metropolis m

Sarah Pichlkostner, If the moon was a cookie, installation view, P/////AKT, 2018

Sarah Pichlkostners iele sculpturen wekken herinneringen op. De lichamelijke (en geslaagde) tentoonstelling If the moon was a cookie bij P/////AKT krijgt de bezoeker zelfs op de knieën.

Bij binnenkomst in de ruimte van P/////AKT, waar Sarah Pichlkostner haar werk presenteert, is de tentoonstelling in één oogopslag te overzien. Ook is meteen duidelijk dat de ruimtelijke vormen van het werk dwingen tot rondlopen. Naast dat het werk het lichaam van de bezoeker oproept zich te verplaatsen, heeft het ook een sensuele uitstraling. De dunne draden die aan het plafond hangen, vragen om licht blazen of aanraking. In de witte ruimte, die gevuld is met nagenoeg kleurloze constructies (op één werk na, daarover later meer), werpt een projector paarsblauw licht dat sfeer geeft aan tenminste een deel van de tentoonstelling. De sfeer is subtiel aanwezig en dat geldt ook voor de presentatie als geheel; van een statement dat er dik bovenop ligt is geen sprake.

De presentatie dwingt de bezoeker op die manier te zoeken naar betekenis, door bijvoorbeeld om de constructies heen te lopen, op zoek naar eventuele samenhang. Als je meegaat in dat spel kan aftasten leiden tot gevoeligheid. Op zoek naar een clou vallen me de lichtbakken aan het plafond op, die op één na half uit hun armaturen zijn getild waarbij de tl-balken zijn ingepakt om het licht wat te dempen. Is hier sprake van een pragmatische oplossing om de verlichting van de ruimte aan te passen, of schuilt er meer achter? Dat laatste zou het geval kunnen zijn omdat die ene normale bak aan weerszijden door gordijnen van draad wordt geflankeerd. Maar overinterpretatie ligt op de loer wanneer het werk weinig over de betekenis prijsgeeft. De ervaring wordt daarentegen wel door de kunstenaar gestuurd, ook dat gebeurt op een subtiele wijze. Een deel van de ruimte gaat bijvoorbeeld verstopt achter een muur, waarachter aan het gebrom te horen duidelijk iets gebeurt. Om te zien wat, moet je door een blauw venster kijken dat vanaf de grond tot ongeveer een meter hoog reikt. Kijken impliceert hier door de knieën gaan. Zonder het me goed te beseffen, kniel ik voor het doorkijkje om daar draden als de straal van een regendouche te zien dansen in de luchtstroom van een ventilator. Het was een betekenisvolle handeling, bijna een ritueel. De laatste keer dat ik devoot knielde voor een kunstwerk was in de Florentijnse San Pancrazio kerk, waarin de door Leon Battista Alberti ontworpen Rucellai-grafkapel haar binnenkant alleen prijsgeeft via een uitsparing boven de marmeren vloer. Het lijkt dat Pichlkostner uit is op de ervaring die via het lichaam ontstaat bij het zien van haar werk en niet zozeer iets als devotie wil afdwingen, want daarvoor is de presentatie van de rest van de ruimte te strak.

[blockquote]De laatste keer dat ik devoot knielde voor een kunstwerk was in de Florentijnse San Pancrazio kerk, waarin de door Leon Battista Alberti ontworpen Rucellai-grafkapel haar binnenkant alleen prijsgeeft via een uitsparing boven de marmeren vloer

Sarah Pichlkostner, If the moon was a cookie, installation view, P/////AKT, 2018

Sarah Pichlkostner, If the moon was a cookie, installation view, P/////AKT, 2018

Sarah Pichlkostner, If the moon was a cookie, installation view, P/////AKT, 2018

De beweging die door de ventilator wordt veroorzaakt, lijkt via een slangen- en buizenstelsel door de muur naar de rest van tentoonstellingsruimte te worden verplaatst. Door het stelsel stroomt water, zo valt te zien aan het plasje dat op de vloer ligt. De plastic slangen waardoor het water sijpelt, lijken nog het meest op ziekenhuismateriaal; van die buisjes die via de neus een vloeistof het lichaam binnenbrengen. Het levert hoe dan ook  een treurige aanblik op, de associatie met dit beeld is altijd die van iemand die ziek is.

Hieruit ontstaat de indruk dat het werk over kwetsbaarheid gaat, mede door de materialen waaruit deze zijn gemaakt. Een zacht blazen doet de slierten die aan het plafond hangen al bewegen terwijl de buisjes van glas geen bezoekers zullen verdragen die argeloos achteruit lopen om -oeps- alles op de foto te krijgen. Wat de indruk dat het werk over kwetsbaarheid gaat echter weer zachtjes onderuithaalt , is het onderlinge systeem dat de werken met elkaar verbindt, de tentoonstelling is geen verzameling van individuele objecten. De buizen en slangen verbinden de werken. Waar dat niet letterlijk het geval is, zorgt de sterke overeenkomst in uitstraling tussen de werken dat deze onmogelijk los van elkaar kunnen worden gezien. Zelfs de muren van de ruimte zijn onderdeel van de installatie, blijkt uit het verzonken lichtsnoer die zwak door het pleisterwerk schijnt. Als samenspel van iele sculpturen, muren, betonnen pilaren en ontastbaar blauw schijnsel wordt het werk als systeem toch krachtig, zodat het lichaam licht, maar effectief, wordt gestuurd en het niet alléén een bedreiging is voor de fragiele werken.

