metropolis m

Zelfs de beste graffiti leunt op het verrassingseffect: je loopt ergens en wordt opeens overvallen door een afbeelding. Het exposeren van street art is mede daarom een hachelijke onderneming. Wie de overstap naar een expositieruimte wil maken, kan niet gewoon blijven doen wat hij al deed, maar dan met een lijst eromheen. Kijk maar naar Banksy: buiten op de muur is zijn beeldtaal intuïtief en prikkelend, binnen aan de muur is het eendimensionaal en zelfs ronduit drammerig.

In 2016 organiseerde het Amsterdam Museum een grote graffiti-expositie, eenvoudigweg Graffiti genaamd, in een nagebouwde stedelijke omgeving, inclusief treinwagons. Het moet gezegd worden, die aankleding is me uiteindelijk beter bijgebleven dan de meeste van de werken zelf. Boris Tellegen (1968) was een van de uitzonderingen. Hij werd tegen het einde van de tentoonstelling opgevoerd, als voorbeeld van een kunstenaar die zich verder is blijven ontwikkelen na zijn street art-periode. Te zien was prikkelende, abstracte kunst die duidelijk haar wortels had in Tellegens straatachtergrond, specifiek de manier waarop hij de letters van zijn graffitinaam Delta als een soort ruimtelijke figuur spoot.

Tellegens werk is het eerste dat je tegenkomt tijdens de Concordia expositie Annex: een aantal tekeningen, en verschillende assemblages en sculpturen. De ruimtelijke kunstwerken zijn het sterkst. Tellegens letterexperimenten zijn maquettes geworden van een soort toekomststad, à la Constants New Babylon. Een paar tabletschermen die bespoten treinen tonen herinneren aan de herkomst van deze vormentaal, die niet langer de stad als decor neemt, maar zelf een stad is gaan vormen. Tellegen gaat zo nog een paar overtuigende stappen verder dan destijds in het Amsterdam Museum.

[blockquote]Tellegens letterexperimenten zijn maquettes geworden van een soort toekomststad, à la Constants New Babylon

Boris Tellegen


De groepsexpositie Annex toont naast het werk van Tellegen ook dat van Jeroen Erosie en de Zweedse kunstenaar Akay. Hun grootste gemene deler is dat ze ooit begonnen met graffiti, maar dat ze zich daarnaast grotendeels in een andere richting hebben ontwikkeld – expositieruimtekunst, als het ware. Wat opvalt is dat het werk, eenmaal gemaakt voor deze omgeving, ook sterker doet denken aan stromingen en ontwikkelingen die een stevige(re) plaats in de ‘officiële’ kunstgeschiedenis hebben: Constant en nul (Tellegen), abstracte kunst en popart (Erosie) en performancekunst en nouveau realisme (Akay). Het zijn gebieden die weliswaar relatief dicht bij de bron liggen, maar het werk krijgt zo een gelaagdheid die verder gaat dan de toevallige ontmoeting.

De werken van Erosie zien eruit alsof hij graffitiletters steeds verder is gaan abstraheren, tot er Jean Arp-achtige vormen overblijven, met een popartknipoog

Boris Tellegen

Jeroen Erosie

Van deze drie is Jeroen Erosie (1976) degene wiens graffitiachtergrond het sterkst te zien is. Zijn bijdrage is een soort grote installatie, bestaande uit een aantal wanden met muurschilderingen, tekeningen en zeefdrukken. Dat verzamelingsachtige doet, samen met het formaat van de installatie, denken aan buitenmuren waar ook vaak verschillende pieces naast elkaar staan. Het kenmerkende handschrift van graffitikunstenaars is echter grotendeels afwezig. Meestal werkt Erosie met abstracte vormen, in een effen kleur tegen een dito achtergrond. Ze zien eruit alsof hij graffitiletters steeds verder is gaan abstraheren, tot er Jean Arp-achtige vormen overblijven, met een popartknipoog. Erosie is tevens de kunstenaar die nog sterk vasthoudt aan het platte vlak, of dat nu een muur is of iets dat ingelijst kan worden. Hoewel zijn beeldtaal in zekere zin overeenkomsten vertoont met die van Tellegen, lijkt Erosie niet zo ver durven te gaan als zijn collega. Dat maakt zijn bijdrage zeker niet slecht, maar wel minder spannend.

De getoonde werken van Akay (1969) hebben formeel gezien nog nauwelijks iets te maken met graffiti. Te zien zijn foto’s van performances en installaties waarbij hij flink ingrijpt in zijn omgeving –een politiewagen ondergespoten met verf bijvoorbeeld; de bijhorende agent staat er bedremmeld bij –, al blijft door zulke statische beelden soms onduidelijk hoe hij precies te werk is gegaan. Gelukkig zijn er ook video’s van hem te zien, uit zijn serie Instruments of Mass Destruction; ondertitel: ‘complicated technical solutions to aide in simple acts of vandalism’. Een lange rij pallets bijvoorbeeld, valt als dominostenen om, waarna er een schuurtje instort.

Voor een andere performance bevestigde Akay twee spuitbussen aan een fietswiel, waarmee zoals een spirograaf cirkels op de muur gemaakt worden: graffiti, maar dan door apparaten gemaakt 

Jeroen Erosie

Akay

Akays graffitiachtergrond lijkt alleen nog zijn mentaliteit te beïnvloeden, getuige een performance als Robo-Rainbow: een robotarm die een regenboog schildert op een muur. Voor een andere performance bevestigde hij twee spuitbussen aan een fietswiel, waarmee à la een spirograaf cirkels op de muur gemaakt worden: graffiti, maar dan door apparaten gemaakt. Deze acties kennen een gelaagdheid, een geschiedenis, die ze boeiend maakt, ook al ben je er zelf niet bij. Ze gaan namelijk terug op Tinguely’s Métamatics: machines die zelf kunst maakten. Die werken worden algemeen opgevat als ondermijning van de genie en het handschrift van de kunstenaar. Voor deze performances gaat hetzelfde op: veel graffitimakers werken immers hard aan hun eigen handschrift, dat hen, hoe anoniem ze vaak ook moeten opereren, toch een eigen naam kan bezorgen – een identiteit.

Akay geeft die eigen identeit plagerig uit handen door zijn gebruik van machines, alsof graffiti niet zozeer een beeldtaal is, maar vooral een mentaliteit die moet draaien om verstoring, en níét om je ego op de muur achter te laten. Daarin lijkt hij Boris Tellegen te spiegelen, die de visuele kenmerken van graffiti is gaan abstraheren en doorontwikkelen, tot een eindresultaat dat nauwelijks herinnert aan de rebelse uitgangspunten van graffiti. Jeroen Erosie daarentegen laat zowel duidelijke sporen van de beeldtaal als de mentaliteit zien; je zou hem ergens tussen zijn twee collega’s kunnen plaatsen. Wat ze uiteindelijk alle drie gemeen hebben is dat ze laten zien dat vorm en inhoud van graffiti ook best van elkaar gescheiden kunnen worden, en dat dat prikkelende mogelijkheden oplevert om je als kunstenaar te blijven ontwikkelen.

Foto’s: Ralph Roelse

Annex, Concordia, Enschede, t/m 25.11.2018

Maarten Buser

is dichter en kunstcriticus

Recente artikelen