metropolis m

De nieuwe collectiepresentatie Ars longa, vita brevis van het Rijksmuseum Twente gaat kriskras door de museumcollectie heen – inderdaad op de transhistorische wijze die de laatste tijd zo in de mode is. De Twentenaars doen dat zonder het woord zelf in de mond te nemen maar door een reeks kunstenaars het curatorschap in handen te geven.

Het Rijksmuseum Twenthe was er al vroeg bij met het transhistorisch cureren. In 2012 stelde schrijver Atte Jongstra een associatieve, ahistorische tentoonstelling samen met werk van binnen en buiten de museumcollectie. De nieuwe collectiepresentatie Ars longa, vita brevis, gaat erop door met een opstelling van werken dwars door de museumcollectie heen, transhistorische zoals dat tegenwoordig zo modieus heet. Nationaal en internationaal wordt er veel gepraat over transhistorische exposities: werk uit verschillende perioden samen laten zien, uit dito landen en werelddelen, en met dito geschiedenissen, die worden gepresenteerd op niet-chronologische wijze, zonder vast te houden aan aloude kunsthistorische kwalificaties en ordeningsprincipes. In de praktijk zit er niet of nauwelijks een lijn in dergelijke exposities en lijkt de term transhistorisch al snel een dekmantel voor gemakzucht. Gooi maar alles bij elkaar, zonder dat je je echt druk hoeft te maken of dat allemaal wel binnen een overkoepelend verhaal past. Het begrip ‘transhistorisch’ dreigt het woord ‘eclectisch’ achterna te gaan: een eufemisme voor een bij elkaar gezocht rommeltje.

Het is misschien een voordeel dat het Rijksmuseum Twenthe het woord ‘transhistorisch’ in de communicatie rondom Ars longa, vita brevis niet gebruikt, en dus ook niet de verdenking op zich laadt mee te bewegen met een trend. Internationaal wordt de laatste jaren veel gesproken over de kunstenaar als curator, over een tentoonstelling maken zoals een kunstenaar dat zou doen, over denken als een kunstenaar. Het museum deed dat en nodigde gewoon negen kunstenaars uit om een eigen zaal te vullen met eigen kunst en werk uit de collectie, aan de hand van thema’s als ‘Behoefte en beheersing’ en ‘Macht en onmacht’. Die verwijzen uiteindelijk naar het centrale idee dat tevens de ondertitel van de expositie is: ‘het menselijk leven in negen episodes’. Dat klinkt ambitieus en zwaar, maar dat valt in de praktijk mee: die thematiek is eerder een niet al te dwingend kader waarbinnen de kunstenaars aan het werk gingen.

Het thema waarmee Philip Vermeulen aan de slag mocht, vat de opdracht misschien wel het best samen: ‘Spelen en beteugeling’. Samen hebben de kunstenaars de museumcollectie eens lekker opgeschud; niet veel meer, maar ook zeker niet minder. Het sympathieke is bovendien dat de begeleidende teksten geen theoretisch rookgordijn optrekken, maar juist een kijkje geven onder de motorkap van de expositie – en daarmee ook in het transhistorische fenomeen zelf.

[blockquote]Transhistorisch cureren is eigenlijk een nogal late postmoderne stuip: het dominante verhaal – de vaak partijdige kunstgeschiedenis zelf dus – aan de kaak stellen, en eventueel de kunstenaars en culturen tonen die daarbuiten vallen

Ars longa, vita brevis. Berend Strik 'Het mysterie en het verlies daarvan'

Ars longa, vita brevis. L.A. Raeven 'Behoefte en beheersing'

Transhistorisch cureren is eigenlijk een nogal late postmoderne stuip: het dominante verhaal – de vaak partijdige kunstgeschiedenis zelf dus – aan de kaak stellen, en eventueel de kunstenaars en culturen tonen die daarbuiten vallen. Ars longa, vita brevis doet niet aan dergelijke politieke stellingnames, maar voelt wel heel postmodern, want centrumloos, aan, à la Jean-Francois Lyotards uitspraak ‘het einde van de grote verhalen’.

De negen kunstenaars tonen hun eigen kleinere verhalen –in wat eigenlijk vooral contexten zijn. Die contexten kunnen de lading van werken erg veranderen, zo blijkt al uit de eerste zaal. Kunstenaar/ontwerper Bart Hess kreeg het thema ‘Begeerte’ mee. Een van de werken die hij uitkoos is een schilderij waarop twee mythische figuren met elkaar vechten. In de context van zijn tentoonstelling lijkt die mythologische achtergrond er niet toe te doen: waar het om gaat is het worstelen, het fysieke, en door het begeertethema zou je er zelfs een zweem erotiek in kunnen zien. Het contrast is groot met Hess’ eigen klinische en daarom ook zo ongemakkelijke Life Instinct (2018): een groep wriemelende, wormachtige objecten die even organisch als kunstmatig lijken. Zulke momenten laten de potentie van transhistorische exposities zien: kunstwerken die samen even aan hun eigen geschiedenis en kader ontstijgen en zo iets nieuws bewerkstelligen.

Een interessant verschijnsel is dat transhistorische exposities vaak voorbijgaan aan de traditionele white cube. Het is dan ook opvallend (of misschien juist niet) dat de inhoudelijk minst verrassende zaal van Ars longa, vita brevis óók het traditioneelst ingericht is. Wijlen Armando kreeg een typisch Armandoësk thema mee: ‘De schoonheid van het kwaad’. Het is de enige ruimte van de presentatie waarin alleen schilderijen hangen: die van de kunstenaar zelf, maar ook romantische of juist voorzichtig naar abstractie neigende landschappen van anderen. De samenhang is groter, of in elk geval duidelijker, dan de andere ruimtes, maar dat gaat ten koste van de verrassing. Andere zalen zijn vaak veel incoherenter – die van L.A. Raeven en Berend Strik bijvoorbeeld voelen rommelig aan –, maar de verrassing is toch groter.

Het thema waarmee Philip Vermeulen aan de slag mocht, vat de opdracht misschien wel het best samen: ‘Spelen en beteugeling’

Ars longa, vita brevis. Philip Vermeulen 'Spelen en beteugeling'

Tot slot verdient de zaal van Philip Vermeulen een speciale vermelding. Van hem is de grote installatie 10 Meters of Sound (2014-2018) aangekocht: vier elastieken kabels, elk tien meter lang, die eenmaal draaiend duizelingwekkende patronen maken. Hij kreeg, zoals gezegd, het thema ‘Spelen en beteugeling mee’, en combineert zijn installatie met zowel minimalistische, abstracte kunst als de optische illusies van François Morellet. Die keuze zegt bovendien veel over Vermeulens eigen installatie: speels, bewegelijk, maar dat was niet mogelijk geweest zonder daar een specifiek kader – specifieke regels – voor te scheppen. De werken van Rembrandt en Jan Steen die Vermeulen óók uitkoos, vallen helaas buiten die context en lijken er maar een beetje bij te hangen. Uiteindelijk geldt hetzelfde voor Ars longa, vita brevis, én voor transhistorische exposities in bredere zin: een afwisseling van treffers en missers.

Alle foto’s: Lotte Stekelenburg

Ars longa, vita brevis. Het menselijk leven in negen episodes, Rijksmuseum Twenthe, Enschede

Maarten Buser

is dichter en kunstcriticus

Recente artikelen