Sarah Pichlkostner, If the moon was a cookie, installation view, P/////AKT, 2018

Sarah Pichlkostner, If the moon was a cookie, installation view, P/////AKT, 2018

Dat het systeem gelezen kan worden als een metafoor, blijkt uit de (korte) begeleidende tekst bij de tentoonstelling. Daarin wordt het woord ersatzhandlung gebruikt, een begrip uit de psychoanalyse (een verlangen dat noodgedwongen op een andere manier tot uiting moet komen, sublimatie volgens Freud) dat in de tentoonstelling eigenlijk moeilijk te herkennen valt. Even verderop in de tekst staat dat de kunstenaar met de objecten probeert om ‘the construction of memories’ te onderzoeken. Dat maakt het idee achter het systeem beter toegankelijk. Plotseling is de afgesloten ruimte iets dat alleen nog maar toegankelijk is op indirecte wijze, als een herinnering. Het is dan ook alleen daar dat er iets permanent beweegt, de objecten in de bewandelbare ruimte geeft alleen mee als je er iets mee doet (blazen bijvoorbeeld). Vanuit de afgesloten ervaring sijpelt de herinnering door. Het gelekte plasje is daar misschien wel het duidelijkste voorbeeld van: de herinnering verbeeld als een residu. Al vind ik de buis die vanuit het plafond een kromming maakt als een glijbaan ook een sterk voorbeeld van een verbeelding van de herinnering, omdat deze uitmondt in een waaier aan metaaldraad die door vertakking vervaagd. Het systeem, Pichlkostner spreekt zelf eerder van setting, lijkt dus te begrijpen te zijn als de werking van het geheugen.

Dan nog de titel; ‘If the moon was a cookie’ blijkt een liedje uit Sesamstraat te zijn dat door Cookie Monster is vertolkt (‘I’d ride in a rocket and go take a bite’). De titel is in lijn met Pichlkostners eerdere verwijzingen naar de maan, bijvoorbeeld voor de tentoonstelling in Ketelfactory (2017) It can talk in any language in 384.400 kilometer waarbij in de titel de afstand tussen de aarde en maan werd genoemd. Mogelijk is dit liedje een jeugdherinnering van de in 1988 geboren Oostenrijkse kunstenaar. Die persoonlijke noot maakt het werk al minder klinisch. Het enige zachte, aaibare, materiaal in deze tentoonstelling is een boemerangvorm die met een gevulde stretchstof is omspannen. Het sterrenstelsel dat op deze maillot is geprint -daarmee niet erg stijlvol- brengt een persoonlijk kledingstuk samen met de interesse voor ruimte en hemellichamen. 

Sarah Pichlkostner, If the moon was a cookie, installation view, P/////AKT, 2018

Als voorbereiding op tentoonstellingen is Pichlkostner vaak wekenlang in de ruimte aanwezig, waarna ze het werk in situ maakt (zie bijvoorbeeld het interview met Metropolis M in aanloop naar de tentoonstelling in Ketelfactory). Een zorgvuldige plaatsing van de werken in de ruimte wordt daarom vaak genoemd als kwaliteit van Pichlkostners presentaties (gebalanceerd, zo werd opgetekend in een Oostenrijkse krant). Voor de huidige tentoonstelling verbleef de kunstenaar drie weken in een kamer boven de presentatieruimte. Toch is er dit keer geen sprake van een plaatsing in de ruimte maar eerder met de ruimte. Ook op visueel vlak werkt dat overtuigend: de buizen die Pichlkostner in elkaar zette, lijken sterk op de leidingen die onderdeel zijn van het gebouw, zodat visueel isoleren niet mogelijk is. De installatie maakt daarmee de al aanwezige architectuur tot integraal onderdeel van het werk.  

Het opnemen van de ruimte in het werk maakt nog niet dat duidelijk is wat er in die ruimte gebeurt. Als de gesuggereerde psychologische lezing leidend mag zijn, dan verwacht ik een meer persoonlijk relaas. Tussen de constructies zijn slechts een paar hints van persoonlijke herinneringen te bekennen, de vraag blijft waar die herinneringen dan voor staan. De boemerang vormt de uitzondering op de regel: een persoonlijk object staat voor iets groters en wordt daar een uitdrukking van. Maar een kunstenaar die een kijker zo ver weet te bewegen om te knielen voor een werk, die mag de vraag waarvoor we dan knielen, terugverwachten.

Alle foto’s: Charlott Markus

Sarah Pichlkostner – If the moon was a cookie, P/////AKT, Amsterdam, t/m 16 december

Jorne Vriens

is kunsthistoricus

Recente artikelen