovenste verdieping een selectie hedendaagse kunst, voornamelijk bestaand uit bruiklenen, die kan worden gezien als een denkbeeldige collectie hedendaagse religieuze kunst.

The Altar - Damien Hirst

De ingrepen die Rutten doet in de vaste collectie zijn het sterkst als hedendaagse varianten op historische werken. Zo vormt Damien Hirsts The Altar (2005) uit de collectie van het Centraal Museum een boeiende gesprekspartner voor het zeventiende-eeuwse altaarstuk De vier kerkvaders van Abraham Bloemaert. Hirst versierde het kruis op zijn altaar met tientallen kleine gekleurde pillen: een hedendaagse vorm van verlichting en verlossing. Geslaagd is ook de jurk van modeontwerper Jan Taminiau in de fonkelende schatkamer van het museum, gemaakt uit eenzelfde rijkelijk versierde stof als de historische kazuifels die werden gedragen door priesters en bisschoppen. Het vrouwelijk silhouet is een opvallende verschijning, maar door de keuze in materiaal hier tegelijkertijd zo vanzelfsprekend dat je haast zou vergeten dat vrouwen eeuwenlang een achtergestelde positie hadden binnen de kerk.

Soms is de aandacht voor vorm echter al te letterlijk, zoals wanneer een minimalistisch wit geribbeld werk van Ad Dekkers wordt gecombineerd met de stijve molenkragen in zeventiende-eeuwse protestantse portretten. De schoolse tekstbordjes die de werken begeleiden helpen daar ook niet erg bij. Uitdagender zijn de meer uitgesproken contrasten die ontstaan wanneer Nola Hattermans Piéta (1949) met een zwarte Jezus tussen de schilderijen van Rembrandts tijdgenoten wordt geplaatst. Of wanneer als overgang naar het vervolg van de tentoonstelling het schilderij Vignette (2003) van Kerry James Marshall, in bruikleen van de Defares collectie, plots opduikt aan het einde van een gang. Marshall verbeeldt hierop een zwarte Adam en Eva tijdens de vlucht uit het paradijs. Op deze momenten toont Shelter op krachtige wijze de rol van kunst en musea in het vormgeven en veranderen van onze overtuigingen.

Die verschuiving van perspectief komt op meer indirecte wijze tot uiting in het gedeelte van de tentoonstelling waar Rutten zijn denkbeeldige collectie bij elkaar bracht. In een onopvallende hoek bevindt zich We the people (2011-2014) van Danh Vo, een groot abstract gevormd stuk koper, dat een brokstuk lijkt van een nietsontziende beeldenstorm. Het blijkt een van de tweehonderdvijftig stukken die samen een één op één replica vormen van het vrijheidsbeeld in New York: het afgodsbeeld van de Amerikaanse droom. De verschillende delen zijn over de hele wereld verspreid en iedere koperen plaat is net als het originele beeld slechts enkele millimeters dik. Daarmee ontstaat een bijzonder contrast tussen de fragiliteit van het fysieke materiaal en de idealen die de vorm representeert.

Eenzelfde soort kwetsbaarheid wordt ook even verderop voelbaar, in de historische kloostergang. Daar staan enkele exemplaren van Sarah van Sonsbeeks Anti drone tent (2013): eenvoudige tentjes gemaakt van de goudkleurige reddingsdekens die de afgelopen jaren veel in nieuwsberichten over bootvluchtelingen te zien waren. Het betoverende goudkleurige schijnsel dat hier vanaf de flinterdunne tentjes weerkaatst op de vloer en de muren doet denken aan de pracht en praal van de gouden kruizen en monstransen die elders in het kloostergebouw te bewonderen zijn. De plaatsing binnen de historische context van het Catharijneconvent leent het werk zo waardevolle verdieping.

Sarah van Sonsbeek - Anti Drone tenten. Foto: Mike Bink

Dat daar niet altijd ingewikkelde beeldtaal voor nodig is bewijst tot slot Duane Hanson met zijn levensechte Derelict woman (1973), uit de collectie van het Centraal Museum en nu geplaatst in een zaal vol Middeleeuwse beelden en altaarstukken. Onderuitgezakt hangt ze tegen de muur, kleding slordig om haar lichaam, vieze vegen op haar huid en een roes van alcohol op het gezicht. Haar aanblik roept zowel afschuw als mededogen op. Boven haar hangt een groot houten kruisbeeld en het is deze combinatie van oud en nieuw die een van de meest memorabele momenten in Shelter vormt. Hier wordt het goddelijke menselijk en expliciet gemaakt wat in andere werken al voorzichtig aanwezig was: het besef dat we uiteindelijk, in welke vorm dan ook, wellicht allemaal een ‘personal Jesus’ nodig hebben: ‘Someone to hear your prayers, someone who cares. Reach out and touch faith’.

Shelter. A contemporary intervention, Museum Catharijneconvent, Utrecht, t/m 09.09.2018

Merle Smeets

is cultuurwetenschapper en kunsthistoricus

Recente artikelen